|
't Kwam ineens in me op, zeg maar wat je er van vindt!
Ik rende naar de bushalte. Net op tijd, bijna de bus gemist. Ik liet mijn abonnement zien en liep door naar achter, waar ik plaatsnam. Ik voelde dat er iemand naar me keek. Ik kon alleen niet zeggen waar het vandaan kwam, want iedereen keek strak voor zich uit. Vreemd, mijn gevoel had het toch nooit mis. Nou ja, het zal allemaal wel.
Ik haalde mijn onafgemaakte Engels uit mijn tas en begon snel de zinnen vragend te maken.
You love me. Do you love me? En nog meer van dat soort stomme zinnetjes. Veel te makkelijk voor een 13 jarig meisje dat een 9,5 op haar rapport stond. Maar ja, het moest helaas. Zuchtend schreef ik de laatste zin en borg mijn spullen weer op.
Bijna mijn bushalte gemist ook als ik niet op tijd op het knopje had gedrukt. Snel liep ik over de stoeprand en stak over. Ik keek achter me, waar een knappe, kleine jongen liep. Ik herkende hem, maar waarvan was me niet bekend. Terwijl ik over het plein liep, ging de jongen sneller lopen. Dus ik ook, ook al ging ik al best wel snel. Ik sloeg de straat naar mijn school in. De jongen ook. Halverwege de straat keek ik om, maar de jongen was er nog. Hij liep op hetzelfde tempo als ik, maar op de een of andere manier kwam hij in mijn buurt te lopen. Ik stopte, draaide me om en vroeg aan hem: "Wat wil je nou eigenlijk van me?"
Hij grijnsde naar me, alsof niemand dat ooit aan hem had gevraagd, maar wel aantrekkelijk. Hij een had een blik in zijn ogen die ik niet kon thuisbrenegn.
"Niks," antwoordde hij. "Ik moet alleen naar school. Naar die." en hij wees naar de school. Míjn school. Samen liepen we verder, zonder nog een woord te zeggen.
"Met wie heb ik dus net gekletst?" vroeg ik bij het roosterbord.
"Noem me maar Alexander of iets in die richting." zei hij. "Jij?"
"Ik heet Phoebe, dus noem me maar iets in die richting."
En na een blik op het roosterbord, liep hij weg. Ik volgde zijn voorbeeld.
Blij dat ik geen achtervolger had, liep ik naar mijn lokker om er wat boeken in te dumpen. Mijn tas was namelijk zwaar genoeg om een hernia van te krijgen en daar had ik effe geen trek in. Na een paar flauwe opmerkingen over mijn grote Kipling tas te hebben ontvangen op de trappen, liep ik het lokaal wiskunde binnen en sloot de deur achter me.
Die jongen, Alexander, kwam ik nog regelmatig tegen. Als ik hem groette, lachte hij lief terug. Ik kwam erachter dat hij in 2h2 zat. Een leraar wiskunde, tevens de roostergast, zoals ik dat noem, had foto's van elke klas, met de namen eronder. Alexander Fortuin, las ik. Ik herkende zijn vrienden en las hun namen. Ik onthield ze ook. Als ik ze dan tegenkwam op de gang, begroette ik ze altijd met hun naam, waarop ze verbaasd vroegen hoe ik dat wist. Ze begonnen mij te mogen en ik hun. Alleen Alexander was niet te porren voor een date ofzo. Al snel werd de beste vriend van Alexander, Timo, verliefd op mijn vriendin, Jemima, die hem afwees. Zij had namelijk een oogje op Tim uit 3h1, maar dat is een ander verhaal.
Ze had het best wat aardiger mogen zeggen, want Timo was er gebroken van. Ze heeft gelijk; hij is zo lelijk als de neten, maar hij is wel lief. Ik moest hem weer moed inpraten en helpen een ander leuk meisje vinden. Omdat ik zo vaak bij Timo in de buurt was, ontstond er een beetje een band tussen Timo en mij. En omdat Timo vaak bij Alexander in de buurt was, had ik weer mazzel.
Geloof het of niet, deze koelkop was verliefd aan het worden op die Alexander! Ik kon het hem niet vertellen, dat zou onze band gelijk een andere draai geven en dat wilde ik niet. Tot Jemima zich per ongeluk versprak. Ik keek eerst naar de grond en daarna voorzichtig op naar Alexander. Die wenkte me en we liepen het schoolplein op. Hij zei een tijd niks. Ik ook niet.
"Dus het is toch waar?" vroeg hij toen. Ik keek verbaasd.
"Hoe weet je dat dan?"
"Je had het Timo verteld. Hij is mijn beste vriend, weet je."
"Ja, ik weet het."
Een stilte volgde. Het leek uren te duren, terwijl het maar enkele seconden waren.
"Wat nu?" vroeg ik.
"Ja, wat nu. Het enige dat ik weet is dat ik onwijs verliefd op je ben en dat ik de band die we hebben geen verkeerde draai wil geven."
Ik was verrast. Heel erg verrast. Hij kuchte en onderbrak zichzelf daarmee.
"Dus...wat nu?" zei ik nogmaals. "Want ik ben ook onwijs verliefd op jou, maar ja...Ik wil ook geen verkeerde lel geven aan de band."
"Zullen we die band zo maar houden dan? Als het niks wordt kunnen we nog wel vrienden zijn, zoals eerst. Toch?"
