|
Hoofdstuk 1 De Verten van Trouw
Ze was niet groot, niet klein, ongeveer zeventien jaar oud. Ze droeg een grijze winterjas en een lange, veelkleurige sjaal en ze liep met grote passen door de straat, hoog op de benen, haar handen in haar jaszakken. Haar bruine haar glansde rossig in de winterzon, danste pluizig om haar hoofd. Haar ogen schitterden. Ze liep snel.
Het was prachtig vriesweer. Op de straat lagen ijsplassen, donker en glad en glanzend in de zon. De bomen waren kaal, hier en daar lagen een paar dode bladeren op de grond, bedekt met witte ijskristallen. De lucht was strakblauw. De contouren van de gebouwen en bomen en auto's in de winkelstraat leken scherper.
Ik had het koud en trok mijn ijsmuts dieper over mijn oren. Het meisje met de grijze jas passeerde mij en keek me aan. Ik zag dat haar ogen groen waren. Ze lachte kort en was voorbij.
Ik keek om en zag haar voortstappen, haar sjaal wapperend op haar rug. Er zat van achteren een lapje op haar linker broekspijp.
Ze kwam me bekend voor, ik kende haar ergens van, maar waarvan toch ook maar weer? Het was ontzettend koud. Ik stopte mijn handen dieper in mijn zakken en liep door.
Bij de boekwinkel van Sanders stond ik stil en keek in de etalage. Er lagen een paar kinderboeken en een groot, wetenschappelijk uitziend exemplaar met een lange titel in het Italiaans. Ik kende geen Italiaans en begreep alleen het woord musica. Een boek over muziek? Dat moest natuurlijk wel in het Italiaans, begreep ik. Al die termen uit de muziektheorie en zo waren in die taal.
Ik ging de boekwinkel binnen. Het was er warm, er waren weinig klanten en het rook er naar papier en verhalen en de pijp van meneer Sanders.
Ik liep de trap op naar de tweedehandsafdeling en voelde me meteen thuis. Hier rook het muf, naar oude boeken en stoffig papier. Ik hield van die geur. Volkomen willekeurig begon ik de boekenrijen langs te lopen, de planken van de vloer kraakten onder mijn schoenen. De boeken stonden ook volkomen willekeurig door elkaar. Niet op alfabet, niet ingedeeld in categorieën of schrijvers. The Complete Works of Shakespeare stond naast Kafka's Das Urteil en de Pinkeltje-omnibus stond naast Homeros' Odyssee.
Voetje voor voetje, mijn hoofd scheef, liep ik langs de eindeloze rijen boeken en las alle ruggen. Boeken waarbij niets op de rug stond trok ik eruit om de titel te kunnen lezen.
Zo kreeg ik op een gegeven moment een boek in handen dat Verten heette. Er stond geen naam bij van een auteur. Nieuwsgierig sloeg ik het open. Op de eerste bladzij stond opnieuw de titel en dit keer in kleinere letters eronder: K. Trouw.
Het was een boek met gedichten. Kleine korte gedichtjes, op iedere bladzij één. Een van de gedichten luidde:
en als ik morgen
zal ik dan
zal je me dan zoeken
kun je me nog vinden
in het morgen van vandaag
Een vreemd gedicht vond ik dat. Zoiets kan ik ook wel bedenken, dacht ik. Ik sloeg de bladzij om en las:
wie kan de sterren plukken
en reizen naar de maan
wie weet wie weet
hoe de aarde heet
wie is tot het einde gegaan.
Vreemd! Heel vreemd! dacht ik. Maar wel mooi. Wat zou die K. Trouw voor een iemand zijn? Een man of een vrouw? Zou hij of zij nog leven, en waar zou hij of zij zijn?
Ik bladerde door het boekje heen. Geen van de gedichten had een titel. Ze waren geen van allen veel langer dan vijf regels. Geen enkele begon met een hoofdletter, maar sommigen eindigden met een punt en ééntje met een vraagteken.
ik kijk je naar de ogen
en zie je blik vergaan
je lichaam is verbogen
je hart is blijven staan
is dood een nieuwe naam?
Voor mij raakte het kant nog wal. Kinderlijk gespeel met woorden, rijmdwang. Maar toch had het iets. Alsof er een verborgen boodschap achter zat, alsof het in een code was geschreven.
Ik sloeg het bundeltje dicht. Mijn besluit was genomen: hier lag voor mij een taak. Een doel. De code in deze gedichten zou ik kraken. Ik zou het kopen, en dan zou ik in de komende weken alle gedichten een voor een lezen.
Elke dag één gedicht. Zodra ik 's morgens opstond zou ik het bundeltje openslaan, keurig beginnen op de eerste bladzijde en de volgende dag de tweede enzovoorts, en ik zou het gedicht lezen dat op die bladzijde stond. Dat gedicht zou ik interpreteren als een boodschap voor de komende dag.
