Dit stukje heb ik geschreven voor Levensbeschouwing op school, we hadden de opdracht om in de huid van iemand te kruipen en te op te schrijven wat hij/zij allemaal denkt. Ik wil graag weten of ik niet te erg heb overdreven en of de schrijfstijl wel een beetje goed is...
---
Raar dat ik nu op de computer typ, in plaats van gewoon schrijf. Ik zal dit wel gewoon in m’n dagboek plakken natuurlijk. Maar ik heb zo het idee dat ik fouten nog kan editen als ik wil en het gaat zoiezo sneller als schrijven. Want er zijn dingen waar ik over wil praten, ja. Maar waar ik met niemand over kan praten. Zoals je al weet – je hebt nu ondertussen al hele verhalen over Jesse en Imke gehoord – ben ik nu op het punt beland dat ik tegen geen van beiden echt kan zeggen wat me dwarszit. Bij Imke moet ik me bewijzen en doe ik me vooral kinderachtig voor. Ze kent me niet eens echt. En Jesse... Tjah, bij Jesse kan ik gewoon mijn verhalen niet meer kwijt. Hij heeft nu denk ik een soort image van me in zijn hoofd, nep, zielig, naaperig, een meeloper. Ééntje die zegt dat ze er geen is.
Maar ik weet niet wie ik ben, echt.
Hoe kunnen mensen mij nou leren kennen, of van me houden, als ze mij niet kennen? Als ik mezelf niet ken? Ik weet niet eens wat er zich allemaal in mij afspeelt. Ben ik wel dezelfde? Dan weer gelukkig... Dan weer triest. Dan wil ik me het liefst in zo veel mogelijk zwart kleden en dan weer zit ik te giechelen met Imke over jongens. (He wants to kiss you, he wants to love you, he wants to hold you... He wants to SCREW you.)
Zou ik durfen mezelf in “gothic-kleding” te kleden? Ik heb het altijd al mooi gevonden. En niet alleen de kleding. Ook hoe Goths zijn... Maar ik...Durf ik wel? Heb ik het lef?
Of ik wel eens met het mes aan mijn pols heb gestaan? Nee. Nog nooit. Maar ik zie mezelf er wel voor aan. Dan druk ik het tegen mijn vel... Harder en harder... Net tot hij niet snijdt. Dan leg ik hem terug in de la en zeg tegen mezelf dat dit de juiste tijd niet is. Zo zou dat gaan.
Ik ben geen meeloper. Ik heb denk ik zelfs pech dat ik in het ‘tijdperk van de meelopers’ terecht ben gekomen.
Owneej, denken de mensen dan, daar heb je nog zo’n depressieve puber die zogenaamde zelfmoordneigingen heeft om medelijden te wekken.
Het probleem is dat het niet zo is.
Ik wil écht een einde aan mijn leven maken. Ook al twijfel ik. Voor wie zou ik door moeten gaan? Maar toch, er zou later nog wat kunnen gebeuren... Zo is het altijd bij mij: LATER.
Oh, ik weet zeker dat er mensen zijn die van mij houden. Of dat denken. Mijn ouders. Het probleem is dat ik niet van ze houdt. Ik mag ze niet, vooral mijn moeder niet. Ze rookt veel en ze drinkt ook best veel wijn. Ik denk niet echt dat ze er agressief van wordt, maar wel heel aangebrand. Dan doen wij (ik en m’n zusje) nooit wat goed. Ik heb alles wat mijn hartje begeert op materieel gebied (nou, ook weer niet zo overdreven... maar gewoon, niet dat het me iets ontbreekt ofzow) en dan zijn er nog mensen die denken dat ze om me geven maar dat nooit laten merken. Wat moet ik daar nou weer mee?
Oké. Ik laat zelf ook nooit wat merken. Zo ben ik nou eenmaal. Maar als iemand zou zeggen dat hij/zij van mij hield en ik hield ook van hem, zou ik dat zo zeggen. En dan zou ik wat sterker in mijn schoenen staan. Dan zou ik iets hebben waarvoor ik zou leven... Als iemand het nou zou gewoon zou zeggen. Iemand de moeite waard, dan. Egoïstisch, hè?
Ik kan me ook gewoon niet voorstellen dat leeftijdsgenootjes zo makkelijk leven. Alleen vrienden, seks, liefde, school...
Niks geen: spiritualiteit, “depressies”, zogenaamde vrienden. Of ik vroeger op school een stille was? Ja, absoluut. En in de eerste nog steeds.
Kreeg ergens dit jaar te horen van Lisa dat ik zo veranderd ben, niet meer zo stil, meer open. Misschien dat daarom iedereen meer over mij praat. Maar dan nog. Ik ben wel een beetje jaloers, laat het alleen niet merken.
De jongens praten meer met Imke... Die beweert weer wat anders... Maar ja. Niet interessant. Ik probeer mezelf wijs te maken dat er belangrijkere dingen zijn als ‘jongens’ enzo. Bijvoorbeeld de vraag: Wie Ben Ik? Ik las laatst ergens dat je je dat pas hoort af te vragen rond je 40ste ofzo. Huh?
Ben ik een voorloper ofzo?
