Ik ben al een tijdje bezig met een verhaal, dat ik maar af en toe bijwerk. Ik wilde het eigenlijk altijd al aan iemand laten lezen, dus bij deze. Het gaat over een rondreizende bard (Eowom) die hoort over het Maanmannetje en op onderzoek uitgaat. Dit stuk gaat voornamelijk over een ander personage, maar dat moet ik nog uitwerken.
Het is wel een fragment middenin het verhaal, maar dit is het stuk waarmee ik dit verhaal begonnen ben.
Dit verhaal zal waarschijnlijk nooit afkomen, mijn probleem is namelijk dat ik vaak veel ideeen heb voor een verhaal, maar dat ik nooit echt goed van te voren kan verzinnen hoe het verhaal loopt. Bij dit verhaal is er ook nog niet echt een einde in zicht.
Maar goed, enjoy:
EDIT: Ik ontdek net dat de cursief gedrukte delen hier niet cursief zijn... ik zal het nog even proberen aan te passen.
Spoiler
Eowom liep weer door het bos. Hij wist nog helemaal niet wat hem te wachten stond. Hij keek tijdens het lopen naar de bomen. Grote bomen met lange takken. Door de ondergaande zon was de hemel bloedrood. Hij luisterde naar een specht die tegen een boom zat te hameren.
Toen het bijna nacht was, hoorde hij plotseling geritsel in de bosjes naast hem. Hij greep naar zijn dolk, maar zag dat het maar een gewone vos was. ’Stom beest!’ hoorde hij iemand grommen in de bosjes. Daarna nog iets wat Eowom niet verstond. Eowom sloop naar de bosjes. Onder zijn voet kraakte een takje. Hij hoorde iemand schrikken. ‘Wie is daar?’ vroeg Eowom. ‘Niemand hoor, loop maar weer door.’ zei een tweede stem. ‘Bek dicht, rund!’ zei de eerste stem weer, net iets te hard. ‘Wie is daar?’ herhaalde Eowom. Opeens sprongen er twee mannen uit de bosjes. Ze waren allebei bebaard, klein en dik en droegen rafelige kleren.
‘Het is jouw schuld, varkenskop, nu heeft hij ons gezien!’zei de man van de eerste stem. ‘Helemaal niet, als jij me niet zo hard had uitgescholden, zou hij ons nooit gevonden hebben en dan konden we hem bero-‘.
‘Kop dicht!’ onderbrak de eerste stem.
Toen pas werd de verbaasde Eowom opgemerkt. Eowom vond het bijna wel grappig, twee kleine, dikke mannen met een baard die uit de bosjes komen springen. Dat kon nog een leuk verhaal worden. Maar het waren geen leuke mannen.
‘Hallo, ik ben Dukan.’ zei de uitgescholden man met een nepgrijns. De andere man begon te grommen.
‘Doe niet zo idioot, ru-‘.
‘En de boze is Bukan.’ onderbrak Dukan.
Bukan schreeuwde wat onverstaanbaars.
Eowom begon te lachen. Was dit een grap? Het was in ieder geval een geweldig voor een verhaal.
‘Ik ben Eowom.’, en hij wou zijn hand uitsteken, maar Bukan sloeg die weg en schreeuwde:
‘Denk maar niet dat we gezellig komen kletsen. Nee, wij zijn bandieten!’ Ze haalden allebei een bijl tevoorschijn.
‘Wacht eens even,’ zei Dukan, wijzend op Bukans bijl.’ Die was toch van mij?’
‘Kop dicht!’ krijste Bukan, en zei tegen Eowom: ‘Geef alles maar, dan kunnen we weer weg.’
‘En waarom zou ik?’
‘Hierom!’ Bukan en Dukan zwaaide met hun wapens.
Op het moment dat Eowom naar zijn dolk greep, vielen de mannen aan. Vlak voordat het flitsende ijzer hem raakte, werd alles grijs en verloor hij het bewustzijn.
‘Wat een idioten! Wat een vreselijke idioten!’ dacht Shivo, terwijl hij door het bos snelde.
