Oud 09-05-2002, 19:33
Inemine
Avatar van Inemine
Inemine is offline
Agh, ik denk dat ik dit veel te vaak post. Sommigen zullen dit misschien nog wel herinneren. Het is mijn verhaal, of toch op zijn minst iets wat daar voor moet doorgaan. Ik ben er nu al een jaar mee bezig of zo (ik ben laaaaaaangzaaaaaaaaaaaaaam ) en ik geraak maar niet vooruit. En volgens mij is mijn schrijfstijl ondertussen ook al weer wat verandert. Ik ben van plan om hier om de zoveel tijd een nieuw hoofdstuk te plaatsen, als er interesse voor is natuurlijk. Ik ben trouwens uit op kritiek; vertel me wat je er van vindt en of er iets is dat ik misschien zou moeten/kunnen veranderen.
Alvast bedankt. ^_^
-------------------------------------

Achter de Werkelijkheid

Hoofdstuk 1

Druppels melk vielen neer op de ontbijtgranen, waar ze in nog kleinere druppels uiteenspatten en in de kom belandden. Kleine rimpeltjes vormden zich op de plaats waar ze in de melk terechtkwamen. Een lepel bracht alles in beweging met een cirkelvormige beweging. Alice keek toe hoe de melk langzaamaan in de ontbijtgranen trok en ze tot een papperig goedje maakte. De vlokken leken wel sponzen, ze slorpten de melk op en zetten zich uit.
Alice zuchtte. Het zou weer een saaie dag worden. Het was maandagmorgen, wat dus betekende dat ze weer een hele week naar school moest gaan om naar haar saaie, oubollige leerkrachten te luisteren. En wat het nog erger maakte was dat het rotslecht weer was. Witte mistslierten vulden het landschap met een spookachtig beeld. Buiten was het donker, nat en koud. En Alice wist dat ze daar straks doorheen zou moeten fietsen, doorheen de mist die haar zou opslokken zoals een zwart gat het licht opslokt, om het dan nooit meer te laten gaan.
De zachte melodie van de radio vulde de kamer en haalde Alice uit haar gedachten. Ze keek op naar haar moeder die opgewekt meeneuriede met de muziek terwijl ze vlijtig haar ontbijt klaarmaakte. Glimlachend draaide ze zich om naar haar enige kind, die haar met haar grote groene ogen nors aankeek. Haar moeder nam een glas sinaasappelsap en gaf het aan Alice.
"En, goed geslapen?" vroeg ze, nog steeds met haar betoverende glimlach.
Alice zei niets; ze haalde enkel haar schouders op en staarde weer naar haar kom.
"Ach nee heh, Alice. Niet opnieuw." zei haar moeder; haar glimlach verdween, "Dat is nu al elke week hetzelfde. Hou nu toch eens op met dat chagrijnige gedoe. Het is toch niet zo erg om naar school te gaan."
"Dat is het wel!" riep Alice nijdig, "Jij weet niet wat het is om daar elke dag opnieuw te zitten. Jij weet niet hoe het voelt om geen vrienden te hebben, om steeds maar weer genegeerd te worden door iedereen rondom je."
"Maar Alice, daar kan je toch iets aan veranderen. Als je nu eens zou proberen om vrienden te maken, om met andere mensen om te gaan. Maar als je je zo blijft gedragen, denk ik niet dat veel mensen iets met je te maken willen hebben."
Met moeite kon Alice de emoties die toen bij haar opkwamen bedwingen. Haar moeder zei altijd alles rechtuit, en dat merkte Alice nu heel goed.
"Je hebt gelijk mam. Ik ben maar een vervelend wicht. Het ligt allemaal bij mezelf, bij mijn karakter."
Haar moeder ging naast haar staan en streek door haar lange, glanzende bruine haar.
"Och Alice, er zullen wel mensen zijn die je appreciëren zoals je bent, je hebt ze gewoonweg nog niet ontmoet. Ik zal je altijd steunen, maakt niet uit wat er gebeurt. Dat weet je toch?"
Alice knikte zachtjes. Haar moeder gaf haar een vriendelijk schouderklopje. Alice kreeg er nog net een kleine glimlach uitgeperst, maar voor haar moeder was dat genoeg.
"Dat is al veel beter," zei ze, "Eet nu maar verder zodat je op tijd kan vertrekken."
"Ik heb geen honger meer."
Ze schoof haar kom van haar weg. Met een geërgerd gezicht keek haar moeder haar aan en zei: "Je weet toch dat dat ongezond is. Drink dan op zijn minst je sinaasappelsap uit."
Alice zuchtte, nam haar glas en dronk het langzaam leeg. Daarna zette ze het terug op tafel en stond op.
"Ga je al door?" vroeg haar moeder.
Alice knikte, gaf haar moeder een zoen en liep naar buiten.
"Wees voorzichtig Alice!" riep haar moeder haar nog na. Maar Alice hoorde haar al niet meer. Ze nam haar fiets, zette de roestige lamp aan en reed langs het kleine, kiezelige opritje de straat op. De koude lucht sneed over haar wang en maakte haar ogen vochtig; druppels vormden zich in haar ooghoeken en gleden naar beneden, terwijl ze een vochtig lijntje achterlieten. Met haar mouw wreef ze de zoute druppels weg.
De dikke mist was vochtig en liet kleine regendruppels achter op haar jas. Maar ze schonk er geen aandacht aan. Gefascineerd keek ze rond zich, naar het landschap waar ze zo vaak doorheen was gefietst. Grasgroene velden met koeien, paarden en schapen. Hoge en brede bomen, geurige en kleurige bloemen, kronkelige en glinsterende beken. Alles was hier zo mooi en vredig. Alice was blij dat ze hier woonde en niet in de stad, waar je op elke hoek wel vuil ziet liggen en waar er bijna niets groen aanwezig is. De stad was saai en grijs en maakte je met zijn drukkende, sombere sfeer helemaal depressief.
Nee, dan was het platteland veel beter, ook al zag het er nu spookachtig uit met al die mist die overal tussendoor gleed. Een lange witte sluier; ze bedekt alles maar is toch niet helemaal ondoorzichtig. Met een beetje moeite kan je er doorheen kijken, en dan zie je de schoonheid van de omgeving pas echt.
Alice zuchtte diep; dit keer was het een zucht van opluchting, want ze realiseerde zich hoeveel geluk ze eigenlijk wel had. Ze had het geluk om hier te wonen, om goede, begrijpende ouders te hebben, om zo te kunnen genieten van het leven dat ze nu leefde en van het leven dat nog komen moest.
Na enkele minuten kwamen er meer huizen in het straatbeeld tevoorschijn, wat dus betekende dat ze de stad naderde. Alice stak het eerste kruispunt over en reed verder in de richting van haar school: haar gevangenis, haar hel. De leerkrachten waren onmenselijke monsters die er plezier in zagen iemand te kwellen door die persoon op alle mogelijke manieren die ze konden bedenken, te straffen en werk te geven. En de leerlingen waren al niet veel beter. Natuurlijk waren er ook enkele fijne mensen tussen, maar het merendeel was gewoonweg hatelijk. Dat was de reden waarom Alice niet graag naar school ging. Het waren de mensen die haar het leven op school zo moeilijk maakten.
Ze stak een straat over. Doordat ze zo diep in haar gedachten verzonken was, zag ze het gevaar niet aankomen. Een auto naderde haar op volle snelheid. Alice merkte het te laat. Alles speelde zich vertraagd voor haar ogen af. Het geluid van de krijsende remmen, bruusk en snijdend. De klap van de auto tegen de fiets. Het asfalt dat dichterbij kwam, met een suizende snelheid, zelfs vertraagd. De klap bij het neerkomen op de harde, koude weg.
En toen, werd alles zwart.

-------------------------------------------------
__________________
Keep smiling- it makes people wonder what you've been up to.
Met citaat reageren
Advertentie
Oud 09-05-2002, 20:13
Gwen.
Avatar van Gwen.
Gwen. is offline
Hey je was al veel verder . Ik ging ongeveer trippen teon ik de titel zag staan.. ik dacht "Aaaaaaaah EINDELIJK een vervolg". Maar nee . Vervolg vervolg vervolg vervolg !!!
__________________
.
Met citaat reageren
Oud 09-05-2002, 20:53
Inemine
Avatar van Inemine
Inemine is offline
Hehehe, sorry! Ik ben gewoon van plan om na enkele dagen ofzo het volgende hoofdstuk te plaatsen. Dan kunnen de mensen per hoofdstuk reageren en kritiek leveren.
Trouwens, zo veel heb ik nog niet geschreven hoor. Heb nog maar net hoofdstuk 8 af geschreven en moet het nu nog uittypen.
__________________
Keep smiling- it makes people wonder what you've been up to.
Met citaat reageren
Oud 10-05-2002, 09:32
Verwijderd
"rotslecht weer"
bestaat volgens mij niet

'k vind het wel een mooi verhaal
maar soms vind ik 't wat overdreven, van die melkdruppels bv., of "vlijtig" je ontbijt klaar maken en nog meer van die dingen. De schrijfstijl dus. Maar wie ben ik .
Ik ben wel benieuwd naar de rest van het verhaal
Met citaat reageren
Oud 10-05-2002, 17:30
Inemine
Avatar van Inemine
Inemine is offline
Citaat:
marianne22 schreef:
"rotslecht weer"
bestaat volgens mij niet
Echt niet?
Ik gebruik het anders redelijk vaak. Of misschien wordt het in Nederland niet gebruikt... =\

Citaat:
marianne22 schreef:
'k vind het wel een mooi verhaal
maar soms vind ik 't wat overdreven, van die melkdruppels bv., of "vlijtig" je ontbijt klaar maken en nog meer van die dingen. De schrijfstijl dus. Maar wie ben ik .
Ik ben wel benieuwd naar de rest van het verhaal
Tja, dat van die melkdruppels enzo... Ik zag het een beetje als een intro van een film (in mijn gedachten) , en heb het zo opgeschreven. Is eigenlijk wel wat overdreven ja. ^_^
Bedankt voor je kritiek.

