Registreer FAQ Ledenlijst Berichten van vandaag


Ga terug   Scholieren.com forum / Kunst & Cultuur / Verhalen & Gedichten
Reageren
 
Topictools Zoek in deze topic
Oud 15-09-2004, 19:19
Zut Alors!
Avatar van Zut Alors!
Zut Alors! is offline
Graag heel veel commentaar op mijn verhaal. Niet zozeer op spelfouten, maar vooral suggesties omtrent het verloop en het verdere verloop (ook al heb ik dat grotendeels al uitgestippeld). Laat ook maar even weten hoe je het vindt,
en vooral; Ik wil gelezen worden!!!



Drakenvuur

Het was nacht. Drie krijgers stonden aan de poort van hun dorp. Binnen de poorten was het feest nog in volle gang, maar zij stonden daar buiten, nauwelijks geroerd door de heerlijke geuren van het vlees en de geluiden, gevolgen van de rijkelijk vloeiende drank, niet eens reagerend op de wilde muziek die het feestgedruis overstemde, zo stonden ze daar in de warme avondbries. Ze negeerden het.
Ze hoorden Stilte.
Ze keken uit over de vallei, de bergen langs de noordflank en de paar bomen in hun zichtsveld, die het begin vormden van het bos dat aan de overzijde van het ravijn vorm had. Ze keken uit over het ravijn zelf, dat overspannen was met een touwbrug, breed genoeg voor twee man, zij aan zij, en dus niet snel te overbruggen door de vijand.
Maar de vijand kwam niet van die kant.
Een boog sprong, een pijl snerpte. De stilte die hun oren vulde was doorbroken.

De drie broers doken uiteen. Vanuit hun dekking seinden ze elkaar en grepen naar hun wapens. De oudste van hen kwam als eerst omhoog, gewapend met een speer en aan zijn zijde een leren zak met stenen kogeltjes. De wapens van een draak, in de juiste handen dodelijk. Hij schreeuwde naar zijn broers, “Ayraan! Chy kumta bjarthue!!” en in zijn vlucht maaide hij zijn speer in de rondte, de regen van pijlen van zich afslaand. Twintig vijanden had hij geteld. De tweede broer kwam ook omhoog. Hij zelf droeg ook een boog, en vuurde drie pijlen in de richting van de troep soldaten. Hoewel hij nauwelijks de tijd nam om de vijand te beschouwen, troffen twee van zijn drie pijlen doel. Hij was goed, bijna goed genoeg voor zijn toelating. Hij dook weer achter de rots, en wierp een blik op zijn jongste broer. In zijn ogen stond een blik van opwinding. Maar hij zei zijn broeder niets. Voor hem, al minstens twintig passen bij hen vandaan vocht Amyar, zijn oudste broer, zich een weg door de pijlen die neer bleven regenen uit de hemel. Hij greep naar zijn stok, die aan zijn gordel was bevestigd, dook zijn oudste broer achterna en liet Jonra in de steek.

Amyar was snel, bijna net zo snel als Chiroque was met zijn boog, maar de regen van pijlen belemmerde hem zijn hand vrij te maken om zijn stenen te werpen. Hij had beide handen nodig voor zijn speer, die met snelle, haast onzichtbare bewegingen de pijlen uit de lucht sloeg. Maar het was niet alleen zijn snelheid die hem beschermde. Hij bewoog zijn wapen rond hem heen gedreven door pure intuïtie. Hij bewoog met zijn hart, als een ware draak. En toen verscheen zijn broer naast hem.
Ook hij zwaaide met een wapen, maar hij rende, tevens zijn snelheid gebruikend om de pijlen te ontwijken. Hij rende met zijn staf recht op de troep krijgers af. Hij was roekeloos. Hij rende recht in de armen van de vijand.

Zo kalm en verdedigend als Amyar was in zijn zelfverzekerde loop richting de krijgers die hem bestookten, zo plotseling ging hij over in zijn aanval. Hij had zijn vijand de kans geboden om te vluchten. Maar zijn broer dwong hem zijn krachten te gebruiken. Chiroque was fysiek gezien sterk genoeg voor een draak, maar zijn geest was te kortzichtig. De vijand die voor hem stond was niet te onderschatten. Hoewel ze niks waren vergeleken met de kracht van een Draak, waren ze goed getraind, en geen enkele krijger zou het tegen twintig tegelijk op kunnen nemen. Toch rende Chiroque met volle vaart op hun af. Gelukkig besefte hij wel dat hij geen echte kans zou maken tegen de groep. Hij besefte het alleen te laat. Zijn eerste slag trof doel. Hij hoorde hoe de schedel barstte toen hij het hoofd van de soldaat voor hem van zijn romp sloeg. Met dezelfde draaibeweging sloeg hij zijn zware staf tegen het bovenbeen van de volgende krijger en hoorde weer gekraak van botten. Zijn volgende slag echter, werd afgeweerd. De terugslag bracht hem uit balans en wierp hem achterover. Voor hij op kon staan hief de soldaat zijn sabel…

Voor hij wist wat er gebeurde klapte de krijger met zijn rug op de stenen. De klap schoot door naar zijn hoofd. Hij zag het slagveld. Door een waas zag hij de kapotgeslagen lichamen van zijn broeders. Hij zag het, voor hem, ruim twintig meter bij hem vandaan. Het laatste wat hij zag was de Draak, de krijger, onnatuurlijk groot en angstaanjagend, midden op dat slagveld, badend in een rood, pulserend licht. Hij stond daar doodstil, met in zijn hand de speer die de soldaat en zijn kameraden had verslagen. Toen werd het zwart.