Die twee sukkels, Bukan en Dukan, hadden lucht gekregen van zijn plan. Langs de weg naar Toranto, een grote stad aan het eind van het bos, had Shivo een geweldige verstopplek voor bandieten ontdekt, en daar waren die twee nu naar toe. Waarschijnlijk waren ze er al en zouden ze het alleen maar verpesten. Zoals altijd.
Sinds hij was verbannen uit zijn dorp, werd het er niet veel beter op. ‘Hoe zou het met Oom gaan?’ vroeg hij zich af terwijl hij door het bos rende. Hij ging niet over de weg, want misschien kon hij Bukan en Dukan nog weg krijgen. Desnoods vermoorden. Shivo had ontdekt hoe hard het leven als bandiet kon zijn, en ook hoe snel hij soms mensen moesten doden.
Hij ging nu sneller rennen. De takken zwiepten in zijn gezicht. Een vlieg vloog recht in zijn mond. Even stopte hij om die uit te spugen (en uit frustratie plat te trappen), en toen rende hij weer verder terwijl hij al bijna helemaal onder de takjes en blaadjes en modder zat. Tijdens het rennen zag hij even een bron. Heel helder, bijna onmogelijk helder. Eventjes had hij zin om zich te wassen. Maar hij hoorde stemmen en dus moest hij zo zachtjes mogelijk in de bosjes gaan zitten om het te kunnen horen. Hij hoopte dat ze nog niemand hadden beroofd. Voorzover Shivo wist was nog nooit ook maar één van hun overvallen gelukt. Hij spitste zijn oren en luisterde:
‘Ooh, wat is het hier eigenlijk mooi!’
‘Kop dicht, rund!’
‘Maar die prachtige rode lucht!’ Het was dus al avond. Shivo had tussen zulke dichte bomen gelopen dat hij de lucht niet eens had kunnen zien.
‘En het groen van al die kleine blaadjes! Wat een mooie vogels!’
‘Nu je kop dicht! Daar is iets.’
‘Een vos! Heb je er ooit één van zó dichtbij gezien?’
De vos sprong weg en schopte daarbij een tak in het gezicht van Bukan.
‘Stom beest.’ gromde hij.
Shivo zuchtte zo zachtjes mogelijk. Wat een hopeloos paar. De één snapte nooit iets van de situatie en de ander was altijd boos en agressief. Te agressief. Bovendien was hij maar een piepklein beetje slimmer dan zijn maat.
Hij greep al naar zijn kleine, prachtig versierde sabel die hij samen met wat extra eten en een paar rookbommen van de leider van zijn dorp had gestolen, toen hij in de leider zijn huis was om te horen wat er met hem zou gebeuren. Toen zag hij, vaag tussen de bladeren en takken door een in een gele tuniek gehulde reiziger vlak voor de plek staan waar Bukan en Dukan verstopt zaten staan.
Wat een idioten!
Vlak voor hij besloot uit de bosjes te springen en toe te slaan, kwam hij op het idee om af te wachten tot de reiziger en de bandieten door elkaar afgeleid waren, zodat hij onverwachts toe kon slaan. Twee vliegen in één klap. Drie, eigenlijk
Bukan en Dukan waren misschien de domste personen in heel het land, maar Shivo kon zonder een list in een gevecht niet tegen die twee op, zeker niet met die reiziger erbij. Hij zag namelijk al een dolk glinsteren in het maanlicht onder de riem van de in geel geklede man.
Shivo schreeuwde het bijna uit. ‘[i]Wat een idioten! Siméhan, verlos mij van die twee![i/]’ Siméhan was de god die in het dorp waar Shivo vandaan komt werd vereerd. Siméhan is de god van de wijsheid, maar vooral de listige wijsheid. ’Gaat die idioot zich vóórstellen!’, dacht hij. Dukan was zeker de idiootste van de twee, en dat betekende wat. ‘Een rund. Precies, Bukan.’ Die reiziger begreep er natuurlijk niks van.
‘Eindelijk,’ dacht Shivo.’Bukan maakt duidelijk dat het een overval is.’ Hij moest moeite doen om niet met zijn ogen te rollen. Zachtjes sloop hij dichterbij zonder een takje te laten kraken of een blaadje te laten knisperen. Dat leerden ze in zijn dorp. Besluipen, vechten, bespioneren, zodat er genoeg goede krijgers waren.