En aangezien ik toch geen andere reacties meer verwacht, post ik nu al hoofdstuk 2 (is wel kort).

-------------------------------------------------
Hoofdstuk 2

Een warme gloed gleed over Alices wangen en trok haar uit de diepe duisternis, waarin ze zich - althans zo dacht ze - een eeuwigheid had bevonden. Langzaam opende ze haar ogen, en knipperde toen de brandende zon in haar diepgroene ogen schitterde. Met haar hand schermde ze het felle licht af. Ze ging overeind zitten en keek om zich heen.
"Waar ben ik?" vroeg ze zich hardop af.
Haar omgeving was haar totaal onbekend. Ze bevond zich tussen enkele heuvels; heuvels met gras van de mooiste kleur groen, met bloemen in kleuren waarvan Alice niet eens wist dat ze bestonden, met bomen met de vreemdste vormen en bladeren. Een heldere beek stroomde met een rustgevend, klaterend geluid tussen de heuvels door. De omgeving was gevuld met het gezang van de prachtigste vogels. Overal leek de helderheid, kleur en schoonheid te overheersen.
Alice dacht diep na. Ze probeerde zich te herinneren wat er gebeurd was, hoe ze op deze plaats terecht was gekomen. Vaag herinnerde ze zich de mist, de auto en ten slotte, de klap. Ze wist weer wat er gebeurd was; ze had een ongeval gehad. Maar hoe kwam ze dan hier terecht? Hier, in deze hemelse omgeving? Haar adem stokte. Hemelse... Ze was toch niet... Verschrikt stond ze op en liep naar het beekje. Ze keek naar het water, naar haar wazige weerspiegeling. Er was niets speciaals te merken. Ze zag er nog altijd hetzelfde uit. Maar dat bewees nog niets. Ze moest er achter zien te komen waar ze was en hoe ze hier terecht was gekomen. Ze wilde weten of ze dood was, of ze uit het wereldlijke leven was weggerukt. Onzekerheid was niets voor haar, dat maakte haar nerveus.
Ze moest iemand zien te vinden, en dat zou niet lukken als ze hier bleef zitten. Ze stond op en keek nog eens rond. Welke richting zou ze het beste uitgaan? Bovenop één van de heuvels zou ze waarschijnlijk een beter zicht hebben op haar omgeving. Ze liep de dichtstbijzijnde heuvel op en keek naar wat er voor haar lag. Nog meer heuvels. Even groen als de heuvels achter haar. Even begroeit als de heuvels achter haar. Even verlaten als de heuvels achter haar. Een schok ging door haar lichaam. Stel dat er niemand was? Dat ze helemaal alleen was; alleen op een onbekende plaats?
Alice vulde haar longen met lucht en schreeuwde zo hard als ze kon.
"Hallo? Is hier iemand?"
Een doodse stilte was het antwoord. De eenzaamheid sloop haar lichaam binnen, greep haar hart vast en omklemde het met al haar kracht. Machteloos keek Alice voor zich uit. Haar hart mocht dan wel doordrongen zijn van de eenzaamheid, haar hersens waren dat nog niet. Ze zou het niet opgeven, nog niet. Niet voordat ze had gezocht, niet voordat ze had gevonden wat ze zocht. Vastbesloten rende ze vooruit, de heuvel af. Ze rende door de bloemen, waaruit honderden vlinders omhoog fladderden. Ze omcirkelden haar lichaam en deden haar verdrinken in de pracht van hun kleurige vleugels. Ze rende door het hoge gras, dat als dunne vingers langs haar benen streek. Ze rende en rende, steeds maar rechtdoor. Heuvel op en heuvel af, nooit omkijkend naar wat ze achter zich liet. Het leek wel alsof die heuvels oneindig ver doorliepen. Telkens wanneer ze bovenop een heuvel stond, begroette een nieuwe haar aan de andere kant. Maar Alice bleef doorlopen; ze gaf het niet op.
Langzaam trok de zon door de hemel, die ze van hemelsblauw tot roodviolet liet veranderen. En als een donker laken gleed de nacht over het landschap. Sterren fonkelden en lichtten de zwarte ruimte boven de aarde op. Maar hun schijnsel kon niet op tegen de maan, die dominerend en vol aan de hemel stond. Uitgeput viel Alice op de grond. Ze had de hele dag gelopen door een nooit eindigend heuvellandschap. Ze besefte dat het geen zin had om nog verder te lopen. Het enige wat ze te zien zou krijgen, zouden de heuvels zijn die ze eerst hemels had gevonden, maar die ze nu haatte als de pest. Haar benen voelden aan alsof ze door honderden naalden werden doorprikt. Haar hart bonsde als een stoomtrein; het geklop ging door haar hele lichaam en vulde haar hoofd met een vervelend, echoënd geluid. Ze legde zich neer onder een grote boom en maakte zich zo klein mogelijk. De vermoeidheid dreef haar naar een diepe slaap. Een klein opgerold hoopje eenzaamheid onder de onmetelijk uitgestrekte hemel, met een enkele traan die over haar wang liep.

-----------------------------------------------------
__________________
Keep smiling- it makes people wonder what you've been up to.
Met citaat reageren
Oud 10-05-2002, 20:03
stroopwafel
Avatar van stroopwafel
stroopwafel is offline
heb je dit heel toevallig al eerder gepost??
volgens mij ken ik het namelijk al

in 1 zitten wel van die dingetjes die ergeren zoals:

doorheen de mist
dat klinkt niet helemaal volgens mij

en

appreciëren
dat vin ik gewoon een *** woord, waarderen zou mis. een beetje 'makkelijker' zijn..

+


Drink dan op zijn minst je sinaasappelsap uit."


dat vin ik helemaal raar! je --- uitdrinken??????

maar wel natuurlijk wel weten wat er nu gebeurd
__________________
de havenmeester is ook niet perfect, maar zolang de worst vliegt, heerst de bloemkool de wereld..
Met citaat reageren
Oud 12-05-2002, 20:35
Inemine
Avatar van Inemine
Inemine is offline
Citaat:
stroopwafel schreef:
heb je dit heel toevallig al eerder gepost??
volgens mij ken ik het namelijk al
Ja, heb het al eens gepost, maar dat was al wel een tijdje geleden, denk ik.

Citaat:
stroopwafel schreef:
doorheen de mist
dat klinkt niet helemaal volgens mij
Oké, verander ik wel in "door de mist" ofzo. ^_^

Citaat:
stroopwafel schreef:
appreciëren
dat vin ik gewoon een *** woord, waarderen zou mis. een beetje 'makkelijker' zijn..
Bedankt, dat klinkt inderdaad beter. Ach ja, ik schrijf meestal het woord op dat het eerst in mij op komt. Is niet altijd een goed idee.

Citaat:
stroopwafel schreef:
Drink dan op zijn minst je sinaasappelsap uit."
dat vin ik helemaal raar! je --- uitdrinken??????
Dat zeggen wij hier toch wel... Hoe moet ik het dan schrijven?

Bedankt voor de correcties. Daar kan ik iets mee. ^_^

En hier volgt dan maar meteen hoofdstuk 3.
___________________________________________