Chiroque zag hoe de krijger, vlak voor zijn sabel doel trof, werd geschept door de punt van Amyar’s speer, hoe de zijkant ervan in de buik van de soldaat sneedt, en hoe deze door de speer werd weggeslingerd. Dit alles zag hij in een flits gebeuren. Het volgende moment zag hij zijn broer voor hem staan, doodstil. Een angstaanjagende verschijning, gehuld in schaduwen, badend in licht. Zijn broer keek hem recht in de ogen. En toen zag hij hoe zijn broer weer veranderde, leek te krimpen. Het licht in zijn gezicht keerde terug en de vlammen zakten af. De woede echter, bleef.
Chiroque keek op naar zijn broer, nog steeds niet in staat te bewegen. “Amyar,” zei hij. “Ik…” Voor hij zijn zin af kon maken belandde de palm van zijn broer zijn hand tegen zijn wang en sloeg hij tegen de grond. “Jij onbeschofte vlegel! Ongehoorzame HOND!!!” Zijn broer schreeuwde tegen hem. “Ik had je gezegd dat ik ze aankon! Ik zou ze nemen!!!” Chiroque richtte zich op, maar voor hij weerwoord kon geven drukte zijn broer hem met de hak van zijn laars weer tegen de grond. “Je hebt totaal geen respect! Je had wel dood kunnen zijn! Godverdomme hond, ik schrok me KAPOT van jou!!!”

De spijt die Chiroque in eerste instantie had gevoeld, maakte plaats voor woede, dezelfde woede die zijn broer voelde, maar erger. Hij greep de laars vast die hem tegen de grond hield en trok zijn broer plotseling onderuit. Meteen dook hij bovenop en duwde zijn broer met beide schouders tegen de grond. “Nou moet je eens Goed LUISTEREN!!! Jij commandeert mij de hele tijd alsof ik je slaaf ben! Nee, alsof ik je HOND ben!!! Ik ben het ZAT!”
Op dit zelfde moment had bij Amyar de woede plaatsgemaakt voor verbazing. Bovenop hem zat zijn broer met vlammende ogen. Hij zag hoe de agressie oplaaide en bedacht dat het laatste wat hij nu nog wou ruzie was. Maar hij zag ook dat het nu al te laat was deze ruzie te voorkomen. Hij duwde zijn broer van hem af en stond op. Chiroque deed hetzelfde. Hij pakte Amyar, die nu bij hem weg liep, bij zijn schouder en draaide hem met een ruk om. Amyar keek naar hem met een kalme blik en plaatste zijn hand zachtjes op Chiroque’s borst. “Laat het gaan.” Weer draaide Amyar zich van hem af en begon van hem weg te lopen. De rust waarmee hij dat deed maakte Chiroque laaiend. “AMYAR!!! Nu Niet WEGLOPEN!!! We maken het AF!!!” Hij zag hoe zijn broer langzaam verder liep. “Hoor je me niet?!” Maar juist toen hij achter hem aan wou gaan zag hij Amyar toch zijn pas verlagen om zich plotseling om te draaien. “JUIST!!” riep hij hem toe. “Blijf staan als een man!”
Toen zag hij de wazige blik in Amyar’s ogen, de groene waas die ze langzaam deed oplichten. Hij zag zijn broer transformeren.

Zijn woede deed hem nu barsten. “Jij vuile…!!!” en in zijn woede hoorde hij niet de pijlen snerpen, zag hij ze niet vlak naast hem neerkomen. De groene gestalte die zijn broer was dook de lucht in en schoot over hem heen. Chiroque dacht aan niets meer, behalve zijn boog, en zijn broer. Hij greep naar zijn koker, en voor hij besefte dat deze leeg was had zijn hand al een pijl van de grond geraapt. Hij legde aan en schoot in de richting van de groene, vlammende Draak. In diezelfde richting zag hij nu de drie schutters staan die de slachtpartij van juist daarvoor hadden overleefd.

Een schreeuw doorboorde de lucht.

Later pas zou Chiroque beseffen dat deze schreeuw uit zijn eigen mond kwam. Schreeuwend keek hij toe hoe zijn broer, de vlammende Draak, in een zee van groen vuur neerdaalde in het ravijn.

Duisternis keerde terug. Vanachter de steen die de hele tijd zijn dekking was geweest zag Jonra hoe zijn broer Chiroque huilend, schreeuwend de overgebleven soldaten tot moes sloeg. Hij sloeg maar door en sloeg maar door. Uiteindelijk, net voor Jonra zijn blik wou afwerpen van dit walgelijke spektakel, liet Chiroque zijn bebloede staf uit zijn handen glijden. De stok kletterde neer op de rotsen en door de waas van tranen zag hij nu de ravage die hij had aangericht.