Toen hij uiteindelijk op de plek zat waar Bukan en Dukan hadden gezeten - zonder opgemerkt te worden – kon hij duidelijk het gesprek volgen.
‘Kop dicht! Geef alles maar, dan kunnen we weer weg.’
Shivo pakte twee stenen.
‘Waarom zou ik?’
Shivo haalde één van zijn gestolen rookbommen tevoorschijn.
‘Hierom!’
Op dat moment gebeurde er veel tegelijk: Eowom viel achterover en verloor het bewustzijn, de twee bandieten sprongen naar voren met hun flitsende bijlen in het maanlicht en Shivo gooide de rookbom die een grijze wolk deed opdoemen - de reden dat Eowom het bewustzijn had verloren - en tegen elk bandietenhoofd een steen.
Eventjes was het stil. Geen geritsel meer van dieren. De wind was even gestopt en de takken van de bomen hingen stil. Er vielen even geen blaadjes meer uit de bomen. De specht was gestopt met hameren. Een eekhoorn stond even stil om te kijken en was gestopt met
knabbelen.
Toen de grijze wolk weg was, stapte Shivo voldaan het pad op. De reiziger was flauwgevallen, zag hij. Hij ging eerst naar Bukan en Dukan. Dukan had helemaal niets: Shivo vond alleen een vuile onderbroek in zijn zak. Toen voelde Shivo een soort penning. Die was helemaal geschaafd, er was een stukje afgebroken en de letters waren niet meer te lezen. Shivo kon wel de letters U en K onderscheiden, de rest was onleesbaar.
Toen hij in Bukans zakken voelde, dacht hij dat hij ook niks had. Bukan was met z’n gezicht op de grond gevallen, dus rolde Shivo hem om, met zijn gezicht naar boven, en in het maanlicht. onder zijn hals gloeide wat. Shivo trok wat kleding weg en vond daar een prachtig, in het maanlicht opgloeiend amulet.
Shivo stond in de schaduw van een boom, niet in het maanlicht. Toen hij het amulet van Bukans hals trok en voor zich hield, stopte het met gloeien. Hij zette een stap naar voren met de bedoeling om om Bukan heen te lopen en zijn andere zakken te inspecteren, toen het amulet, nu wel in het maanlicht, begon te gloeien. Eerst zwakjes, toen helder als het licht van de maan. Hij stond eventjes verbaasd te kijken. Hij deed nog een snelle test door het amulet eerst weer in de schaduw van de boom te houden, en daarna weer in het maanlicht. En ja hoor, het amulet gloeide alleen zo oogverblindend in het maanlicht. Het kon natuurlijk ook gewoon zo zijn dat de schaduw s’ nachts te donker was om het amulet mooi te laten gloeien, dus zou hij het morgenochtend wel in de zon proberen.
Het licht van het amulet deed hem denken aan de bron die hij een uur geleden in het bos had gezien. Hij hing het om z’n hals. Opeens voelde het veel zwaarder aan, alsof het amulet uit alle macht aan zijn nek trok.
Hij begon met het zoeken in de andere zakken van Bukan. Weer zo’n penning, die keer nog goed leesbaar. Hij zag nu twee andere letters zodat hij het woord kon lezen: Ukan. Het zei hem niks. Hij bekeek de penning nog eens aandachtig, en kreeg opeens een vervelende gedachte. Dit was waarschijnlijk de penning van een grote bandietenbende. Maar aan de penning te zien ook echt een grote. Als ze erachter zouden komen wat hij had gedaan met Bukan en Dukan, zouden ze waarschijnlijk een groep mannen op hem af sturen en dingen doen waaraan hij niet wou denken. Er was nog maar één optie: Bukan en Dukan moesten dood.
Shivo gromde van schrik – meer verrassing, eigenlijk - toen Dukan begon te kreunen. Snel pakte hij een tak en gaf er een tik mee op Dukans hoofd. Nu greep hij naar zijn sabel. Het was kleiner dan de meeste sabels en van top tot teen versierd met tekentjes en opvallend veel maantjes. Hij hief zijn wapen boven zijn hoofd, met de punt naar beneden. Hij keek naar zijn sabel en zag tot verbazing dat het wapen begon te gloeien. Zo helder als de maan. Hij voelde iets aan zijn nek trekken. Opeens schoot er uit zijn kraag iets naar boven: het amulet. Het stond recht omhoog in de richting van zijn sabel. Zijn sabel en amulet werden door elkaar aangetrokken. Dat verklaarde waarom het amulet, toen hij het had omgedaan, zo zwaar aanvoelde. Het was naar beneden, richting zijn sabel aangetrokken.