Hoofdstuk 3

Een zacht briesje liet de bladeren van de bomen ritselen en streek over het lange gras. Met een golvende beweging bewoog het op het ritme van de wind. Alice rekte zich uit en geeuwde. Door de vermoeidheid van het lange lopen had ze een goede nachtrust gehad, ook al had ze op de grond moeten slapen. Het gras was zo mals en zacht dat je bijna niet merkte dat je op de grond lag.
De boom waaronder Alice geslapen had, bleek een appelboom te zijn. Dat kwam goed uit, aangezien haar maag aan alle kanten rommelde en een grommend geluid liet horen. Uitdagend hingen de rode, blozende appels te wachten om geplukt te worden door een hongerige hand. Als Alice op de toppen van haar tenen ging staan, kon ze juist één appel plukken. Begerig zette ze haar tanden in de glanzende vrucht. Het sap van de appel liep langs haar kin omlaag, naar haar hals. De zoete smaak trok in haar tong en deed haar met volle teugen genieten. Ze at de appel langzaam op, enkel en alleen om de smaak zo lang mogelijk in haar mond te houden. Maar aan alles komt een einde, en dus ook aan dit heerlijke ontbijt.
"Weet je," dacht Alice hardop, "Eigenlijk valt het hier nog wel mee."
Ze haalde diep adem en vulde haar longen met de frisse lucht. Ze wreef even over haar gezicht en merkte dat het sap van de appel een plakkerig spoor had achtergelaten. Met vluchtige passen liep ze naar het beekje; het beekje dat overal leek te zijn. Ze knielde neer aan de rand en nam het heldere water op met haar handen. Ze sloot haar ogen, goot het water over haar gezicht en waste het sap weg. Met krachtige bewegingen schudde ze haar gezicht droog en veegde de laatste druppeltjes weg. Ze opende terug haar ogen en hief haar hoofd op. Verbaasd keek ze naar wat ze voor zich zag. In plaats van de heuvels die er zojuist nog waren, lag daar nu een dorp. Een echt dorp met middeleeuws uitziende huizen. En in dat dorp liepen mensen rond! Alice werd helemaal opgewonden van wat ze zag; een tinteling liep door haar lichaam. Ze was dus toch niet alleen. Het was wel vreemd; hoe kon een heel dorp nu zomaar uit het niets tevoorschijn komen? Ze had nu wel al begrepen dat dit geen gewone, alledaagse plaats was. Wat hier aan de hand was, zou hopelijk niet lang meer een raadsel zijn. Met gemak sprong ze over het beekje en richtte zich naar het dorpje, dat uitnodigend wachtte op haar komst. Een klein paadje liep langs de heuvels door en leidde naar de rand van het dorpje. Ze volgde het zanderige, goudgele paadje; kronkelig liep het tussen de bomen en velden door.
De huisjes waren klein en leken zo uit een geschiedenisboek te zijn weggelopen. Ze waren gebouwd met leem en hout en versierd met gedetailleerde afbeeldingen van dieren, planten en mensen. Gekleurde glasramen schitterden in het licht van de zon. Gekasseide straten liepen tussen de huisjes door en kwamen samen op een marktpleintje. Grote eiken groeiden aan de rand van het plein en vormden een groene cirkel die het gehele plein leek te omarmen met zijn omvangrijke takken. In het midden stond een fonteintje, versierd met stenen sprookjesfiguren waar het water klaterend overheen stroomde. Het plein was een gezellige plaats waar je veel mensen zou verwachten. Maar niet hier; het was helemaal verlaten. De straten waren doodstil. Niets bewoog, enkel de blaadjes van de eiken die zachtjes ruisten op het zwoele briesje dat over het pleintje dreef. Alice begreep er niets van. Ze had toch mensen in het dorp zien rondlopen toen ze bovenop de heuvel had gestaan? Waar waren die dan nu gebleven?
Het holle geluid van voetstappen weerklonk door de lege straten en weerkaatste tussen de muren door naar het plein. Speurend keek Alice rond, op zoek naar de bron van het geluid. Een klein meisje liep door één van de straten en draaide plots een steegje in, zodat ze uit het zicht verdween. Zonder ook maar één seconde te aarzelen, liep Alice het meisje achterna; door de straat, het steegje in. Maar weer werd ze door verbazing getroffen toen ze plots voor een muur stond. Deze weg liep dood! Het enige wat hier stond, waren een hoop kisten en dozen. En zelfs daarmee kon een klein meisje niet zomaar over een muur verdwijnen. Maar toch was ze weg, in rook opgegaan. Verzwolgen door de schaduwen van de huizen. Ze kon het nog steeds niet geloven dat het meisje verdwenen was, dat ze haar uit het oog had verloren. Ontzet gaf ze een schop tegen één van de kisten. Een kat sprong verschrikt achter de kisten vandaan en schoot rakelings langs haar benen door. Alice wist dat ze zich moest inhouden, dat ze haar woede niet mocht laten overheersen. Ontgoocheld draaide ze zich om en wandelde terug naar het zonnige marktplein. Het gevoel van eenzaamheid kneep weer in haar hart. Mistroostig leunde ze met haar rug tegen een boom en liet zich zachtjes op de grond zakken. Ze staarde omhoog; tussen de eikenblaadjes door kon ze de pure, hemelsblauwe lucht zien. Dunne straaltjes zonlicht vielen door de openingen in het gebladerte en vormden kleine, warme plekjes. Enkele van die plekjes vielen recht op haar gezicht en maakten haar slaperig door de aangename warmte die ze achterlieten. Ze sloot haar ogen en genoot van dit gevoel. Het leek alsof haar geest voor even verdween en ze zich van niets nog iets moest aantrekken. De rust in haar lichaam verzwakte al haar zintuigen, alsof ze onder verdoving stond. Niets haalde haar uit haar lichte slaap. Geen enkel geluid.
"En, heeft kleine Lisa haar weg gevonden?" klonk een luide, volle stem achter haar. Alice schrok zich bijna dood. Het geluid van een stem had ze hier helemaal niet verwacht, zeker niet na de rustgevende stilte die haar bijna in slaap had gesust. Ze keek om naar waar de stem vandaan kwam. Twee jongens torenden hoog boven haar uit. De ene had donkerbruin haar en zag er ongeveer even oud uit als haar, misschien nog iets ouder. De andere had een bruine, bijna zwarte huid en donker kroezelig haar. Ook hij leek van haar leeftijd te zijn. Alice was zo overdonderd door hun plotse aanwezigheid dat ze hen enkel bleef aanstaren, haar mond halfopen van verbazing.
"Nou..." drong de blanke jongen aan.
Alice wist niet wat ze moest zeggen. Ze wist zelfs niet waarover hij het had. Er kwam enkel een stotterend geluid uit haar dichtgeknepen keel: "Ik... ik... "
Ze slikte de rest van haar zin weg.
"Volgens mij is ze nieuw hier." Het was de andere jongen die nu sprak. "Klopt dat?" Alice knikte. Nu zou ze eindelijk antwoorden krijgen; antwoorden waar ze zo op hoopte.
"Ik ben hier gisteren terecht gekomen, maar heb er helemaal geen idee van waar ik ben en wat ik hier doe..."
"Wel, dan denk ik dat we maar eens wat uitleg moesten geven."
Ze gingen allebei voor haar zitten, onder de grote eik in de koele schaduw.
"Oké, we zullen ons eens even voorstellen," zei de blanke jongen, "Mijn naam is David, en dit is Damal." Hij wees naar de jongen naast hem.
"Ik ben Alice," antwoordde ze een beetje onwennig.
Damal lachte zijn spierwitte tanden bloot. "Dat is wel toepasselijk: Alice in Wonderland."
"Wonderland?" Alice dacht meteen terug aan het verhaal over het meisje Alice dat door haar nieuwsgierigheid in een bizarre wereld terecht was gekomen.
"Dit is toch niet Wonderland, of wel?"
David schudde zijn hoofd. "Dit is niet een wereld uit een boek, maar een wereld achter de werkelijkheid; verscholen voor het gewone leven, zichtbaar voor de mensen die geen deel meer uitmaken van dat leven, maar die alleen nog maar dromen hebben."
"Dus ik ben niet dood?" vroeg Alice, hopend op het juiste antwoord.
"Nee," verloste Damal haar uit haar onzekerheid, "Je ligt in een coma. Een coma, veroorzaakt door een ziekte, een ongeluk... noem maar op. Hier komen de mensen terecht die om één of andere reden in een coma zijn geraakt. Deze wereld herenigt de zielen die dwalen tussen de overgang van leven naar dood. Sommigen vinden hun terugweg naar het leven, anderen naar hun einde. Alles is hier bepaald door het Lot, dus je kan niet zelf bepalen wat er gebeurt. Wanneer je bijvoorbeeld moet kiezen tussen twee wegen en je kiest de linkse weg, dan was die keuze wel door jou genomen, maar het Lot had al bepaald dat je dat ging doen. Alles wat er gebeurt, wat je doet, waar je eindigt, dat is allemaal al door het Lot vastgelegd voordat je je ook maar realiseerde dat je in een andere wereld was. Of het Lot ook aanwezig is in de echte wereld, weten we niet, maar hier is het wel aanwezig, en daar kan niets tegen gedaan worden."
David nam het nu van Damal over. "In deze wereld is er niets zoals het lijkt. Alles is hier net iets anders dan de werkelijkheid. Het is een droomwereld, gelijk voor alle mensen over de hele wereld. Iedereen verstaat elkaar omdat iedereen dezelfde taal spreekt: de taal van de dromen. Je komt hier alles tegen waarvan je nooit had gedacht dat het echt zou bestaan. Deze wereld is enorm groot en blijft maar groeien. Telkens wanneer iemand over iets droomt wat er nog niet was in deze wereld, dan verschijnt het hier. En in deze wereld moeten we proberen onze weg naar de werkelijkheid terug te vinden. Dat kan enkel en alleen door een voorwerp, persoon, dier of woord te vinden dat met je leven te maken heeft. Dat klinkt eenvoudig, maar het is het niet. Er is maar één ding in deze wereld dat je kan terugbrengen. Eén, niet meer. Maar het kan ook zijn dat het Lot ervoor gezorgd heeft dat er geen voorwerp is. Dan ben je gedoemd om hier te blijven tot je lichaam in de echte wereld het begeeft. Dus totdat je doodgaat. Of totdat je in deze wereld sterft, want dan sterft je ziel en een lichaam kan niet blijven bestaan zonder een ziel. En pas dan kan je hier weg. Kleine Lisa die je daarstraks zag, heeft haar weg naar huis gevonden. Die kat die je in dat steegje tegenkwam, dat was haar terugweg. Het was haar kat uit haar echte leven. Zo moet iedereen hier dus zoeken naar zijn terugweg."
Alice liet alles even bezinken. Het was allemaal zo nieuw en vreemd. Ook een beetje beangstigend. Stel nu dat ze hier nooit weg zou geraken. Ze moest er niet aan denken!
"Hoe weet je dan waar je moet zoeken? En hoe kan je te weten komen of je nog terug thuis kan geraken?"
"Dat weet je niet," antwoordde Damal, "Je kan alleen maar zoeken en hopen dat je iets vindt. Maar er is één persoon die toch een beetje hulp kan bieden. Canovir, de wijze die weet wat er zal gebeuren, die weet wat het Lot beslist heeft. Het enige probleem is dat je maar één enkele vraag mag stellen. En het antwoord is nooit erg duidelijk. Althans, zo denk je op het begin. Want na een tijd wordt het allemaal heel duidelijk. Meestal begrijp je het pas als je je voorwerp al gevonden hebt."
"Dus die man kan mij helpen?" vroeg Alice.
De twee jongens knikten.
"Als je wil, dan brengen wij je wel tot daar," stelde David voor, "Het is niet zo ver van hier."
Natuurlijk wilde Alice wel dat ze met haar meegingen. Dat was beter dan op eigen houtje alles uit te zoeken, beter dan helemaal alleen in deze vreemde, mysterieuze wereld rond te lopen. Meteen ging ze op zijn aanbod in.
"Als het geen probleem voor jullie vormt..."
"Goed dan, laten we dan maar vertrekken. De woning van Canovir ligt aan de andere kant van het dorp, achter de heuvels." zei David terwijl hij opstond.
Een rilling liep over Alice haar rug bij het woord 'heuvels'. Die had ze nu wel genoeg gezien. Ze volgde de twee jongens door de smalle straten, onder de brandende zon, die nu al hoog aan de hemel stond.
______________________________________________
__________________
Keep smiling- it makes people wonder what you've been up to.
Met citaat reageren
Oud 15-05-2002, 21:00
Mollusc
Mollusc is offline
Ik zou zeggen "door de mist heen"

Citaat:
Inemine schreef:


Dat zeggen wij hier toch wel... Hoe moet ik het dan schrijven?

"Drink dan op z'n minst je sinaasappelsap op."