Jonra zag hem naar de bossen rennen en huilde. Hij hoorde niets van het opgewonden schreeuwen van de mannen die nu de poort uitkwamen. Hij voelde niets dan de pijn van verlies. Door zijn ogen zag hij niets dan tranen. Hij huilde: hij had zijn broers verloren.
__________________
Recht voor je raapje!

Laatst gewijzigd op 19-09-2004 om 18:47.
Met citaat reageren
Advertentie
Oud 16-09-2004, 21:37
Een Tweeling
Avatar van Een Tweeling
Een Tweeling is offline
Ik vind het verhaal, met in draken transformeren en zo wel cool bedacht - dat lijkt me wel wat! Het begon ook mooi beeldend en vlot, ik dacht dit kan wel iets worden.

Maar ik vind al die persoonswisselingen echt lastig lezen. Helemaal met die vage namen erbij, ik had er moeite mee het allemaal te begrijpen! Maar misschien is dat je stijl en doe je dat expres - zeg het dan, dan lees ik het nog eens. Maar IK vond het onoverzichtelijk.

Ook vind ik jammer dat je dialogen niet onder elkaar zet. Dat brengt echt meer overzicht, leest veel fijner - en begrijpender!
Eén ! is meer dan genoeg, je moet er niet mee gaan overdrijven, daar word het slordig van. En ook woorden in HOOFDLETTERS zetten, en dan andere weer zomaar met Hoofdletter midden in een zin en zo, is ook vreemd. Helemaal in hoofdletters is wel goed, dat brengt echt iets schreeuwend, nadrukkelijks, maar die hele zinnen - het lijkt net of ze altijd aan het schreeuwen zijn. Met een uitroepteken zit er toch ook voldoende kracht achter!

Waarom moest die ene zin in een vreemde taal, en de rest gewoon in het Nederlands? Was dat een soort van aanvals- strijdkreet of zo?
__________________
De dokter zei: 'volgens mij ben je schizofreen.' Maar wij denken van niet.
Met citaat reageren
Oud 17-09-2004, 12:43
duivelaartje
Avatar van duivelaartje
duivelaartje is offline
Wel een tof verhaal. Zit redelijk goed in elkaar. Wil het vervolg wel lezen als die er komt.

Verder ben ik het met Tweeling eens. Die hoofdletters vind ik echt overdreven. Het stoort me, nu lijkt het een simpel verhaaltje.
Volgens mij zet jij woorden die je wil benadrukken in hoofdletters, maar je kan beter een streepje op een bepaalde letter zetten. (Ik heb geen idee hoe ik hier streepjes neer kan zetten. Maar je weet vast ik bedoel. Zo'n streepje die je ook op het woord 1 zet.) Woorden in hoofdletters mag je wel gebruiken, maar dan misschien een paar keer... Het is zonde voor je verhaal. Werk dan met die accentjes op de letters. (Hoe leg je dat nou weer uit?)

Die namen vind ik best irritant. Amyar en Chiroque. Strompel strompel. Zal wel aan mij liggen... Een verhaal wordt er niet beter van als je er moeilijke namen in pleurt. (Het kan er wel slechter/minder goed leesbaar door worden...)

Er zitten ook nog wat spelfoutjes in, maar die ga ik er nu niet uithalen. Die 'strijdkreet' vind ik wel cool. Heb je de taal zelf bedacht?

Duivelaartje
Met citaat reageren
Oud 19-09-2004, 10:19
Zut Alors!
Avatar van Zut Alors!
Zut Alors! is offline
De namen heb ik een hele tijd geleden al bedacht en ik vind ze mooi, dus ik heb geen zin om ze te veranderen (ze horen voor mijn gevoel bij de personages). Je moet er even aan wennen, het is maar net hoe je ze leest. Amyar spreek je in feite gewoon uit als amjar en Chiroque uit sjierock of sjierook (ik doe soms de een soms de ander, bij LOTR zie ik de namen ook heel anders als de film). Maargoed, die hoofdletter(s) zijn misschien niet zo'n goed idee. Hier iig een volgend stuk.



Het was vijf jaar geleden gebeurd. En het vreemde was: hij had er nog nooit eerder over gedroomd. Maar nu stonden de beelden scherp op zijn netvlies, gierden de losgekomen gevoelens als was hij een uitgebarsten vulkaan. Het bloed stroomde zo snel door zijn aderen, zijn hartslag zo intens, dat zijn lichaam er licht van werd, zijn huid tintelde. Toen volgde de schreeuw…