Morgen zou ik beginnen.
Met het boekje in mijn hand liep ik de trap af, naar de toonbank, waar meneer Sanders met een klant bezig was. De klant had een exemplaar van het Italiaanse muziekboek op de toonbank gelegd en was bezig zijn geld te tellen. Het was een kleine gezette man met een buldoggengezicht en een brilletje zonder montuur dat voor op zijn neus hing. Zijn zwarte haar was grijs bij de slapen en, vreemd genoeg, ook bovenop zijn hoofd in een rond plekje. Ik had wel eens eerder mensen gezien met een kaal plekje bovenop hun hoofd, maar deze man had dus een grijs plekje.
"Vijfenzestig gulden alstublieft," zei meneer Sanders. Hij hield zijn pijp in zijn mond tijdens het spreken, maar overigens was hij heel beleefd. De zwartgrijze man betaalde met een briefje van honderd. Meneer Sanders gaf hem zijn wisselgeld en pakte het Italiaanse boek in bruin papier. Tijdens deze handelingen keken beide mannen elkaar geen moment in de ogen. De boekhandelaar overhandigde de klant zijn pak en zei: "Alstublieft, en tot ziens."
"Grazie, signore. Buon giorno."
De Italiaan vertrok en ik was aan de beurt. Ik legde mijn boekje op de toonbank. Meneer Sanders pakte het op, keek ernaar, trok zijn wenkbrauwen omhoog en nam zelfs zijn pijp uit zijn mond. "Wel wel, de Verten van Trouw. Waar heb je die zo opgediept?"
"Op goed geluk uit de kast getrokken," zei ik. "Wat krijgt u van me?"
Sanders bladerde het boekje door om te zien of er ergens een prijs stond, maar dat was niet zo, dat had ik al gezien. Hij trok aan zijn pijp en dacht na. Tenslotte zei hij: "Nou, 'n tientje, omdat jij het bent. Ik weet niet eens meer waar het vandaan komt. Wat vind je ervan?"
"Raadselachtig."
Hij grijnsde, met zijn ogen toegeknepen en al zijn tanden bloot zoals apen en oude mensen doen. "Ja, zo zou je ze kunnen noemen. Grappig, dat een wichtje als jij die gedichten leest."
"Kent u ze dan?"
Hij knikte langzaam. "Ik heb ook een boekje van Trouw thuis. Sonnetten."
"Zijn die net zoals deze?"
"Natuurlijk niet... je weet toch wel wat sonnetten zijn?"
"Ik bedoel de stijl." Zijn vraag had geen antwoord nodig.
"Als je dat raadselachtige bedoelt, ja." Tijdens het gesprek had hij het boekje ingepakt. Niet in bruin papier, maar in een stuk oude krant, zoals hij altijd deed met boeken van boven. Hij schoof me het pakje toe over de toonbank en ik schoof een briefje van tien naar hem toe en zei: "Dank u wel, en tot ziens."
"Tot ziens maar weer, kind."
Ik liep naar de deur, deed hem open en stapte de vrieskou in, met de Verten onder mijn arm. In gedachten verzonken merkte ik niet dat ik recht op een ijsplas stapte en ik maakte een schuiver, maar wist mezelf nog net staande te houden. Mijn ijsmuts zakte over mijn ogen en mijn pakje ontglipte me bijna, kortom, ik maakte over het algemeen een vrij potsierlijke entree op straat. Gelukkig waren er nog steeds weinig mensen.
De zon stond al laag, de kleur van het licht was opgeschoven van witgeel naar oranje. De lantaarnpalen en bomen wierpen meterslange schaduwen. Ik kon mijn eigen schaduw niet zien, aangezien ik de zon tegemoet liep; de mensen die ik vóór me zag lopen hadden allemaal een randje van licht om hun hoofd, als een stralenkrans. Ik moest mijn ogen toeknijpen tegen het felle licht.
Mijn adem hing in wolken om mij heen en ik kon mijn neus en tenen nog maar nauwelijks voelen.
Na een poosje sloeg ik rechtsaf, een steeg in die zo smal was dat de zon er niet meer doordrong. Alleen de zolderramen van de huizen aan de rechterkant - voor zover ze niet waren dichtgespijkerd - weerspiegelden nog de zon, de witte verf van de daklijsten erboven goudkleurig in het schijnsel.
Dat en de blauwe lucht erboven maakten de steeg iets minder donker en somber; toch was ik blij dat ik aan het eind van de steeg weer op een brede, zonnige straat uitkwam.
------------------
Roma, Urbs Aeterna, Urbs Dei, La Dolce Vita!
[Dit bericht is aangepast door Woodstock (23-12-2001).]
__________________
Eat jazz, drink sunshine, listen to honey, talk to tea
|