Erg leuk verhaal trouwens.
Mollusc
__________________
ik heb een toevalskarakter
Met citaat reageren
Oud 15-05-2002, 21:29
Inemine
Avatar van Inemine
Inemine is offline
Citaat:
Mollusc schreef:
Ik zou zeggen "door de mist heen"
"Drink dan op z'n minst je sinaasappelsap op."

Erg leuk verhaal trouwens.
Okay, bedankt voor de tips. Ik kan het eerste bericht wel niet meer aanpassen (wat voor een stomme nieuwe regel is dat eigenlijk?), maar ik verbeter het wel in de originele versie op mijn computer.
Hier dan maar hoofdstuk 4. ^_^
__________________________________

Hoofdstuk 4

"En Alice, hoe bevalt het je hier?" vroeg David geïnteresseerd.
"Ik weet het niet, het is hier zo vreemd, zo anders," was haar antwoord.
David knikte begrijpend. "Ik weet wat je bedoelt. De eerste dag is een hel om door te komen. Je zoekt dan naar iets dat er niet is. Ik heb toen heel lang gezocht, maar toen ik niets vond, gaf ik het op en bleef gewoon de hele tijd naar de horizon staren, tot ik in slaap viel. Weet je, volgens mij is die eerste dag een beproeving van het Lot om je karakter te testen."
Alice haalde haar schouders op. Het kon wel waar zijn wat hij zei, maar dat was nu niet één van haar zorgen. Ze keek naar de grond die onder haar voeten doorschoot. Met moeite probeerde ze te bedenken wat er nu allemaal kon gaan gebeuren, wat haar te wachten stond. Maar ze wist het niet, ze kon zich niet voor de geest halen wat er hier allemaal te zien zou zijn en wat ze hier zou doen. David probeerde het gesprek terug aan de gang te brengen.
"Weet je eigenlijk nog hoe je hier terecht bent gekomen?"
Dat wist ze maar al te goed. De beelden van het ongeval schoten steeds weer door haar hoofd als ze er aan dacht. Pijnlijke beelden die ze het liefst van al zou willen vergeten, die ze uit haar hoofd wou bannen. Ze sloot haar ogen maar nog steeds bleven de beelden komen, ongehinderd door haar wil om ze weg te krijgen. Ze voelde dat de blik van David op haar gericht was. Hij wachtte nog steeds op een antwoord. Opnieuw keek ze naar de grond.
"Ik weet het nog. Het was een auto-ongeluk. Ik ben omvergereden door een auto."
Er volgde een stilte.
"En jij?"
"Wel, voor zover ik mij er nog iets van kan herinneren, had ik een ziekte. Welke ziekte weet ik niet meer, dat is al te lang geleden, de tijd hier heeft die herinnering weggevaagd. Maar door die ziekte ben ik dus plotseling in een coma geraakt."
"Hoe lang ben je hier dan al?" vroeg Alice nieuwsgierig.
"Zo ongeveer twee jaar, denk ik."
Alice slikte. Twee jaar, dat was veel te lang. Ze hoopte dat zij hier sneller weg zou geraken.
"En Damal," ging ze verder, "Hoe is hij hier terecht gekomen?"
Damal zelf had de vraag niet kunnen horen. Hij liep enkele meters voorop, opgewekt en zachtjes fluitend. Zijn vriend antwoordde in zijn plaats.
"Hij weet niets meer. Hij weet niet meer hoe hij hier terechtkwam, waar hij woonde, wie zijn familie was, ... Het enige wat hij wel nog wist toen ik hem zes weken geleden tegenkwam, was zijn naam."
Met een beetje medelijden keek Alice naar Damal, die zorgeloos doorging, alsof dit een alledaagse, normale wereld was waar er niets verkeerd kon gaan. Eigenlijk moest ze hem daarvoor wel bewonderen. Niets meer weten over je leven, over jezelf, en dan toch nog zo vrolijk verdergaan. Het zou vreselijk zijn als zij zich niets meer zou kunnen herinneren. Alles wat ze nog wist van vroeger, de fijne dingen, de goede herinneringen, dat zou ze nooit willen missen.
Het dorp lag nu al een stuk achter hen. Opnieuw kwamen de heuvels tevoorschijn, precies hetzelfde als de heuvels waar ze gisteren de hele dag over had gelopen. Het enige verschil was dat deze heuvels aan de andere kant lagen en niet oneindig ver doorliepen. De zachte glooiing in het landschap, de pastelkleurige bloemen, de heldere lucht met witte donswolkjes en de strelende wind: ze hadden een rustgevend karakter, waarin ze bijna wegzonk, opgaand in hun eenvoud en rust.
Het donkere, kleine huisje stak fel af tegen de lichte, kleurige omgeving. Het was gemaakt uit zwart hout dat zo donker was dat het leek alsof de duisternis zelf het had gekleurd. Twee kleine raampjes en een enkele deur sierden de voorgevel van het huisje dat voor de rest volledig kaal was. Geen versieringen en gekleurde ramen zoals de andere huizen in het dorp, geen leuke en gedetailleerde figuurtjes die de gevel sierden. Een rooksliert kwam uit het smalle schoorsteentje, wat er dus op wees dat er iemand binnen was.
Hier woonde dus Canovir, de oude man die wist wat het Lot beslist had. Alice keek nog eens naar het huisje. Eigenlijk had ze iets heel anders verwacht; een soort tempelachtig gebouw of zoiets zou toch veel beter passen bij iemand die zo veel wist. Maar iets kleins is daarom niet minder goed. Misschien zag het er daarbinnen zwart van de weelderige voorwerpen. De enige manier om dat te weten te komen, was door naar binnen te gaan. Ze keek naar Damal en David die teken deden dat ze door mocht gaan. Ze slikte en voelde dat haar vingers trilden.
"Maar waarom?" dacht ze bij zichzelf, "Waarom ben ik bang? Wil ik gewoon niet horen wat er gaat gebeuren, wat er mij te wachten staat?"
Ze duwde haar angst weg en stapte naar de deur. Die stond op een klein kiertje, alsof ze had geweten dat er iemand ging komen.
Stofdeeltjes vlogen op in de lichtstralen die binnenvielen toen ze de deur openduwde. Ze stond in een klein, donker, rommelig kamertje, met aan de twee zijmuren een deur. Boeken lagen verspreid over de grond, bedekt met stof. Een klein tafeltje stond tegen de muur, vol met potjes en rommel waartussen rafelige spinnenwebben hingen. Het enige licht in het kamertje was dat dat langs de deur binnenviel. Alice keek naar de twee deuren, ze twijfelde. Links of rechts? Haar logisch inzicht wees haar de weg. De schoorsteen stond aan de linkerkant van het huisje, en doordat daar rook uitkwam, betekende dat dus dat er iemand in de linkerkamer moest zijn. Ze nam de deurknop van de linkerdeur vast en merkte plots dat er aan de linkerkant van het kamertje een dikke laag stof op de grond lag, terwijl de rechterkant helemaal proper was. Twijfelend staarde Alice naar de deur. Plots herinnerde ze zich iets wat David had gezegd: "In deze wereld is niets zoals het lijkt."
Dit maakte haar zeker van haar beslissing. Vastbesloten draaide ze de deurknop om en ging behoedzaam de kamer binnen. Het eerste wat haar opviel was dat het hier helemaal niet rommelig was, in tegenstelling tot het vorige kamertje. Hier was alles netjes: de boeken zaten mooi gerangschikt in boekenkasten, de potjes zaten in vakjes weggestopt en er lag geen enkel stofje op de grond. De boekenkast nam heel de rechtermuur in beslag en zat volgestouwd met de meest uiteenlopende soorten van boeken. Enkele kaarsen verlichtten de kamer, samen met het beetje zonlicht dat langs het raampje binnenviel. Maar het meeste licht kwam nog van het vuur in de openhaard, dat lustig knetterde. Rond de openhaard stonden twee zetels. In één ervan zat een oude man met een baard die zo lang was dat hij tot op de grond kwam als de man neerzat. In zijn hand hield hij een stok vast met bovenop die stok een glanzende zwarte bol. De man droeg ook een lange bruine pij met een kap over zijn hoofd. Zijn gezicht zat onder de rimpels. Alice probeerde zijn leeftijd te schatten, maar slaagde daar niet in. Ze deed een voorzichtige stap naar voren, zo stil als ze maar kon. Het leek wel alsof de man sliep; vredig maar toch waakzaam. De staf zat stevig in zijn hand geklemd, wat betekende dat hij nog niet in een diepe slaap was. Ze deed nog enkele stappen naar voren terwijl ze geïnteresseerd om zich heen keek.
"Ga maar zitten," klonk plots de stem van de oude man. Alice bleef even verschrikt staan voordat ze plaatsnam in de grote zetel tegenover de man. Haar lichaam zakte gedeeltelijk weg in de gemakkelijke kussens die bedekt waren met een zachte, rode fluwelen stof.
De man had grijze ogen; ze leken op een wazige leegte die vol zat met alle kennis van de toekomst. Ze waren een glazen wand die slechts op enkele plaatsen iets liet zien van wat er achter schuilde. Het was vreemd hoe het voelde alsof hij door haar heen keek, alsof hij wel wist dat ze er was maar haar niet kon zien. Plots begreep ze hoe dat kwam: de man was blind. En dat had waarschijnlijk te maken met zijn gave om te weten wat het Lot had beslist. Hij had de macht om in de toekomst te kijken. Niet met een kristallen bol, niet met kaarten of met handlezen maar met zijn eigen ogen.
"Je weet ondertussen al wel wie ik ben." sprak hij.
Natuurlijk wist ze wel wie hij was: Canovir, de wijze die alles wist. Ze knikte, maar beseft gauw dat hij dat niet kon zien. Maar hij wist dat ze nu had geknikt en ging verder: "David en Damal hebben je al veel verteld over deze wereld en hoe je hier terechtgekomen bent. Maar ik weet dat je nog meer wilt weten, dat je wilt weten wat hier allemaal aan de hand is. Deze wereld is een plaats voor ronddolende zielen; niet voor geesten en spoken, maar de zielen van mensen die vasthangen in de duistere diepte van hun slaap. Hun zielen komen naar hier om de weg uit die diepte te vinden. Deze wereld zal nooit ontdekt kunnen worden door de mens of eender ander wezen, aangezien deze wereld eigenlijk niet bestaat. Het behoort niet tot de werkelijkheid, maar eerder tot de verbeelding. Verbeelding die voor iedere dwalende ziel hetzelfde is. Deze wereld wordt door sommige inwoners Destinis genoemd, voor anderen is het dan weer Fortunya. Het maakt niet uit hoe je het noemt, het blijft steeds dezelfde wereld. Ze is oneindig groot en blijft steeds groeien. Alles hier is opgebouwd uit de fantasie van de mensen van alle tijden. Fantasie en verbeelding zijn er altijd al geweest en zullen ook altijd blijven bestaan. Het maakt niet uit in welke tijd je zit of op welke plaats je je bevindt, altijd is er wel verbeelding aanwezig bij de mensen. Je kan hier draken tegenkomen, feeën, kabouters en tovenaars. Maar ook dingen waarvan je waarschijnlijk nog nooit hebt gehoord. Je doel is nu om te zoeken naar je uitweg, om je ziel terug in de echte wereld te krijgen. Maar denk eraan, ook hier kan je sterven, net zozeer als je dat in de echte wereld kan."
Hij stopte met praten en sloot zijn ogen. De stilte die volgde, duurde lang, te lang voor Alice. Ze zuchtte diep. Meteen gingen de glazige ogen van Canovir terug open.
"Je begrijpt alles en weet wat je moet doen. Nu heb je nog de kans om één enkele vraag te stellen. Kies de juiste vraag, denk goed na over op wat je een antwoord wil krijgen. Slechts één antwoord krijg je, meer niet."
Nerveus beet Alice op haar lip. Ze had hier nog niet echt over nagedacht. En nu moest ze haar vraag stellen, de vraag die haar misschien het antwoord zou geven waarmee ze terug kon gaan. Maar er waren zoveel verschillende vragen die ze kon stellen. Hoe wist ze nu welke de juiste was? Ze keek nog eens naar Canovir. Ze merkte een verandering op in zijn gerimpelde gezicht: hij glimlachte. Waarschijnlijk wist hij dat ze nu zo aan het twijfelen was. Hij had het waarschijnlijk ook al heel vaak meegemaakt. Ze hakte de knoop door. Ze zou vragen wat het eerst in haar op zou komen.
"Ik weet mijn vraag," zei ze.
Canovir knikte; de glimlach was verdwenen. Alice blies de woorden uit haar hoofd.
"Waar moet ik zoeken?" was haar vraag.
Meteen volgde het antwoord.
"Follow your heart
And you will find
The way that leads
To a clear mind"
Alice was verbaasd om een antwoord in dichtvorm te krijgen, en dan ook nog in het Engels. Maar ze begreep het: "Volg je hart en je zal de weg vinden die leidt naar een heldere geest." Wat het precies betekende was nog een groot raadsel voor haar. Dat zou later nog wel duidelijk worden. Hier was nu niets meer te doen. Ze was van plan om afscheid te nemen van Canovir, maar de man was al terug aan het slapen. Geluidloos sloop ze terug naar buiten, terug naar het licht.