Vaag, in letters met de kleur en helderheid van de maan verschenen tussen zijn sabel en amulet twee letters: de L en de U. Daarnaast waren twee vormen die niks vormden, nog vager dan de twee letters. Die moesten er nog bij gevoegd worden. Nog gezocht worden. Hij hoorde vaag een stem iets mompelen en hij verstond maar een paar woorden:
’De …. van de maan……..gezocht….samen één….’. ‘Wie is daar?’ Shivo keek geschrokken om zich heen. De stem was in zijn hoofd en klonk gek genoeg vertrouwd aan.
’Zoek........maan….uitverkorenen….maan….’ In een flits zag Shivo allemaal beelden. Vertrouwde beelden, van Oom en zijn dorp, van Masno, de échte dader van de diefstal waar hij voor verbannen was. En onbekende beelden, van de maan, van een raar wezentje, van een boek en van een reiziger. Die reiziger leek veel op de reiziger die een paar meter van hem vandaan lag. En als laatste, gepaard met bonkende hoofdpijn, een vals lachende man met een lange mantel en een kap in een torenkamer, en als allerlaatste één tel een beeld van een man die een pasgeboren kind vasthield.
Shivo viel voorover op zijn knieën. Hij had een misselijk gevoel en hij wachtte tot alles verdwenen was. Hij stond weer op met knikkende knieën en hoorde Dukan mompelen: ’Hee, wie ben jij?’ Hij liet zijn sabel naar beneden storten, glinsterend in het maanlicht. ‘Rund.’ mompelde Shivo. Dukan bewoog niet meer.
Hij liep bijna automatisch naar Bukan en liet ook op hem zijn zwaard neerkomen.
Hij schoof zijn zwaard terug in de schede, na het bloed eraf geveegd te hebben, en rolde de twee dode bandieten in de bosjes. Hij kreeg een gevoel van triomf. Alsof hij de wereld had gered. De wereld en hemzelf had verlost van die twee onnozele, domme, idiote bandieten.
We zijn niet zo snel op Letteren hoor. Allemaal oud volk Op het eerste gezicht kan ik in ieder geval zeggen dat ik blij ben dat je je bladveld redelijk hebt gebruikt.
__________________
'I wanna torture you. I used to love it, and it's been a long time. I mean, the last time I tortured somebody, they didn't even have chainsaws.'
geweldig idee voor een verhaal. Lees altijd je zinnen nog even na, desnoods hardop zodat je weet dat je geen woorden mist in je zinnen
Verder zou ik niet te vaak dialoog achter elkaar zitten. Dan wordt het een beetje verwarrend wie wat zegt.Verder doet het me om een of andere reden aan een kampvuurverhaal denken.
__________________
'I wanna torture you. I used to love it, and it's been a long time. I mean, the last time I tortured somebody, they didn't even have chainsaws.'
Ik vind het wel een interessant verhaal om te lezen. Erg interessant zelfs. Ik lees niet zo veel van dit soort boeken dus ik weet niet of dit een origineel verhaal is of niet, dat moet iemand anders maar vertellen. Maar je kunt wel goed schrijven en beschrijven.
O, ik vind het helemaal niet storend dat je in de dialogen van Bukan en Dukan niet precies weet wie wat zegt, omdat het toch niet zo veel uitmaakt. Maar als je wel belangrijke dialogen in je verhaal hebt, zou ik je aanbevelen om duidelijker te maken wie wat zegt.
__________________
Ik klop op de deur van de steen. / 'Ik ben het, doe open.' // 'Ik heb geen deur,' zegt de steen.
Het klinkt goed! En is Eowom een echte naam? Eerlijk gezegd nog nooit van gehoord, maar verder een leuk verhaal, doet mij ook een beetje aan een kampvuur-verhaal denken ;-D