Jonra werd wakker in het donker. De beelden schoten nog steeds door zijn hoofd. Helder. In de jaren die sinds die onheilspellende dag voorbij waren gegaan was hij niet vergeten wat er was gebeurd. Hij had het echter nooit helder voor ogen kunnen brengen. Hij had de beelden verdrongen, maar wat er was gebeurd wist hij nog als de dag van gisteren. Hij had die avond bij Chiroque gestaan, op de toren bij het wachtvuur. In het dorp werd feest gevierd, maar zijn broer had wacht. Jonra was het feestgedruis even ontsnapt om hem te vergezellen. Hij was ook degene die de naderende vijand uit de zuidelijke landen had opgemerkt. Hij had ook meteen Amyar erbij gehaald. Amyar had hij er niet bijgehaald omdat hij een Draak was, maar omdat hij zijn broer was, en omdat hij sterk was. Amyar was twintig jaar ouder dan hem en was een van de weinigen in het dorp die het tot Draak had geschopt. Hij was zelfs de jongste Draak in een Eeuw. Er waren al weinig magiërs in het land en Draken waren van de zeldzaamste soort. Ze werden door iedereen gevreesd en konden in hun eentje hele legers verslaan.
Die nacht echter, kwam de aanval voor Amyar uit een onverwachte hoek. En Chiroque was een goede schutter.
Niemand uit het dorp had gemerkt dat ze werden aangevallen. Pas toen het groene licht de hemel vulde viel het feest stil. Tegen de tijd dat de dorpelingen - voorop de krijgers - bij de poort waren, was alles al voorbij. Toen ze Jonra vonden had hij geen woord uit kunnen brengen. Chiroque kwam niet meer terug. Zijn broers zouden nooit meer terugkomen.

Twee dagen na de onheilspellende dag begon Jonra weer te praten. Hoewel men had begrepen dat Amyar verdwenen was konden ze niet geloven dat hij was gedood. De schok was nog het grootst toen ze hoorden dat het Chiroque was geweest die de pijl had geschoten.

Jonra was er uiteindelijk wel bovenopgekomen. Hij was nog jong, twaalf jaar, toen het gebeurde. Maar het litteken in zijn hart was nog niet geheeld. Hij zou het waarschijnlijk nooit van zich af kunnen zetten. Het zou ook niet nodig zijn. De liefde die hij droeg voor zijn broers was een sterk wapen. Jonra kwam er weer bovenop en had zich gesterkt. Drie maanden geleden werd hij zelfs toegelaten tot het genootschap.
Hij zou in opleiding gaan bij de draken. Na het Heiligenfeest zou hij vertrekken naar de tempels in de Westelijke Hooglanden waar hij in de leer zou gaan bij de monniken van de Chen Draiku, de Orde van de Draak. Het Heiligenfeest zou vandaag plaatsvinden, vandaag precies vijf jaar na die ene dag.

Liggend op zijn bed dacht hij hier over. Hoe kon het zijn dat hij was toegelaten? Draken waren machtige, imposante en vooral dappere krijgers. Zijn broer was dapper geweest, zijn beide broers waren dapper, maar hij niet. Jonra was geen vechter. Toegegeven, hij was goed met zijn wapens; de sabel en de slinger. Hij had een vaste hand en snelle beweging. Hij was een goed jager. Maar bij jagen ging het om dieren, geen woeste krijgers. Tegen hen zou hij het niet zomaar opnemen. Amyar had ook geweten dat Jonra geen vechter was. Dat was vooral de reden dat hij boos was op Chiroque. Hij was boos omdat Chiroque Jonra alleen achterliet om zichzelf de dood in te jagen. Chiroque echter had vertrouwen gehad in Jonra, omdat hij wist dat Jonra sterk en snel was. Veel mensen wisten dat hij goed kon vechten. Hij hield er alleen niet van. Jonra zou niet in staat zijn een mens te doden. En Jonra was daar zeker die avond niet toe in staat geweest. Hij was die avond doodsbang geweest. En toch was hij toegelaten.

Het viel Jonra op dat het buiten al langzaam licht begon te worden. Hij wist dat hij de slaap nu niet meer zou vatten, dus hij werkte zichzelf uit bed. Het licht dat door de kier stroomde werd breder toen hij zijn deur openschoof. De frisse ochtendwind waaide hem tegemoet. Zijn kamer grensde, net als alle andere slaapvertrekken van het huis, aan de binnentuin. De tuin was al generaties oud en was gevuld met de meest exotische planten. Het was traditie binnen de stam om van verre reizen altijd planten of zaden mee te brengen voor de tuin. En zo kwam het dat in deze tuin planten groeiden die in de weide omgeving nergens te vinden waren, behalve in die tuin. Maar de planten waren niet alles. De tuin lag tegen de helling van de rotswand die over het dorp helde. Een van de vele watervallen stroomde via een netwerk van kleine vijvertjes de tuin binnen en eindigde in de centraal gelegen vijver. In het midden hiervan stond, aangedreven door een pomp en een waterrad, een prachtige fontein gemaakt van bamboe. Het dorp, gelegen op een beboste helling, was vrij groot, en deze tuin was zeker niet de meest imposante. Het was echter wel een feit dat hun tuin de mooiste plekjes had om alleen en in stilte te genieten van alle schoonheid.

Met blote voeten stapte Jonra op het gras. Het was vochtig. Het had geregend en het gras was zacht en vitaal. Hij voelde het leven onder zijn voeten. Het voelde heerlijk. Terwijl hij met voorzichtige stappen over het gras liep voelde hij zich helemaal verfrissen. Alles om hem heen leefde. Alles ademde. De heerlijke koele lucht vloog door zijn longen, en even was hij alle zorgen vergeten. Toen hij bij de vijver kwam, liep hij deze rond naar een van de grote stenen die langs de rand ervan waren geplaatst. Hij klom er op en keek naar zijn weerspiegeling in het water. Achter hem zag hij door de takken van een laurierboom de wolken die door de opkomende zon een prachtige zachtroze tint hadden. Als er nu nog een roodborstje neer zou dalen om zijn lied te zingen zou hij zich in de hemel waren. Hij hief zijn hoofd en staarde over het water.