________________________________
__________________
Keep smiling- it makes people wonder what you've been up to.
Met citaat reageren
Oud 20-05-2002, 01:29
Inemine
Avatar van Inemine
Inemine is offline
Oké, omdat ik nu toch niks anders te doen heb, hier dan maar hoofdstuk 5. Er mag dan wel niemand meer reageren, toch post ik het, om jullie te pesten. Voila!
______________________________________

Hoofdstuk 5

Even knipperde Alice met haar ogen om terug te wennen aan het zonlicht. Het deed haar goed om terug buiten te zijn, waar het heerlijk uitgestrekt was en ze niet het gevoel had opgesloten te zijn, zoals ze in het huisje had gevoeld.
De twee jongens lagen beiden lang uitgestrekt onder een boom, te rusten in de koele schaduw. Alice trok de deur achter zich dicht en ging bij hen zitten in het malse gras.
David opende één oog. "En, hoe was het?"
Alice haalde haar schouders op. Veel was ze niet te weten gekomen. Eigenlijk had Canovir gewoon verteld wat David en Damal al verteld hadden, met uitzondering van het rijmpje dan, waar ze niets van begreep.
"Het enige wat misschien van enig nut kan zijn is een kort rijmpje," antwoorde ze uiteindelijk.
De jongens waren ineens één en al oor en gingen rechtzitten om haar beter te horen. Alice ging verder: "Het ging zo ongeveer: 'Follow your heart and you will find, the way that leads to a clear mind.'"
Er verscheen een grijns op Davids gezicht.
"Ik vraag me toch echt wel af hoe hij ze kan blijven verzinnen."
Alice begreep niet goed wat hij bedoelde. David merkte dat ze niet kon volgen en gaf wat meer uitleg.
"Damal en ik zijn ook beiden naar Canovir geweest toen we hier aankwamen, en ook wij hebben zo'n rijmpje gekregen. En maak je niet ongerust, je bent niet de enige die er niets van begrijpt."
Damal knikte heftig. "Hij heeft gelijk. Ik begrijp er niets van. Toen ik vroeg wat ik moest doen om hier weg te geraken, antwoorde hij: 'Remember your past to find your way, to your little place at the quiet bay.'"
"Maar dat is toch niet zo moeilijk om te begrijpen," zei Alice, "Je moet gewoon proberen je verleden terug te herinneren om terug te kunnen keren naar je thuis aan de baai."
"Zo ver had ik het ook wel kunnen uitzoeken, maar het probleem is dat ik niet weet wat ik mij juist moet herinneren om terug te kunnen gaan. Want er is maar één ding dat je kan terugbrengen, dus moet ik proberen uit te zoeken wat dat ene ding juist is."
Daar had Alice even niet aan gedacht. Ze zou beter op haar woorden moeten letten om niemand tegen zich te krijgen. Dat was het laatste wat ze hier kon gebruiken, vijanden.
Er volgde een korte stilte. Damal en Alice keken beiden naar David, die zich een beetje ongemakkelijk voelde door hun blikken.
"Je vraag, David..." zei Damal.
"Oh ja, mijn vraag. Wel, ik vroeg hem of ik hier weg zou geraken. Denk maar niet dat ik het weet hoor. Mijn hint was: 'Your time will come when your destiny arrives. The end is near after joy and tearfull eyes.'"
Alice vertaalde het binnensmonds. "'Je tijd zal komen wanneer je Lot komt. Het einde is dichtbij na vreugde en verdriet.'"
"Och ja," zei David, "We zullen het uiteindelijk wel allemaal te weten komen. De tijd zal ons wel wijzer maken."
Hij rekte zich uit en liet zich terug in het gras vallen. Alice zuchtte even en haar blik werd terug naar het donkere, bijna spookachtige huisje getrokken.
"Hoe zag het er daarbinnen eigenlijk uit?"
Ze draaide zich terug om naar Damal, die haar de vraag had gesteld.
"Hoe bedoel je? Jij bent toch ook daar binnen geweest?"
"Nou, niet echt dààr binnen," hij wees even naar het huisje, "Bij iedere persoon die bij Canovir op bezoek gaat, staat er een ander gebouw."
"Ja? Hoe bedoel je?"
"Het huis is nooit hetzelfde. Het past zich steeds aan aan wat de vorige bezoeker ervan verwachtte. Dus de persoon die voor jou hier is geweest, had het zich zo voorgesteld."
"Ah. Dus je wil weten hoe het er daarbinnen uitzag?"
"Als je dat wil vertellen ja."
"Wel, eerst kwam ik in een klein, rommelig en donker kamertje terecht. Er waren twee deuren waarlangs ik kon gaan. Na wat getwijfel koos ik voor de linkse deur en kwam zo in een grotere kamer terecht. Deze was, in tegenstelling tot het eerste kamertje, mooi opgeruimd. Er lagen heel veel boeken en overal stonden potjes met kruiden. En enkele kaarsen verlichtten de kamer, samen met een groot haardvuur. Rond dat haardvuur stonden twee met rood fluweel bedekte zetels, waar Canovir op mij wachtte."
Damal draaide zich om naar zijn vriend, "Zie je wel David, iedereen neemt de juiste deur."
David hief zijn hoofd even op.
"Ofwel is elke deur juist. Heb je daar ook al eens aan gedacht Damal?"
"Nee, eigenlijk niet. Je bedoelt dus dat er geen verkeerde weg is, dat je altijd bij Canovir uitkomt?"
"Zoiets ja. Daarmee bedoel ik niet dat je steeds in dezelfde kamer uitkomt, maar dat Canovir steeds in die kamer zal zijn waar jij uitkomt, maakt niet uit welke deur je kiest."
Damal staarde David even verbaasd aan.
"David jongen, hoe bedenk je het toch allemaal?"
David haalde zijn schouders op en legde zich terug neer.
"Dat is enkel wat ik ervan denk."
Alice glimlachte even. Ze vond het wel grappig hoe die twee met elkaar omgingen. Het rijmpje speelde weer door haar hoofd. Ze kon er helemaal niets uit opmaken. Hoe wist ze nu waar ze moest gaan zoeken? Want dat was toch haar vraag geweest, maar een echt antwoord had ze niet gekregen. Net zoals de twee jongens geen echt antwoord hadden gekregen. En zo zou het hoogstwaarschijnlijk met iedereen gegaan zijn. Het was dus zoeken naar iets zonder te weten naar wat je eigenlijk zocht. Dat was nog erger dan zoeken naar een speld in een hooiberg. Daar wist je tenminste dat je een speld zocht, maar nu kon het alles zijn. Het zou moeilijk worden, zeker in deze vreemde wereld. En dan ook nog eens alleen. Want ze nam aan dat Damal en David straks terug hun eigen weg zouden volgen. Ze waren tenslotte alleen maar van plan geweest om haar naar Canovir te brengen, maar ze kon hen natuurlijk nog even om raad vragen. Zij wisten misschien wat de beste weg was om te volgen.
"Zeg jongens," ze keken allebei op, "weten jullie misschien welke weg ik straks het best kan volgen? Want ik heb er helemaal geen idee van waar ik het best kan beginnen met mijn zoektocht."
"Ben je dan van plan om helemaal alleen verder te gaan?" vroeg Damal.
"Nou, ja. Ik dacht dat jullie twee nu wel weer verder zouden gaan langs jullie weg."
"Je kan heus wel met ons meegaan hoor. Tenminste, als je dat wil."
David knikte instemmend mee.
"Tuurlijk wil ik dat! Alles liever dan in mijn eentje hier rond te dolen."
David lachte even om haar uitbundigheid. "Dat is dan ook alweer geregeld. Ik stel voor dat we morgen vertrekken in die richting." Hij wees naar de heuvels achter het huisje van Canovir.
"Wat ligt daar dan?"
"Ha, als we dat eens wisten. Hoewel ik er al vaak ben geweest, kan ik je toch niet zeggen wat daar is."
"Hoezo dan?"
"Omdat daar nooit hetzelfde is. Als er iets nieuws bijkomt door iemand die iets droomde wat er nog niet was, dan komt dat gewoon ergens in deze wereld terecht. Vergelijk het maar met een regenplas. De regendruppels komen gewoon willekeurig ergens in die plas terecht, maar het resultaat is dat de plas groter wordt. Zo is het ook met deze wereld. Elke dag komt er ergens willekeurig iets bij, zodat deze wereld steeds groeit. Ze verandert steeds, nooit zal iets op dezelfde plaats zijn. Begrijp je wat ik daarmee bedoel?"
Alice knikte. Ze begreep het, maar ze kon zich bijna niet inbeelden hoe zoiets kon.
Damal rekte zich uit en stond op. "Ik begin een beetje honger te krijgen.... Gaan we iets eten?"
David lachte even uitbundig. "Jij denkt ook alleen maar aan eten."
"David, je weet dat dat niet waar is. Ik heb gewoon nogal snel honger, meer niet."
"Dat bedoel ik dus, jij blijft maar de hele dag eten," grinnikte David, "Kom, we zullen dan maar eens teruggaan. Vandaag kunnen we toch niet veel meer gaan doen."
Hij stak zijn hand uit en hielp Alice recht. Ze keek nog een keer om naar het zwarte huisje. Het leek alsof ze vaag een gestalte in het raam zag. Ze glimlachte, draaide zich om en wandelde met de twee anderen mee terug naar het dorp.

