Ik verveel mij. Buiten schijnt de zon.
Ik vraag aan papa of ik buiten mag spelen. En dat mag.
Als ik door de straat loop kom ik Vienthi tegen. Zij is een bruin meisje met lang zwart haar. Ze is 2 jaar jonger dan mij. Toen ik haar nog niet kende dacht ik dat ze even oud was als ik, want ze is bijna even lang.
"Zullen we spelen?" Vraagt ze. Ik vind het niet zo leuk om met haar te spelen en ze heeft een hele enge familie. Ze vertelde mij een keer dat haar vader zo sterk is dat hij een keer een arm van iemand had omgedraaid en eraf had getrokken!
Maar er zijn geen andere kinderen op straat waar ik mee kan spelen, dus ik zeg: "Oké."
"Wat een mooi armbandje heb je om." Zegt Vienthi. "Waar heb je die vandaan?" Trots steek ik mijn arm uit. "Gekregen voor mijn verjaardag." Ik denk aan arme kindjes in een ver land, die een boterham hebben gekregen voor mijn bandje.
"Zullen we naar de speeltuin gaan?" Vraagt Vienthi. "Oke." Zeg ik.
We rennen er zo hard als we kunnen heen, want we willen allebei op de schommel. Er zijn wel 2 schommels, maar eentje is vies. Daar plassen van die jongetjes overheen. Bah!
Wie er het laatste is gaat altijd op die vieze schommel zitten, maar dan moet 'ie wel eerst omgedraaid worden.
We schommelen allebei heel hoog, maar Vienthi wil doen wie er het verste af kan springen. Ik wil dat niet, dat is eng. Ze gaat zelf maar springen als ze dat wil!
Ik vind het leuker om omhoog te kijken, naar de lucht. En de vogeltjes.
"Pas maar op, zometeen draai je met schommel en al over de kop." Zegt Vienthi. "Dat kan helemaal niet." Zeg ik. "Echt wel, dat is een keer gebeurd." "Echt?" "Ja, vraag maar aan mijn papa." Ik trek mij er niks van aan, schommelen is veel te fijn.
Als we stil zitten om even uit te rusten, zien we twee meisjes naar ons toe komen. De meisjes zijn veel ouder dan wij. Ik vind het niet prettig dat ze zo dichtbij komen. "Wat een mooi armbandje heb je om. Mag ik 'm eens zien?" Ze knoopt het armbandje af en houdt 'm omhoog om beter te kunnen kijken. Ik vind het niet leuk dat ze dat doet, maar ze knoopt het armbandje straks wel weer om.
Maar ineens loopt ze weg, met mijn armbandje! Ik dacht eerst dat ze 't wel weer terug zou komen brengen, maar ze is nu wel erg ver weg.
Ik moet huilen. Hoe kán ze!?!
"Kom maar met mij mee naar huis." Zegt Vienthi. Ik kijk haar niet aan en ren naar huis.
Na het avondeten belt er iemand aan. Mijn vader doet open. Veinthi staat voor de deur. "Gaat het nu weer goed met Eva?"
Aan deze dag moest ik laatst ineens denken toen ik Vienthi weer zag. Ik heb mij zoveel mogelijk in mijzelf van zo'n 10 jaar geleden ingeleefd en er een verhaaltje over geschreven.
Het is niet uiterst boeiend, maar ik vond het wel grappig om hier te plaatsen.
|