Hij wist niet hoelang hij daar had gezeten, maar op een gegeven moment werd hij opgeschrikt door een hand die op zijn schouder werd gelegd. Achter hem stond zijn oom.
“Zo, knul. Moeite met slapen?” Jonra had een paar seconden nodig om alles tot zich door te laten dringen, om zich te beseffen waar hij was. Toen gaf hij antwoord.
“Ik zag zijn gezicht.” Zei Jonra. “Ik zag zijn gezicht en toen gebeurde het. Vannacht zag ik mijn broeders.” De blik in zijn oom’s ogen veranderde van stralend naar verbaasd. Zijn oom was altijd opgewekt. Zijn oom glimlachte altijd. Op de juiste momenten echter, wist zijn oom precies wat hij moest zeggen.
De glimlach keerde terug en zijn oom sprak weer: “Dat is een goed teken, m’n jong.” Jonra liet zijn hoofd zakken. “Ik weet het niet. Ik begrijp het niet.”
Had de droom hem wat willen vertellen? Was het een teken?
“Je hebt het in je, knul. Je broers hadden het in zich, en jij hebt het ook.”
Maar Jonra was het daar niet mee eens. “Maar ik ben geen vechter!” zei hij, half verbaasd, half onzeker. “Ik ben geen vechter zoals mijn broers.”
Zijn oom keek hem aan met een hoopgevende blik.
“Ieder zijn ding, m’n jong. Maar onthoudt: het gaat niet alleen om wat er hier zit,” En terwijl hij dit zei, kneep zijn oom in Jonra’s bovenarm. Toen verplaatste hij hem naar Jonra’s borst. “maar om wat hier zit. Een goede krijger vecht met zijn hart.”
Jonra stond op en keek een ogenblik lang recht voor zich uit. Toen draaide hij zich naar zijn oom. “Ik weet het niet, oom. Ik weet nog niet wat ik wil, wat mijn doel is.” Hij legde zijn hand op zijn borst, op de plaats die zijn oom had aangewezen. Vervolgens stond hij op van de steen en liep vertwijfeld terug naar het huis.
__________________
Recht voor je raapje!
Met citaat reageren
Oud 23-09-2004, 15:57
Zut Alors!
Avatar van Zut Alors!
Zut Alors! is offline
Hoppakee, dan maar gewoon nog een stuk!

Jonra leefde samen met zijn familie in het huis van zijn grootvader. Zijn ouders hadden eerst elders gewoont maar nadat zijn vader was overleden waren ze teruggekeert naar het familiehuis. Jonra woonde hier met zijn moeder, zijn oom en tante, hun dochter Chara, en nog een tante die nooit aan een man gekomen was. Zijn oom was ook pas laat getrouwd. Hij had jaren gereisd en had vlak voor zijn laatste reis zijn vrouw Anna leren kennen. Ten minste, ‘leren kennen’. Ze kenden elkaar al jaren, maar het was nog nooit eerder wat geworden. Toen hij van die laatste reis terugkwam gaf hij zijn bestaan als handelaar op en trokken ze beiden in bij het huis van de familie.
Zijn grootvader was een Wijze. Hij was ook toegelaten tot de Orde, en was vrij hoog gekomen. En hoewel hij al ouder was en zijn krachten getaand waren, hadden de dorpelingen nog altijd respect voor hem. Hij zat aan het hoofd van de tafel.

Jonra keek naar zijn grootvader en zag hoe zijn grijze ogen naar hem toe draaiden. Natuurlijk had zijn grootvader zijn blik gevoeld, en toen die wat langer op hem gericht bleef, zich er naartoe gedraaid. Maar toen hij in Jonra’s ogen keek begreep hij dat er geen behoefte was hem direct aan te spreken. In plaats daarvan draaide hij zich nog verder naar links, naar Jonra’s moeder, die naast hem zat. “Yulina?” Zij draaide beleefd haar hoofd naar hem toe en knikte. “Ik vind dat je geweldig hebt gekookt.” Sprak zijn grootvader. “Je bent vast trots op je zoon.” Ze schrok van die uitspraak. Jonra dacht dat ze in tranen uit zou barsten. Zijn grootvaders woorden kwamen geheel onverwacht, maar Auron de Wijze had hier rekening mee gehouden. Hij brak het onderwerp aan waarover niemand durfde te beginnen, het onderwerp waarover nu het best gesproken kon worden. En hij wist dat Yulina dat ook dacht. Yulina hield zich sterk. “Ja,” antwoordde ze. “Ik ben erg trots op mijn zoon. Hij is de enige man die ik nog heb.”
En daar achteraan zei ze zacht: “Maar ik weet dat ik hem moet laten gaan.”

