De onderwerpszin is een zin (= woordgroep met onderwerp en gezegde) die dienst doet als onderwerp bij een persoonsvorm.
De voorwerpszin is een zin (= woordgroep met onderwerp en gezegde) die dienst doet als voorwerp bij een persoonsvorm.
Voorbeelden:
- Pater dicit [ thesaurum in vinea latere ].
Vader vraagt wat?
Wat is hier een lijdenvoorwerp => dus de inf-zin is een lijdend voorwerp
= - Vader zegt dat in de wijngaard een schat verborgen is
- Bij onpersoonlijk gebruikte werkwoorden, is je inf-zin vaak een onderwerp
Vraagje? Zit jij toevallig in België op school?
Als er vragen zijn dan help ik graag!
|