Ik heb ook zo vaak hoofdpijn. Stekend. En ik ben misselijk. Niet alleen als ik ongesteld ben voel ik me zo, maar ik ben nooit écht ziek. Dan zegt m’n moeder dat ik overdrijf en dat ik me niet zo aan moet stellen.
Ik durf nooit mijn mond open te trekken. Of eigenlijk: ik durf wel, ben alleen bescheiden of denk dat anderen mijn commentaar overbodig zullen vinden. Meestal houd ik m’n kop als we op een familiefeestje zijn of ergens anders. In de klas ben ik ook best wel stil. Vraag nooit wat. Dan kom je zo dom over. Ik weet dat het niet zo is. Je moet vooral doorvragen! Je moet hoge punten halen!
Maar zo zit ik niet in elkaar.
Ik wou dat ik in een andere tijd geboren was. De Middeleeuwen hebben me altijd al gefascineerd.
Maar ik lul door elkaar. Weetje, ik typ dit denk ik vooral om mijn gedachten op een rijtje te krijgen. Anders gaat alles zo door elkaar. Maar ik moet op één lijn blijven. Dan voel ik me beter. Het inzicht op het leven van een vijftienjarig meisje. Nouja, ik ben net 2 maanden vijftien...
Maar ik ga verder... Ik fantaseer veel. Te veel denk ik. Ik wil zo graag dat er iets gebeurt. Iets wat mijn leven zou veranderen. Maar als het zo doorgaat zit ik als dertiger nog steeds zo aan de computer. Maar dan met de vraag: Wat heb ik van mijn leven gemaakt?
Als ik heel eerlijk moet zijn, denk ik niet dat ik de dertig haal. Haal ik de zestien wel?
Ik weet heel goed dat ik zwaktes heb. Momenten waarop ik er een einde aan wil maken. Maar ik wil er ook niks aan doen. Ik wil geen hulp. Ik vind dat ik recht heb om te beslissen of ik dood wil of verder wil gaan. Ik vind het alleen zo kut dat niemand mij dan heeft gezegd dat hij van me houdt. Dan ga ik liefdeloos weg.
Wat is het volgende wat ik ga doen? Nou... Ik ga morgen naar school, en overmorgen en overmorgen ook. En dan weekend. En dan weer school. En weer weekend. En weer school. En dat jaren lang door. Met soms iets ertussenin dat gebeurt. Stom, hè? Als je er zo over nadenkt...
Met wie zou ik wél willen praten, dan? Met Sander denk ik. Maar als het er op aan zou komen zou ik niet weten wat ik zou moeten zeggen.
“San, luister, ik voel me niet echt gelukkig.”
“Waarom? Wat is er?”
“Nou... Ik...”
Wat moet ik dan in Godsnaam zeggen? Ik wil niet meer verder met mijn leven? Ik haat het hier? Wat moet ik doen?
“Ik wil er een eind aan maken.”
“Nee! Waarom?”
En dan alles vertellen? Welke alles? Dat ik me verraden voel door m’n “vrienden”, dat ik op mijn vijftienjarige leeftijdje nog niemand heb gevonden die van me houdt (wat heel normaal is denk ik), dat ik het nut niet zie om te leven, dat ik wens dat ik ergens/iemand anders was? Dat ik het gewoon niet zie zitten? Dat het al tijden zo bezig is? Dat ik al tijden lang niet meer weet wat ik moet/ben/wil?
Ik zou het nooit zeggen. En ik zou hem nooit vragen of ik met hem zou kunnen praten.
Ik vraag me vaak af wat er zou gebeuren als ik op school flauw zou vallen ofzo. Heel raar, eigenlijk. Aandacht? Wil ik echt aandacht? Is that where it’s all about? Nee. Echt niet.
Ik houd me hier gewoon te veel bezig mee. Ik moet me concentreren op andere dingen. En als ik dit terug lees is het van een ander. Niet van mij. Nooit gezien. Nooit gevoeld. Nooit getypt. Nooit gehuild.
En ik wil verdomme schreeuwen en krijsen en huilen en alles tegelijk en bij iemand in de armen vallen en zeggen dat ik niet meer wil. Ik wil gerustgesteld worden. Maar ook weer niet. Ik wil ook alleen zijn. Ik wil mezelf bewijzen dat ik het ook in m’n ééntje aankan. Ik heb niet veel keus eigenlijk. Ik zou het wel moeten. Wat zou ik eigenlijk aan moeten kunnen? Mezelf? Laat me niet lachen. Ik maak het mezelf gewoon moeilijk. Als ik m’n polsen doorsnijdt ben ik daar van af. Is iedereen van me af. Beter. Maar ik doe het toch niet, nu niet. Misschien morgen, of over een maand of een jaar... Of twee jaar.
En als ik mijn achtiende levensjaar haal, zet ik een tattoeage op mijn linkerschouder.
Pijnlijk. Who cares? Who cares anyway?
Wat maakt het nou die miljarden mensen uit wat mij allemaal aangaat? Al die kinderen en arme mensen in ontwikkelingslanden. Elke dag gaan er mensen dood en ik ben me verdomme alleen maar druk aan het maken over mijn zielige probleempjes. Dat is wat ik ben: zielig. En egoïstisch. Maar ik blijf wel bezig met mezelf want uiteindelijk blijf ik mezelf. En niemand anders.
Laatst gewijzigd op 25-05-2004 om 15:19.
|