De maaltijd van de ochtend voor het Heiligenfeest was een speciale maaltijd. De laatste maaltijd die zijn moeder voor hem zou maken voordat Jonra meeging met de leden van de Orde. Dit was een traditie voor alle moeders van wie een zoon was toegelaten. Jonra was nog niet geboren toen Amyar vertrokken was maar hij wist zeker dat het toen een feestmaal was. Iedereen aan tafel had hem liever niet zien gaan.
“Je kunt trots zijn op al je mannen, Yulina.” Sprak zijn oom opeens. “Hoewel Chiroque zich nooit heeft kunnen bewijzen, heeft hij het in zich gehad. Ze hadden het allemaal in zich, stuk voor stuk.” Jonra dacht opeens aan zijn vader. Het was vast uit respect voor hem dat hij werd toegelaten. En vanwege zijn broers.
“Ik hoop alleen niet dat het een lotsbestemming is. Anders loop het niet goed af met die jongen.”

Dit was de reden waarom niemand het gesprek had willen beginnen. Dit was ook de kant die het wel op moest gaan. Nadi’a, zijn alleenstaande tante, was degene die gesproken had. Zij was altijd al degene die gesprekken de verkeerde kant op stuurde, ook al was het meestal onbewust. Maar in dit geval moest iemand het zeggen, dus kon het net zo goed zij zijn.
“Ik zeg het maar, want we denken het allemaal.”
Nu was het stil. Er was in feite ook niets op te zeggen. Als je er over nadacht was het al beslist. Het lot was al bepaald. Jonra wachtte af tot de stilte werd doorbroken. Hij keek weer naar zijn grootvader. Zijn grootvader zat daar, aan het hoofd van de tafel, en keek heel kalm uit zijn ogen. Hij wachtte af.
Uiteindelijk sprak hij: “Het lot bepaalt. En het lot is onafwendbaar.
Al wat is gebeurt, dient een bepaald pad, en ik voel dat dit pad het enige juiste pad is wat op dit moment belopen kan worden.”
Een glimlach brak door op het gezicht van Jonra’s oom. “Hmm!” zei hij. Gewoon een korte, opgewekte ‘Hmm’. Toen spreidde hij nogmaals zijn glimlach en zei: “Dat is mooi gezegd, een wijze uitspraak. En ik heb zo’n gevoel dat het helemaal goed gaat komen.”

De stemming keerde weer terug aan tafel. Hij wist niet hoe zijn oom het deed, maar op de een of andere manier voelde Jonra zich gelijk beter. De last die al weken, maanden op zijn schouders rustte, werd in een klap een stuk lichter.
Naast hem braken bij zijn moeder toch nog een paar tranen door. Hij legde zijn arm om haar schouder en dacht na over wat nu te doen. Zijn gevoel vertelde het hem. Zijn maag vertelde het hem: hij had Honger!
Nu pas zag hij de weldaad aan eten die voor hem stond. De maaltijd die zijn moeder ter ere van hem had gemaakt. En hij zag dat ze van hem hield.

΅

Die middag ging Jonra weer naar de tuin. Deze keer ging hij echter naar een andere plek. Deze keer met een ander doel. Op deze momenten vertelde zijn gevoel Jonra keer op keer niet mee te gaan. Op deze momenten keek hij het meeste op tegen het steeds nader komende afscheid.
Hij ging op weg naar zijn geheime ‘ontmoetingsplekje’. En hij hoopte dat zij daar zou zijn.

Eigenlijk was het Ontmoetingsplekje geen groot geheim onder de dorpelingen. Het plekje was te romantisch om ‘toevallig’ in de tuin verborgen te liggen. Het plekje was zelfs speciaal aangelegd voor stiekeme stelletjes. Doordat binnen hun stam, hoe groot deze ook was, een geheim nooit lang een geheim bleef, waren er maar weinig stelletjes die dit plekje vaak bezochten.
Jonra klom de helling op naar een van de terrassen en liep met zijn hart in zijn keel richting het struikgewas bij de hoek van de kleine vijver. De rotswand stak een paar meter uit en vormde een kleine open plek, omgeven door volle, prachtige struiken. Pas als je de laatste takken opzij had geduwd kon je de waterval horen, die zachtjes ruisend op de stenen kletterde. Jonra, keek de kleine plek rond. Ze was er niet.
Hij had haar die ochtend al twee keer gezien in het gebedshuis. Zij had ook naar hem gekeken. De tweede keer had ze sluiks naar hem geknipoogd.

