[ Zie hier mijn mislukte column. Ik heb besloten u dit niet te onthouden en het derhalve om te vormen naar een verhaalachtig geheel ]
Het miezerde al geruime tijd, maar nu het donker werd buiten, was het steeds minder goed zichtbaar. Het restaurantje lag er verlaten bij en er was slechts één tafel bezet, terwijl het waarschijnlijk al tegen sluitingstijd liep, want ook de kaarsjes lieten één voor één het leven. Op zulke momenten vloek ik op het feit dat mijn gitaar nog thuis ligt, ondanks dat ik nog steeds geen fatsoenlijk riedeltje kan spelen. Al was het alleen maar om een stemming te creëren waar je geen ogen voor hoeft te sluiten.
Volgens mij huilde ze, maar dat durf ik niet met zekerheid te zeggen omdat de kaars op haar tafel het ook al begeven had. Voorzichtig zette ik het glas water aan mijn mond, mijn misselijkheid kwam terug met elke beweging die ik maakte, alsof ik liters alcohol in mijn bloed had die hun weg niet konden vinden in het labyrint van mijn gedachten. En het stelletje aan tafel dertien had ruzie, daar was ik inmiddels zeker van. Ze keek hem niet meer aan en hij begon steeds luider te praten. Tien voor elf, nog een paar minuten. Maar ik ben geen geschikte relatietherapeut.
Eigenlijk wist ik niet meer wat ik nu het meest miste; de alcohol of mijn vriendin. Of eerder nog de nicotine, want het stoppen met roken was geen goed plan geweest nu ik onder steeds meer druk kwam te staan. Ik verdien te veel, bedacht ik me lachend maar de lach hield geen stand. Ze baande het restaurant uit, hij bleef zitten en pakte zijn telefoon. Zijn rechterhand ging omhoog, alsof hij het plafond naar beneden wilde trekken (later besefte ik dat hij bediend wilde worden) en de laatste kaars ging uit.
Met grote passen liep hij op de kassa af en ik hoopte vurig dat hij een mes of pistool zou trekken om me mee te bedreigen zodat ik hem de kassalade mee zou geven, of de inhoud ervan. In plaats daarvan legde hij een briefje op de toonbank, vijftig euro. Met de laagste stem die ik ooit gehoord heb, zei hij dat ‘het wel goed was zo’. Ik knikte en bedankte hem voor de fooi, daarna draaide ik de deuren op slot en schonk mijzelf eens een borrel in. Op de bon stond de rekening, zestig euro en een paar cent. Achterop de bon kraste ik met grote letters: “Ik ben op vakantie. Tot morgen.”
Met een lach kon ik naar mijn auto toe. Ik had vakantie.
__________________
Naamloos kun je niet schuilen// Het pseudoniem is gelogen vandaag.
|