Oud 30-10-2001, 11:29
- Praga Khan -
Avatar van - Praga Khan -
- Praga Khan - is offline
Ik heb hierover veel informatie nodig voor mijn eindwerk !!
Please help mij , ik zal u eeuwig dankbaar zijn !!!!!!!
__________________
17. Christian Wilhelmsson/Praga Khan
Met citaat reageren
Advertentie
Oud 30-10-2001, 14:32
DE bezoeker
DE bezoeker is offline
Citaat:
Ilicboy schreef:
Ik heb hierover veel informatie nodig voor mijn eindwerk !!
Please help mij , ik zal u eeuwig dankbaar zijn !!!!!!!
Om een of andere reden voel ik me aangesproken. Neem een goede zoekmachine, b.v. www.ixquick.com , dan vind je beslist zeer bruikbare informatie.

Met citaat reageren
Oud 15-11-2001, 20:11
Amiah
Amiah is offline
Cicero, Marcus Tullius (Arpinum 3 jan. 106 v.C. - Caieta 7 dec. 43 v.C.), Romeins staatsman, advocaat, prozaschrijver en filosoof, wordt algemeen beschouwd als de grootste Romeinse politieke redenaar. Hij was geboren uit een familie die tot de ridderstand behoorde, en ging al vroeg naar Rome, waar hij in 81 voor het eerst als advocaat optrad in een civiele procedure (Pro Quinctio). Als afsluiting van zijn studie maakte hij een reis naar Griekenland en Klein-Azië (op Rhodos o.a. volgde hij lessen bij de stoïcijn Posidonius), en keerde in 77 naar Rome terug. In 75 begon zijn carrière als homo novus, hij werd quaestor in Sicilië, waar hij zich door zijn onbaatzuchtig optreden zo populair maakte, dat de Sicilianen hem in 70 opdroegen hun zaak in het befaamde proces tegen de uitzuiger Verres te bepleiten. In 69 werd hij aedilis, in 66 praetor, en in 63 volgde het consulaat. In dat jaar onderscheidde hij zich door het verijdelen van de samenzwering van Catilina. Dit leverde hem de titel 'Pater Patriae' op, maar ook de vijandschap van de grote drie: Pompeius, Caesar, Crassus, die door tussenkomst van Clodius zijn verbanning bewerkten in 58. Een jaar later wisten vrienden zijn terugroeping door te zetten. In 51 vervulde hij nog de functie van stadhouder van Cilicië; bij zijn terugkeer begin 49 was in Rome de eindstrijd om de macht tussen Caesar en Pompeius in volle gang. Na lange aarzeling koos Cicero partij voor de laatste, die in 48 te Pharsalus verslagen werd. Toen trok hij zich uit het openbare leven terug om zich toe te leggen op het schrijven van wijsgerige en retorische werken.
Bij de politieke moeilijkheden voegden zich grote huiselijke zorgen. In 46 liet hij zich van Terentia, met wie hij in 77 was gehuwd, scheiden; in 45 stierf zijn dochter Tullia, met wie hij zich steeds zeer verbonden had gevoeld. Na de moord op Caesar in 44 vlamde nog eenmaal zijn politieke belangstelling op: hij wierp zich op als verdediger van de republiek, die thans door Marcus Antonius werd bedreigd. Het driemanschap in 43 tussen Octavianus, Antonius en Lepidus eiste als zoenoffer het hoofd van de grote redenaar; eind 43 werd hij door soldaten van Antonius op het strand gedood.
In de Latijnse letterkunde is Cicero vooral als redenaar bekend geworden: 57 redevoeringen zijn bewaard, ca. 48 zijn verloren gegaan. Hij placht ze, nadat ze gehouden waren, voor publicatie te bewerken; sommige zijn echter nooit gehouden, zoals bijv. de tweede tegen Verres en de tweede Philippische. Opvallend zijn het meesterlijke gebruik van pathos, geestigheid en sarcasme, het zuiver klassieke taalgebruik, de brede ontwikkeling en de vele literaire reminiscenties. Ze vormen bovendien een belangrijke bron voor de kennis van de Romeinse samenleving. Enkele van de belangrijkste redevoeringen zijn: die in 70 tegen Verres (In Verrem), De imperio Cn. Pompei of Pro lege Manilia (66), waarin hij pleitte voor het geven van buitengewone volmachten aan Pompeius, de vier Orationes in Catilinam (63), de Pro Murena (63) in verband met een aanklacht wegens omkoperij bij de consulverkiezingen, de Pro Milone (52) in verband met de aanklacht wegens moord op Clodius; voorts de Caesarianae: Pro Marcello, Pro Ligario, Pro rege Deiotaro (46-45), waarin hij de gunst van Caesar inriep voor zijn cliënten, en ten slotte de zgn. Philippische redevoeringen (44 en 43) tegen Antonius.