Toen voelde hij plots een hand op zijn schouder. De hand bewoog zich over zijn rug om laag en gleed via zijn zij strelend over zijn buik. De andere arm strengelde zich ook om hem heen en Jonra voelde hoe haar hoofd zich zachtjes in zijn nek te rusten legde. Hij voelde hoe haar warme, zachte adem in zijn haartjes kriebelde. En hij hoorde, hoe ze zacht tegen hem fluisterde.
“Ik zal je missen.” Zei ze zacht. “Ik zal je zo ontzettend missen.”
“Noë”
Hij draaide zich om in haar armen en trok haar strak tegen zich aan. Toen hij zijn lippen op de hare drukte voelde hij hoe zij zich voor hem opende. Hij voelde de liefde in zich branden. Ze was zo heerlijk, zo warm.
Hij wilde haar nooit meer laten gaan. Hij wilde haar niet kwijt. Hij voelde een warme traan langs zijn wang over zijn gezicht glijden. Langzaam lieten hun lippen elkaar gaan en boog Jonra zich naar achter. Hij keek haar aan, haar ogen waren vochtig.
“Je bent zo mooi, zo lief. Ik wil je niet kwijt.” Er klonk oprecht verdriet in haar stem. “Asjeblieft, Jon, ga asjeblieft niet weg.”
Een koude, scherpe steek sneed door zijn hart.
“Noë” fluisterde hij weer.
Ze las het in zijn ogen. Hij las het in de hare. Ze wisten dat het zo moest zijn. Ze wisten beiden dat hij moest gaan.
“Ik houd zo veel van je.” Ze legde haar hand op zijn borst en liet hem langzaam naar beneden glijden, elk nerfje, elk lijntje van zijn huid volgend. “Je bent zo mooi.”
Langzaam liet Jonra zijn hand onder haar omslag glijden. Hij voelde haar zachte huid. Het volle, warme vlees van haar billen.
Hun lippen vonden elkaar weer, en terwijl hun tongen rond elkaar dansten, ontdeden hun beider handen zich met dezelfde soepele bewegingen van elkaars kleding.
__________________
Recht voor je raapje!
Met citaat reageren
Oud 26-09-2004, 18:59
Zut Alors!
Avatar van Zut Alors!
Zut Alors! is offline
De vlammen laaiden hoog op en de man voor het vuur wierp een lange schaduw die zich groots op de wand aftekende. Hij was de hogepriester van de Orde, de machtigste en meest wijze man in hun rijk, al zou je dat op het eerste gezicht niet zeggen. Maar hij was een veelgeëerd man.
De ceremonie was indrukwekkend, maar Jonra staarde in gedachten verzonken in de leegte. Hij liet zijn hand zacht over zijn kin glijden. Zijn huid voelde zacht. Hij dacht terug aan de afgelopen uren. In zijn gedachten zag hij hoe Noë – in haar hand zijn dolk - met zachte bewegingen de stoppels van zijn gezicht sneed. Hij zag haar voor zich, haar goudblonde haren, en achter haar de miljoenen waterdruppels die als parels glinsterden in de zon. Daarna had ze hem onder de waterval getrokken en hem gezoend. Ze wou dat hij er mooi uit zou zien, nog mooier dan hij al was. Ze wou hem zien stralen tijdens de ceremonie.
Even richtte hij zijn aandacht weer op het vuur. Tegenover hem, achter het vuur, stonden zes monniken gehuld in een prachtig borstharnas en een lange pij. Ze stonden in een rechte rij tegenover hem en de vijf andere uitverkorenen. Het enige wat tussen hen lag, was het vuur.
De oude man, die kort daarvoor als een bezetene om het vuur had gedanst, stond nu links van hen, met zijn armen wijd uitgestrekt. Hij sprak:

"Heilige draak, toon ons het vuur!
Toon ons het leven!
Wij vragen u, wij smeken u, Hoor ons aan!"

De man maakte een sidderende beweging en het vuur laaide hoog op. De vlammen begonnen te verkleuren en namen vorm aan. Langzaam rezen zeven lange slierten uit het vuur. Uit ieder van hen vormde zich de gestalte van een draak die hoog de hemel in reikte.
Toen volgde een verblindende flits. Toen men de ogen weer opende was het vuur afgezakt tot smeulende kooltjes. Het hout gloeide nog licht rood, maar de vlammen waren verdwenen.
Met een zachte, maar indringende stem slokte de tovenaar de aandacht van zijn toehoorders op.
“Het jaar is gekomen, en het jaar is weer gegaan. En weer heeft de draak gekozen.”

Hoewel de oude man niet groot was, boezemde zijn verschijning bij iedereen angst in. Gehuld in schaduwen was het onmogelijk te zien waar de woorden die hij sprak vandaan kwamen. Met zijn betoverende stem bracht hij eenieder in extase. Hij was de hogepriester van de Orde, de machtigste en meest wijze man in hun rijk, al zou je dat op het eerste gezicht niet zeggen. Maar hij was een veelgeëerd man.Hij maakte gebruik van de oudste magie die er was, de macht van de verleiding.
“Dit jaar zijn weer zeven krijgers op te staan om de Draak te dienen in zijn hoogste doel, en hoewel ze u allen zullen verlaten, zullen hun harten immer bij u allen liggen. Deze Heiligenavond zullen wij hen vereren en moed inspreken voor de getijden die hun te wachten staan.”

De afgelopen maanden hadden de meesten hun verbazing een afkeuring ge-uit over het feit, dat slechts zes jongelingen waren gekozen om dit jaar toe te treden bij de Orde. Nu echter, hoorden zij de priester spreken over zeven. Hoewel ze het de hele tijd al hadden gezien als een godslasterende vergissing, wisten ze zeker dat de priester zich deze avond niet versproken kon hebben.
De dorpelingen die in een kring om de vuur en het schouwspel heen zaten begonnen direct met elkaar te discussieren. Hoewel ze fluisterden gaf het een hoop rumoer. Niemand dacht erbij na dat ze hiermee de priester onderbraken. De oude man wachtte maar enkele seconden.