Ik knikte en keek hem voorzichtig aan.
"Dus we gaan het proberen?" vroeg ik.
"Ja." Het klonk vastbesloten. Ik kon hem wel opeten! Wat was ik gelukkig toen, ik dacht bijna dat ik hopeloos verliefd was. Ik grijnsde naar hem. Hij knipoogde naar mij. We maakten rechtsomkeert toen de bel ging en namen in de gang afscheid van elkaar.
Een jaar ging het goed. Toen kreeg zijn moeder kanker en stierf. Ik heb hem leren vechten, leren leven ermee, maar hij kon niet accepteren dat zijn moeder er niet meer was. Ik was ook dol op haar, maar ik moest sterk zijn voor hem. Ik had het al een keer eerder meegemaakt, maar dan zelf. Mijn oma stierf een paar jaar terug aan longkanker. Ik was er kapot van, maar heb dit nooit laten merken. Ik wist dus door wat voor een hel hij moest. Een nog ergere dan ik, want het was tenslotte zijn moeder.
Ik heb hem na een halfjaar ertoe gezet om verder te gaan met zijn leven. Niet om haar te vergeten, maar om haar te herinneren, op een goede manier. Hij kwam er overheen en ging door met zijn leven, soms wat moeizamer dan anders.
Dat ging ook een halfjaar goed. Tot hij opeens bij mij op de stoep stond. Hij was weggelopen van zijn dronken vader, die weer riep dat hij een mislukkeling was en nergens voor deugde. Normaal gesproken hield zijn moeder hem in de hand, maar die was er niet meer en Alexander pikte het niet meer. Ik ving hem op, hij mocht zolang blijven als hij wilde. Hij had het meeste meegenomen, zoals zijn kleren en schoolboeken.
Hij woonde 2 maanden bij mij. We kregen een bericht dat zijn vader een overdosis pillen had geslikt en was overleden. Alexander stortte volledig in elkaar. Ik kon het niet aanzien hem zo gebroken te zien en probeerde hem in alle wegen te helpen. Tevergeefs.
Hij vertelde mij over zijn zelfmoordplannen, die hij al een tijdje had. Ik schrok me kapot. Ik kon het niet toelaten. Ik probeerde op hem in te praten, wat ook tevergeefs was. Ik heb hem er wel even vanaf gehouden.
Het was maandag. Ik was pas om tien voor half drie uit en Alexander om 1 uur al. Toen ik thuiskwam was er niemand. Ik probeerde hem te bellen. Er werd niet opgenomen. Ik zat op de bank glazig voor me uit te staren, toen er opeens een zin in mijn hoofd gleed. "Ik wil niet meer leven als het zoveel tegenslagen heeft." Ik dacht na over die zin en bedacht verschrikt dat hij wel ergens dood kon liggen. Ik trok mijn jas aan, rukte de sleutels met het rekje en al van de muur en rende het huis uit. Op zoek naar Alexander.
Uren heb ik rondgedwaald, op zoek naar de persoon van wie ik het meest hield. Om wie ik het meeste gaf. De persoon die nu ergens dood zou kunnen liggen. "Ik wil niet meer leven als het zoveel tegenslagen heeft. Ik wil niet meer leven als het zoveel tegenslagen heeft. Ik wil niet meer leven als het zoveel tegenslagen heeft." De zin dreunde in mijn hoofd terwijl ik hem zocht. Het was inmiddels gaan regenen, maar dat interesseerde me geen knal. Ik moest hem vinden, voor het te laat was. Ik rende naar de treinbaan. Daarboven was een fietsviaduct wat over het spoor heen leidde. Daar was hij. Ik rende naar hem toe en kwam buiten adem bij hem aan. Greep hem bij de arm en smeekte hem het niet te doen.
"Denk na!" riep ik, maar hij keek me alleen maar aan. Met die verloren blik in zijn ogen. Die blik die hij al een jaren in zijn ogen had, besefte ik toen.
"Ik ben mijn moeder en mijn vader verloren in 1 jaar tijd. Wat heeft het nog voor zin. Ik heb niemand meer."
"Kijk dan man!" riep ik. "Ik sta voor je!"
"Als je niks meer om me geeft? Wat dan? Dan heb ik toch niemand meer?"
"Ik geef wel om je, snap dat nou! Ik hou van je, daar dan. Ik wilde het je allang vertellen, maar ik wist het niet zeker. Alsjeblieft. Denk aan de mensen die achterlaat Alex. Denk aan iedereen. Denk aan mij."
Tranen stroomde over mijn wangen. Over zijn wangen.
Hij klom terug over het hekje en we omhelsden elkaar stevig, terwijl de trein onder ons doorraasde.
"Samen lossen we het op. We kunnen samen de hele wereld aan." fluisterde ik.
"Ja.." zei Alexander. En toen, alsof hij het net had besloten, liet hij me los en riep heel hard: "IK HOU VAN PHOEBE!!!"
Toen was ik echt geraakt en tranen van geluk stroomden over mijn wangen. Passerende mensen keken ons raar aan. Toen Alexander me in zijn armen nam en me kuste, lachten ze en liepen door. Ik kon ze het zinnetje horen denken; Dus zo gelukkig kunnen mensen met elkaar zijn.
__________________
Een engel kuste mij, dus is mijn rust voorbij.
Laatst gewijzigd op 28-06-2003 om 21:10.
|