Cicero heeft zich ook beziggehouden met de theorie van de welsprekendheid, o.a. in: De oratore (55) en Brutus en Orator, beide uit 46. Ze zijn geschreven in de vorm van dialogen, waarin verschillende, onderling afwijkende standpunten tot uitdrukking komen. Daarmee introduceerde Cicero naar Grieks voorbeeld (Plato en Aristoteles) een nieuw genre in de Latijnse letterkunde, dat bijv. bij Seneca en Tacitus navolging heeft gevonden. Dezelfde vorm gebruikte hij voor zijn filosofische verhandelingen. De oratore is een poging een programma van algemene, filosofische en culturele vorming te verbinden met de scholing in de technische regels van de retoriek. Uit hoofde van de belangrijke ethisch-politieke rol die Cicero de redenaar in de samenleving toedenkt, gaat hij er nl. van uit dat retoriek en filosofie niet met elkaar in strijd zijn, maar een eenheid (moeten) vormen. In Brutus geeft hij een historisch overzicht van de ontwikkeling van het Latijnse proza sedert het begin en hij eindigt met een beschrijving van zijn eigen ontwikkeling als prozaïst. Tevens wilde hij erin laten zien dat de ontwikkeling van het Latijnse proza vanaf het begin in het teken van de asianistische stijlbeweging had gestaan. In de Orator is dezelfde tendentie aanwezig; hij schetst hier het ideale beeld van de redenaar en schenkt bijzondere aandacht aan het prozaritme.
De filosofische geschriften, als bron voor de hellenistische filosofie van onschatbare waarde, vormen - ook kwantitatief - een belangrijk onderdeel van Cicero's oeuvre. Cicero is geen zelfstandig filosoof. Door zijn opleiding en voortdurende zelfstudie was hij echter volkomen thuis in de belangrijkste filosofische stromingen van zijn tijd: de Stoa, het epicurisme (zie Epicurus), het scepticisme (zie Sceptici) en de door denkers als de stoïcijn Posidonius en de platonicus Antiochus van Ascalon gepropageerde terugkeer naar de grote klassieke filologen. Met name had Antiochus betoogd dat er tussen de verschillende richtingen geen inhoudelijke verschillen bestonden. De sceptische Academie had op de bestaande verschillen juist de grootst mogelijke nadruk gelegd. Deze onderling tegenstrijdige tendensen bepalen gezamenlijk Cicero's presentatie van de Griekse filosofie aan het Romeinse publiek. Zelf is Cicero m.n. in de ethiek geporteerd voor het stoïsche standpunt (zie stoa [filosofie]), dat volgens hem rationeel, maar met betrekking tot ervaringsgegevens niet hard te maken valt. Daarom is hij bereid in principe ook met minder verstrekkende opvattingen genoegen te nemen, zij het met het ideaal steeds voor ogen. Op vergelijkbare wijze geeft hij inzake het lot van de ziel na de dood de voorkeur aan het platonische standpunt, maar is hij bereid het wat minder vergaande standpunt van de Stoa voor lief te nemen. Scherp afwijzend staat hij in ieder geval altijd tegen de zijns inziens te weinig verheven, simplistisch-naïeve opvattingen van de epicureërs.
In de kennistheorie stelt hij zich niet op een stoïsch, maar op een sceptisch standpunt: zekerheid aangaande de betrouwbaarheid van een indruk is principieel nooit gegeven. Daaraan verbindt hij echter de niet direct sceptische conclusie, dat het dogmatische, onbewijsbare (bijv. stoïsche of platonische) ideaal mogelijk de waarheid biedt en in ieder geval de voorkeur behoort te verdienen.