De hogepriester hief zijn handen en Jonra voelde hoe de lucht om hem heen dik begon te worden. De omstanders staakten verbaasd hun gesprekken toen ze voelden hoe de lucht in hun keel verdikte en het hun moeilijk maakten adem te halen. Ze zagen de oude man staan, in het licht van het vuur dat langzaam weer was aangewakkerd.
“Hoe durven jullie zo onbeschoft te zijn! Hebben jullie dan helemaal geen EERBIED?!!” Bij zijn laatste woord laaiden de vlammen hoog op, en zakten weer af tot het zacht gloeien.
De priester had hun aandacht weer volledig gewonnen.

Jonra kende het ritueel wat nu zou volgen. Hij had het alleen nog niet zelf meegemaakt. De priester hield een toespraak, een gebed naar de draak, en het publiek stemde van tijd tot tijd met zijn woorden in doormiddel van een kort, maar krachtig “Sai”. Vervolgens werden de uitverkorenen naar voren geroepen.
Een voor een moesten ze voor de priester komen. De monnik die gelijk aan hun stond, kwam ook naar voren. In feite waren deze monniken ook in opleiding. In zijn vijfde jaar kreeg elke uitverkorene een nieuweling toegewezen die ze moesten begeleiden en trainen tot ze zelf hun vijfde jaar zouden bereiken.
De monnik tegenover hem, de monnik die gelijk hem naar voren zou komen heette Lando. Hij had een extravagant uiterlijk. Zijn haar was in draden over zijn hoofd gevlochten en liep uit in een dunne staart, die tot vlak onder zijn schouders rijkte. Zijn bakkenbaarden waren eveneens uitgegroeid tot twee bijeengevlochten staartjes. Over zijn borstharnas droeg Lando een smalle lederen veter waaraan een zilveren hanger bevestigd was. Het hanger schitterde te fel voor Jonra’s ogen om de vorm eruit op te maken, maar toen ze elkaar uiteindelijk naderden zag hij de ring, waarin een slangachtige draak opgesloten zat. Midden in de borst van de draak schitterde nog steeds een kleine diamant met een koud, blauw vuur. Lando legde zijn hand op Jonra’s schouder en sprak luid: “Welkom, broeder!” Jonra volgde zijn gebaar en sprak de woorden. Toen boog Lando zich naar het smeulende vuur en stak zijn vlakke hand in de nog warme as.

Lando plaatste zijn hand op Jonra’s ontblote borstkas. Het tuniek wat Jonra droeg was van fijn wit zijde, en was vergelijkbaar met de zomertunieken die door de mannen van hun volk gedragen werd. De stof hing losjes om hun schouders en werd om de middel op zijn plaats gehouden door een groengekleurde sjerp. Het hemd hing aan de voorkant altijd open, en hing wijd om de rug, zodat het bij warm weer geen belemmering vormde.
Onder het hemd droeg Jonra een wijde broek, die bij zijn voeten op zijn plaats werd gehouden door een elastisch beenband.
De laarzen die Jonra die avond droeg glimden in het zacht-rode vuur. Het was de eerste keer dat hij ze droeg.Het waren fijne laarzen, die heel goed om zijn voet vielen. Zijn oom had er veel werk aan gehad, maar dat was het waard geweest.


Lando’s hand voelde koud aan en liet een zwarte afdruk achter op zijn huid. Nu was hij gemerkt als zijn leerling. Toen stapte Lando opzij om plaats te maken voor Cirru, de Hogepriester.
De kleine, oude man straalde een kracht uit die hem hoog boven Jonra deed uittorenen. Jonra moest het verlangen achteruit te deinzen onderdrukken. De priester bleef voor hem staan, maar zei niets. Jonra, wiens hart snel bonzend in zijn borst tekeer ging, had het gevoel of elke seconde een uur duurde. Zijn zenuwen begonnen te tintelen toen de man langzaam zijn wijsvinger omhoog bracht. In het as wat op zijn borst lag tekende de man in een snelle beweging een korte S-vormige lijn. Jonra voelde de vinger als een koude ijspegel over zijn huid glijden. Toen trok de man een korte dwarsstreep door het midden van de lijn, en op het moment dat hij zijn vinger van de huid oplichtte, voelde Jonra een aangename warmte vanuit zijn borstkas door zijn lichaam stromen. De tinteling verdween als sneeuw voor de zon. Zijn hartslag was nu nog maar een vage klop in de verte.



De oude man boog zich naar hem toe:
“Chairi dha Su myen Chen Draiku. ”

Welkom bij het genootschap van de Orde van de Draak.
__________________
Recht voor je raapje!
Met citaat reageren
Advertentie
Reageren


Regels voor berichten
Je mag geen nieuwe topics starten
Je mag niet reageren op berichten
Je mag geen bijlagen versturen
Je mag niet je berichten bewerken

BB code is Aan
Smileys zijn Aan
[IMG]-code is Aan
HTML-code is Uit

Spring naar


Alle tijden zijn GMT +1. Het is nu 04:39.