___________________________________
__________________
Keep smiling- it makes people wonder what you've been up to.
Met citaat reageren
Oud 20-05-2002, 08:24
Verwijderd
Citaat:
Inemine schreef:
Oké, omdat ik nu toch niks anders te doen heb, hier dan maar hoofdstuk 5. Er mag dan wel niemand meer reageren, toch post ik het, om jullie te pesten. Voila!
Ik wil het verhaal best verder lezen hoor! Ik heb er alleen niet wat over te zeggen verder, dus post gewoon door
Met citaat reageren
Oud 20-05-2002, 13:02
Inemine
Avatar van Inemine
Inemine is offline
Citaat:
marianne22 schreef:


Ik wil het verhaal best verder lezen hoor! Ik heb er alleen niet wat over te zeggen verder, dus post gewoon door
Oké, ik post nog wel wat verder. Bedankt dat je het leest. ^_^
Trouwens, ik kan toch niet verder gaan dan hoofdstuk 8. Dus veel volgt er niet meer. Ach ja...
__________________
Keep smiling- it makes people wonder what you've been up to.
Met citaat reageren
Oud 20-05-2002, 19:39
utopian me
utopian me is offline
ja, ik ben ook wel benieuwd naar de rest! maar ook niet veel op te merken... hooguit dat je misschien een van die twee keer dat je het woord 'uitgestrekt' gebruikt in het begin van het verhaal zou kunnen veranderen in iets wat er op lijkt.... dat leest misschien iets makkelijker, maar niet noodzakelijk ofzo..... leuk verhaal!
__________________
Dus daar liep ik als in een sprookje, toen ik een man met konijn tegenkwam. Het konijn liep weg. 'Ach, dat doet ie wel vaker' zei de man.
Met citaat reageren
Oud 24-05-2002, 16:29
Inemine
Avatar van Inemine
Inemine is offline
Citaat:
utopian me schreef:
ja, ik ben ook wel benieuwd naar de rest! maar ook niet veel op te merken... hooguit dat je misschien een van die twee keer dat je het woord 'uitgestrekt' gebruikt in het begin van het verhaal zou kunnen veranderen in iets wat er op lijkt.... dat leest misschien iets makkelijker, maar niet noodzakelijk ofzo..... leuk verhaal!
Bedankt, dat zal ik ook wel veranderen. Ik sta open voor dit soort kritiek en andere suggesties. ^__^