Historisch is het belang van Cicero voor de filosofie vooral daarin gelegen dat hij - ook al staat hij niet alleen - de filosofie in de Latijnse wereld heeft geïntroduceerd en in het Latijn een filosofisch vocabulair heeft geschapen.
Zijn eerste filosofische geschriften, uit 54 en 53, zijn van wijsgerig-politieke aard en beide slechts fragmentarisch overgeleverd; het zijn De republica, over de beste staatsvorm, met aan het slot de bekende 'droom van Scipio' (Somnium Scipionis), waarin hij de beloning schildert voor hen die zich verdienstelijk hebben gemaakt voor de staat, en De Legibus, over de wetgeving. De overige filosofische geschriften zijn tussen 48 en zijn dood tot stand gekomen: de Paradoxa stoicorum; de inleiding op de filosofie de Hortensius (in fragmenten bewaard), die grote invloed had op Augustinus; de Lucullus en Academica, over epistemologische problemen; De finibus bonorum et malorum (= Over het hoogste goed en het grootste kwaad), waarin in boek 1 en 2 de Epicureërs, in 3 en 4 de Stoïcijnen en in boek 5 de Peripatetici aan bod komen; de Tusculanae disputationes (= Gesprekken in Tusculum) in vijf boeken, over de houding tegenover dood en pijn, over de hartstochten en het geluk; De natura deorum (over het wezen en de aard der goden), in drie boeken, waarin religieuze vragen van epicurisch en stoïcijns standpunt worden behandeld en in boek 3 (slechts gedeeltelijk bewaard) de kritiek van de sceptische Academie op de beide andere scholen wordt gegeven.
Voorts dienen genoemd: De divinatione, pro en contra het stoïsch geloof aan mantiek; De fato (over het determinisme); De officiis (= Over de plichten), waarbij behalve Panaetius ook de Romeinse traditie aan het woord komt. Niet in dialoogvorm geschreven zijn: Cato maior seu de senectute (over de ouderdom) en Laelius seu de amicitia (over de vriendschap).
Cicero's brieven bestaan uit 861 nummers. Ze zijn niet voor een breed publiek geschreven en werden pas na zijn dood gepubliceerd (door Tiro). Ze bestrijken de periode van 68 tot 43 en vormen een direct getuigenis van deze roerige en belangrijke tijd in de Romeinse geschiedenis. Men onderscheidt vier verzamelingen: Ad familiares, zestien boeken met brieven aan vrienden en bekenden, ook aan zijn vrouw; Ad Atticum, zestien met brieven aan Pomponius Atticus; Ad Quintum fratrem, drie met brieven aan zijn broer; Ad M. Brutum, twee met brieven aan Brutus.
Cicero's gedichten zijn grotendeels verloren gegaan; op zijn naam staan een epische beschrijving van het leven van de veldheer Marius, van de gebeurtenissen onder zijn consulaat, over zijn verbanning en over Caesars expeditie naar Brittannië. Bewaard is een aantal fragmenten van zijn vertalingen van de Phaenomena en Prognostica van Aratus, over hemellichamen en weersverschijnselen.
Vooral in de 19de eeuw is Cicero ijdelheid, onstandvastigheid, opportunisme en sluwheid verweten; vast staat echter dat zijn gehele leven in dienst heeft gestaan van de staat. In conservatieve geest zag hij alleen heil in het behoud van de oude republiek door 'concordia ordinum' (= samenwerking van de standen), d.i. een verbond van Senaat en 'equites'. Gezien de zeer verwarde politieke conjunctuur van zijn dagen kon hij ter bereiking van dat doel niet altijd rechtlijnig zijn.

__________________
Uit onderzoek is gebleken: Treinen rijden niet op tijd, maar op rails
Met citaat reageren
Advertentie
Reageren

Topictools Zoek in deze topic
Zoek in deze topic:

Geavanceerd zoeken

Regels voor berichten
Je mag geen nieuwe topics starten
Je mag niet reageren op berichten
Je mag geen bijlagen versturen
Je mag niet je berichten bewerken

BB code is Aan
Smileys zijn Aan
[IMG]-code is Aan
HTML-code is Uit

Spring naar


Alle tijden zijn GMT +1. Het is nu 16:33.