En hier dan hoofdstuk 6.
___________________________

Hoofdstuk 6

Alice was verbaasd door de bedrijvigheid die ze in het kleine dorpje zag. De straten die diezelfde morgen nog leeg waren geweest, waren nu gevuld met mensen die druk in de weer waren. Karren met paarden reden af en aan, spelende kinderen liepen tussen de kraampjes door die nu de markt tot een doolhof van bewegende lichamen en smalle gangetjes maakten. De kraampjes stonden volgestouwd met koopwaar. Mensen liepen vrolijk door de smalle doorgangetjes, terwijl ze elkaar groetten. En ze hadden de meest kleurige kleren aan die Alice ooit had gezien. Ze keek haar ogen uit naar het prachtige kleurenfestijn dat ze voor zich zag. Ze voelde zich als een klein kind, dat zich vergaapte aan iets dat het nog nooit had gezien.
Een plotse duw in haar rug haalde haar bijna uit balans zodat ze zowat omver viel. Verrast draaide ze zich om. Ze keek recht in het gezicht van een meisje dat haar even verrast terug aankeek.
"O jeetje, gaat het een beetje?" vroeg het meisje bezorgd, "Je hebt je toch niet bezeerd hoop ik?"
"Euh, nee, ik heb niets."
"Oh, gelukkig. Sorry, maar ik keek niet uit waar ik liep. Het spijt me erg." verontschuldigde ze zich.
"Het is ok hoor. Zo erg was het niet."
Het meisje toverde een betoverende glimlach tevoorschijn op haar gezicht.
"Nogmaals, sorry. Maar nu moet ik toch echt doorgaan. Altamah!" zei ze en liep verder.
Alice bedacht dat dat waarschijnlijk 'tot ziens' of zoiets betekende. Ze keek om zich heen. Waar waren de jongens nu gebleven? Door al die drukte was ze hen nu waarschijnlijk uit het oog verloren. Ze keek in elke mogelijke richting, maar er was geen teken van hen te bespeuren. Ze merkte plots het meisje terug op. Ze leek haar aan te kijken met een vragende blik in haar ogen. Alice negeerde haar even en zocht verder naar haar vrienden. Niets.
"Dit kan toch niet waar zijn?" dacht Alice, "Hoe ga ik ze nu terugvinden?"
"Zoek je iets?"
Het was het meisje weer.
"Nou, ja. Ik ben mijn vrienden kwijtgeraakt. En ik weet absoluut niet waar ik ze terug kan vinden."
"Aha, je bent nieuw hier?"
Alice knikte. Het meisje glimlachte weer.
"Dacht ik al. En wie zijn je vrienden, als ik vragen mag? Misschien ken ik ze wel."
"Het zijn twee jongens, Damal..."
"...en David," vulde het meisje haar aan, terwijl ze lachte, "Die twee ken ik wel. En ik weet zelfs waar je ze kan vinden. Moet ik je erheen brengen,..."
"Alice. Als je dat wilt, ja."
"Tuurlijk wil ik dat. En mijn naam is Thyla. Volg me maar."
Zonder problemen wandelde ze tussen de mensenmassa door. Alice zorgde er nu voor dat ze haar niet uit het oog verloor, zoals ze de jongens ook was kwijtgeraakt. Maar ze was toen ook zo verbaasd geweest door het grote aantal mensen dat ze toen zag. Voordien, toen ze hier pas terecht was gekomen, was er helemaal niemand geweest. Alice ging naast Thyla lopen.
"Mag ik even iets vragen?" vroeg ze.
Thyla glimlachte weer naar haar. "Tuurlijk."
"Hoe komt het dat het hier nu vol zit met mensen, terwijl er deze morgen gewoonweg niemand was?"
"Wel, elke morgen, bij het opkomen van de zon, vertrekken de inwoners van Trikove, deze stad, naar de tempel van Licht en Duisternis. Zij zijn de bewaarsters van het evenwicht tussen dag en nacht."
Thyla sloeg een andere straat in en gebaarde Alice om haar te volgen. Ze ging verder: "De inwoners gaan elke dag bij het opkomen en ondergaan van de zon naar de tempel om hen te bedanken. En daarom was er deze morgen niemand te zien. Als je straks even tijd hebt, wil ik je wel meenemen naar de tempel. David en Damal zullen waarschijnlijk ook wel willen meekomen. Als we ze kunnen vinden natuurlijk... Hier is het."
Ze stonden voor een groot gebouw dat begroeid was met roodkleurige klimop die, zo leek het, probeerde elke steen van het gebouw te bedekken. Overal stonden er planten en bomen rond het gebouw en een smal paadje leidde naar een tuintje achter het huis. Aan elk raam (en dat waren er een heel deel, aangezien het gebouw groter was dan de andere gebouwen) was er een balkonnetje dat uitkeek over het stadje.
Thyla opende de grote houten deur en ging naar binnen.
"Kom maar mee."
Ze kwamen uit in een ruime hal. Aan de rechterkant daarvan was er een grote houten trap die naar de volgende verdieping leidde. Het gebouw leek op een kruising tussen een hotel en een herberg, dacht Alice. De balie aan de linkerkant van de ingang en de grote trap leken precies zoals ze die al wel in een hotel op vakantie had gezien. Maar doordat alles van hout was gemaakt en het er ook niet meteen zo duur uitzag, had het ook veel weg van een gewone herberg. De vrouw achter de balie lachte hen toe en knikte naar Thyla.
"Heb je een nieuwe vriendin meegebracht Thyla?" vroeg ze.
"Mam, dit is Alice. Alice, dit is mijn moeder, Phaelenga."
"Aangenaam," zei Alice zo deftig mogelijk.
De vrouw glimlachte; dezelfde betoverende glimlach als haar dochter.
"Alice is op zoek naar David en Damal, die ze zojuist is kwijtgeraakt in de drukte van de markt. En ik dacht dat ze wel naar hier zouden komen. Zijn ze al langsgeweest?"
Phaelenga schudde haar hoofd.
"Waarschijnlijk zullen ze nu wel naar haar aan het zoeken zijn. Dus ik weet niet of ze het eerstvolgende uur naar hier zullen komen. Misschien is het beter als jij hen even gaat zoeken en hen dan vertelt dat Alice hier is. Anders kunnen ze nog lang daar buiten rondhangen."
"Ok, goed idee. Ik zal Alice eerst naar haar kamer brengen, dan kan ze wat rusten."
Phaelenga nam een sleutel van een rekje vol met haakjes achter haar en gaf het aan Thyla.
"Derde deur links. Die kamer is nog vrij. Leg haar ook even alles uit, zodat ze straks weet waar ze naartoe moet."
"Geen probleem," zei Thyla terwijl ze de sleutel aannam, "Volg me maar Alice."
Ze wandelden door de hal, over een zacht tapijt. Gekleurde motieven en figuren maakten er bijna een schilderij van. Er stonden verschillende taferelen op uitgebeeld: een ridder die een draak aanviel, een prinses die om hulp riep, een eenhoorn die van een bron dronk, een griffioen die door de lucht suisde.... Maar er waren ook vreemde wezens op afgebeeld die Alice nog nooit eerder had gezien. Sommige waren kleurrijk en zagen er vriendelijk uit, andere waren donker en eerder boosaardig. De figuren leken bijna uit het tapijt te springen, zo levendig zagen ze eruit. Het tapijt stopte aan het begin van de houten trap. Deze was breed en in de leuningen waren weelderige krullen en bloemen uitgesneden. Alice streek met haar vingers over het gepolijste hout. Ze keek omhoog. Thyla stond al op haar te wachten.
"Sorry...." zei Alice terwijl ze zich de trap op haastte.
"Het geeft niet hoor. De meeste mensen die hier voor de eerste keer komen kijken altijd even rond. Jij bent absoluut niet de eerste op wie ik moet wachten."
Ze draaide zich terug om en liep naar links. Voor de derde deur bleef ze staan, stak de sleutel in het slot, draaide die met een zachte klik om en opende de deur.
"En dit is dan je kamer," zei ze en liep naar binnen, "Het is wel niet zo groot, maar het heeft alles wat je nodig hebt."
Het kamertje was inderdaad niet zo groot. Er stond een bed, een nachtkastje met een kaars erop, een kast en een klein tafeltje met een stoel. Een raam aan de andere kant van de kamer leidde naar een klein balkonnetje.
"De badkamer en het toilet zijn daar aan het eind van de gang," Thyla wees naar twee deuren, "Voor het eten kan je beneden in de eetzaal terecht, maar je zal nu wel moeten wachten tot op het avondeten."
Alice kreeg een hongerig gevoel in haar maag. Ze had alleen nog maar een appel gegeten, en de avond leek haar nog zo ver weg.
"Kan ik niets meer eten nu?" vroeg ze toch nog.
"Eigenlijk is er geen eten voorzien voor nu, maar ik kan wel even iets in de keuken gaan zoeken. Rust jij nu maar even uit, dan kom ik dadelijk terug met iets lekkers."
Ze glimlachte weer en liep de kamer uit. Net voordat ze de deur dicht deed, zei ze nog: "Kijk ook maar eens even in de kast." En ze verdween achter de deur.
Alice deed de kast open en keek wat erin zat. Ze zat vol met dezelfde kleurige kleren als de mensen hier droegen. Ze besloot om straks iets uit te zoeken, nadat ze zich zou hebben opgefrist.
Het raam aan haar linkerkant trok haar aandacht. Ze opende het en keek vanaf het balkon recht in een weelderige bloemen- en plantentuin. Kleine bloemenperkjes werden omringd door bessendragende struiken. Grote bomen waren begroeid met slingerige klimplanten. En in het midden van de tuin lag een vijvertje waarop menige lelie ronddreef. Het herinnerde haar een beetje aan haar eigen tuin, hoewel die vele malen kleiner was en in de verste verte niet zo vol stond met bloemen, struiken en bomen als deze tuin. Ze verlangde al terug naar haar thuis, naar haar ouders. Hoe zouden zij haar ongeval verwerken? Hou zouden ze reageren?
Alice steunde met haar hoofd in haar handen op de ballustrade van het balkonnetje en staarde naar de verre horizon, ook al kon ze die niet helemaal zien door de vele huizen en bomen. Ze liet haar gedachten meevoeren op het zuchtje wind dat langs haar hoofd gleed en speels door haar haren ging.
"Ik heb nog net iets kunnen vinden in de keuken," Thyla kwam terug binnen, "Ik zal het hier op tafel zetten." Ze zette de plateau neer en kwam even naast Alice staan.
"Mooi uitzicht, vind je niet?"
Alice knikte instemmend. Zo staarden ze beiden een tijdje in de verte en luisterden naar het gezang van de vogels en het rumoer van het straatleven onder hen.
"Weet je," ging Tyla plots verder, "Ik zou eigenlijk wel eens naar de Echte Wereld willen gaan. Ik zou graag willen weten hoe het daar is, hoe het eruit ziet."
Alice schudde zachtjes haar hoofd.
"Je mag blij zijn met een wereld zoals deze. Het grootste gedeelte van de Echte Wereld is saai en somber."
"Dat heb ik al vaak gehoord, ja. Maar ik kan niet geloven dat de Echte Wereld zo is als ze zeggen dat ze is."
"Geloof het maar. Wat ze zeggen is waarschijnlijk waar."
Weer keken ze voor zich uit en zeiden niets. Zo gingen enkele minuten voorbij totdat Thyla terug iets zei.
"Ik denk dat ik maar eens op zoek ga naar de jongens. Als je straks een kleine klok hoort luiden, dan is het tijd voor het avondeten en mag je naar de eetzaal gaan. De jongens zullen dan ook al wel terug zijn. Tot straks dan." En ze ging weer de kamer uit. Alice was weer alleen.

Een kleine zilveren klok werd geluid en de volle, heldere klank drong door tot in alle hoeken van het gebouw. De gasten verzamelden zich in de eetzaal en zetten zich neer aan de lange houten tafel die volstond met de heerlijkste gerechten en de zoetste dranken.
Alice bleef even in de grote deuropening staan en keek de zaal rond. Het was helemaal niet moeilijk geweest om de eetzaal te vinden; ze had gewoon de andere gasten gevolgd. En niemand had haar vreemd aangekeken of anders behandeld omdat ze een vreemde was hier. Misschien kwam dat wel doordat ze nu in dezelfde kleren rondliep als de andere mensen hier, de kleren die ze na een warm bad had aangetrokken. Ofwel kwam het doordat deze mensen de vriendelijkheid zelve waren.
Al snel merkte ze Thyla, David en Damal op. Ze zaten al neer aan de tafel en leken druk in gesprek te zijn. Ze hadden haar nog niet opgemerkt, ook niet toen ze dichterbij kwam en aan tafel ging zitten. Pas toen ze om de kan met drank vroeg, merkten ze haar aanwezigheid op.
"Ah, je hebt de weg gevonden!" lachte Thyla, "Zoals je kan zien, heb ik de jongens kunnen vinden, ook al heeft het me wat tijd en moeite gekost."
"En wij hebben heel lang naar jou gezocht," zei David, "Gelukkig kwamen we Thyla tegen of we waren nu nog aan het zoeken."
"Oh ja, nu ik er aan denk, hebben jullie zin om straks mee te gaan naar de tempel? Alice zou er graag naartoe willen gaan."
"Je bedoelt toch de tempel van Licht en Duisternis?" onderbrak Damal haar.
Thyla knikte.
En ze was helemaal niet verbaasd toen beide jongens enthousiast instemden om mee te gaan.
__________________________________________
__________________
Keep smiling- it makes people wonder what you've been up to.
Met citaat reageren
Oud 24-05-2002, 19:05
Mollusc
Mollusc is offline
Nog steeds heeeel erg leuk om te lezen, IK WIL MEEEER!!!!

xMollusc
__________________
ik heb een toevalskarakter
Met citaat reageren
Oud 24-05-2002, 20:59
utopian me
utopian me is offline
jaaaaaaaaaa, ik wacht!!!!!!!
niks op aan te merken (oh jawel....... GA VERDER!!! )
__________________
Dus daar liep ik als in een sprookje, toen ik een man met konijn tegenkwam. Het konijn liep weg. 'Ach, dat doet ie wel vaker' zei de man.
Met citaat reageren
Oud 25-05-2002, 21:54
isaaa
Avatar van isaaa
isaaa is offline
Tijd voor de volgende rond !

Leuk verhaal !
__________________
wie laat zich niet koeieneren??
Met citaat reageren
Oud 27-05-2002, 21:15
Mollusc
Mollusc is offline
Halloo? waar blijven hoofdstuk 7, 8 en 9?????!!!

__________________
ik heb een toevalskarakter
Met citaat reageren
Ads door Google
Oud 27-05-2002, 21:38
stroopwafel
Avatar van stroopwafel
stroopwafel is offline
ben pas bij hfst 5

wil meer
__________________
de havenmeester is ook niet perfect, maar zolang de worst vliegt, heerst de bloemkool de wereld..
Met citaat reageren
Oud 27-05-2002, 21:51
Inemine
Avatar van Inemine
Inemine is offline
Citaat:
Mollusc schreef:
Halloo? waar blijven hoofdstuk 7, 8 en 9?????!!!

Hehehe, ik heb hoofdstuk 9 nog niet eens geschreven.
Maar op verzoek, hier dan hoofdstuk 7!
*hee, dat rijmt!* ^__^
_____________________________

Hoofdstuk 7

De tempel stak hoog boven alles uit, alsof hij neerkeek op de stad en alle bewegingen die de inwoners maakten gadesloeg. Het gebouw had iets weg van een kathedraal, vond Alice, hoewel het in de verste verte niet zo stijf was. Waar een kathedraal vaak bestond uit kaarsrechte lijnen of overdadige barokkrullen, gaf deze tempel de voorkeur aan vloeiende lijnen en figuren, die overal duidelijk aanwezig waren, maar toch niet in zo’n groot aantal dat het overdreven zou lijken. En zo zag het er niet alleen aan de buitenkant uit. Terwijl Alice met de stroom van mensen mee naar binnen wandelde, keek ze naar wat op het binnenste van een reusachtig stenen monster leek. Grote gebogen gewelven en sierlijke pilaren vormden het immense skelet van de tempel. Wat haar het eerst opviel toen ze naar binnen ging, was dat er geen banken of stoelen stonden. Er lagen enkel een paar reusachtige tapijten op de grond en vooraan in de tempel, dicht bij wat op een soort altaar leek, lagen een hoop kussens, waar enkele giechelende kinderen en iets minder fitte ouderen zich al hadden neergezet. De rest van de mensen bleef gewoon rechtstaan of zette zich gewoon neer op het tapijt.
Thyla nam hen mee naar het voorste deel van de tempel, waar de kussens lagen verspreid. Die waren al wel allemaal bezet, maar ze zaten nu toch al heel dicht bij het altaar, zodat ze alles goed zouden kunnen zien.
“Als we hier zitten, hebben we een goed zicht,” fluisterde Thyla,”Ze beginnen hier zodra de zon helemaal is ondergegaan. Ik denk niet dat dat nog zo lang gaat duren.”
“Wat gaan ze eigenlijk doen?” vroeg Alice.
Thyla glimlachte. “Dat zul je zo meteen wel zien.”
Nu was Alice toch wel heel nieuwsgierig geworden. Ze draaide zich om naar Damal, die links van haar zat. Ze tikte hem op zijn schouder.
“Euhm, Damal, weet jij misschien wat ze hier juist gaan doen?”
“Je denkt toch niet dat ik dat al ga verklappen zeker?” zei hij grijnzend.
“Oh, alsjeblief!” Ze keek hem met zielige ogen en een pruillip aan.
Hij lachte, maar schudde toch zijn hoofd. Enkele kleine kinderen voor haar begonnen te giechelen. Alice zag dat ze stiekem naar haar keken. Een jongetje keek nog eens eventjes over zijn schouder, wat Alice aanzette om een gek gezicht naar hem te trekken. Snel draaide het jongetje zich terug om en lachte zachtjes. Dit werkte aanstekelijk en al snel begonnen er steeds meer kleintjes naar haar te kijken. Alice vond dit wel grappig en trok nog meer gekke gezichten, met een hoop lachende kinderen als resultaat. Ook de drie anderen hadden haar activiteiten opgemerkt.
“Je zou zo echt heel goed in de dierentuin passen; bij de apen,” grapte Damal.
Alice gaf hem een duw en stak al lachend haar tong naar hem uit. Ze was van plan geweest om iets terug te zeggen, maar daar had ze geen kans meer voor. Een zilveren klokje liet drie keer een melodieuze klank horen en zorgde ervoor dat het stil werd in de tempel. Een man en een vrouw, gekleed in lange, witte gewaden, wandelden naar het altaar en bleven daar staan.
“De zon,” begon de vrouw, “is weer ondergegaan en leidde ons naar het begin van een nieuwe nacht. Er is weer een hele dag voorbij gegaan waarin wij onze bezigheden hebben gedaan, waarin wij aten, dronken, rustten of werkten; een dag waarin wij hebben geleefd!”
“Laten we daarom Licht en Duisternis danken,” ging de man verder,”Dankzij Licht kunnen we overdag leven, kunnen we genieten van de zon en zien hoe alles groeit. Dankzij Duisternis hebben we de kans om ’s nachts rusten, terug op krachten te komen en te genieten van een donkere, met sterren bezaaide hemel.”
De man knikte naar de vrouw. Ze gingen aan weerszijden van het altaar staan en hieven hun armen op. Gespannen keek Alice naar wat ze deden en wat er gebeuren ging. Maar er gebeurde niets. De man en de vrouw bleven maar met hun armen in de lucht staan. En toen zag Alice het; kleine, minuscule lichtdeeltjes verzamelden zich in het midden van het altaar en begonnen een bolvorm aan te nemen. Steeds meer geelkleurige lichtdeeltjes kwamen samen boven het altaar en draaiden razendsnel rond een onzichtbare as, zodat het op een massieve bol leek in plaats van op duizenden afzonderlijke deeltjes. De bol scheen met een helder, verblindend wit licht. De man en de vrouw lieten hun armen terug zakken en deden enkele stappen achteruit. Met verbazing en bewondering keek Alice naar het schouwspel. Af en toe leek het alsof de bol een energiestoot kreeg en nog feller ging schijnen. Deze energiestoten volgden elkaar steeds sneller op wat voor een hele reeks flitsen zorgde, zodat het leek alsof heel de zaal gevuld was met een horde wilde fotografen die één of andere beroemdheid konden trekken. Alice vroeg zich af hoeveel sneller de deeltjes nog konden gaan. En toen stond de bol plots stil. Het felle licht viel weg en de deeltjes zweefden zacht gloeiend boven het altaar. Nu en dan vloog een deeltje weg, terwijl het nog een laatste keer een fel licht verspreidde. Alice hoorde de mensen rond haar zacht tellen. Ook Thyla was aan het tellen. Maar wat?
“Let nu op,” fluisterde Thyla in haar oor en ze ging terug verder met tellen.
Gespannen en heel nieuwsgierig keek Alice naar de bol. Er vlogen nu geen deeltjes meer weg en ook de mensen stopten met tellen. De bol kwam langzaam terug in beweging en scheen terug met een fel licht. Maar de kleur was veranderd. In plaats van een geelachtig licht, was het nu een donkere, paarse kleur, bijna zwart. De deeltjes draaiden nu terug razendsnel. En plots, zonder enige aanleiding, knalde de bol met een hels geluid uit elkaar. De lichtdeeltjes schoten weg in alle richtingen, door de tempel heen. Ze schoten naar de mensen toe. Snel en niet te stoppen. Alice zag een lichtje recht op zich afkomen. Ze slaakte een klein kreetje en hield haar handen voor haar gezicht om zich te beschermen. Maar ze voelde geen klap. In plaats daarvan voelde ze een warme gloed rond haar handen. Met open mond keek ze naar haar handen.
“Thyla…,” prevelde ze hees, nog steeds naar haar handen starend, “Mijn… mijn handen! Ze… gloeien… Ze zijn… paars…”
Thyla lachte en gaf Alice een schouderklopje. “Je hebt geluk Alice.”
“Wat bedoel je?”
“Wel, iedereen die geraakt wordt door een Licht- of Duisternisdeeltje, heeft voor een tijdje geluk. Jij bent één van die gelukkigen, net zoals David, Damal en ik.”
Alice bekeek ze alledrie eens goed en zag dat ook zij een paarse gloed hadden. En ook heel veel mensen rondom haar, waarschijnlijk in de hele tempel, hadden zo een gloed.
“Wordt iedereen geraakt door zo een lichtje?” vroeg ze aan Thyla.
“Oh nee, niet iedereen. Maar toch veel mensen.”
“Ah… En wat waren jullie daarstraks aan het tellen?”
“Ssst,” Thyla zette haar vinger voor haar mond,”Je zult dat nu wel te weten komen.”
Ze wees naar het altaar. De man en de vrouw stonden er terug.
“Vandaag,” begon de vrouw, “hebben vierentwintig mensen hun weg naar huis teruggevonden. Laten we blij zijn voor hen en hopen dat er morgen weer zo veel mensen geluk hebben. Goedenacht.”
Weer klonk het geluid van een klok en de mensen stonden allemaal op. Een luid geroezemoes en zacht gelach vulden de tempel. Ook David stond op en hielp de anderen recht. Hij lachte bij het zien van Alice haar handen.
“Jij bent echt wel de eerste die ik zie die het geluk in haar handen heeft zitten.”
“Wil je ook te weten komen hoe pijnlijk dat geluk kan zijn?” vroeg Alice met een grijns en ze haalde uit met haar hand. David ontweek haar en liep om haar heen.
“Ha, zo te zien heb ik toch nog net iets meer geluk dan jij.”
“Dat zullen we nog wel eens zien!” riep ze terug en liep achter hem aan, met haar paars gloeiende armen voor haar uit. Beiden stormden ze tussen het volk door, de tempel uit.
Damal schudde zijn hoofd.
“Tsssk, kleine kinderen…”

“Zeg, waar bleven jullie?” vroeg David aan Damal en Thyla, die de hal van de herberg binnen kwamen wandelen. “Alice en ik zitten hier al een tijdje te wachten hoor.”
“Wel, wij gedragen ons niet als kleine kinderen en wandelen gewoon, rustig naar huis,” antwoordde Damal.
“Pfff, er mag toch wel eens plezier gemaakt en gelachen worden zeker…”
Thyla klapte in haar handen zoals een kinderjuffrouw doet.
“Kindjes, kindjes, geen ruzie maken. Ga nu allemaal rustig zitten… Moeten jullie nu eigenlijk niks afspreken voor morgen?”
“Ik stel voor dat we morgenvroeg vertrekken,” zei Damal, “We maken een rugzak klaar met wat kleren en voedsel en vertrekken dan best zo vroeg mogelijk.”
“Goed idee,” stemde David in,”Ik denk dat we best na het ontbijt vertrekken.”
“Afgesproken. Geen probleem voor jou Alice?”
“Oh nee, prima idee.”
“Dan zie ik jullie morgen wel alledrie aan het ontbijt,” zei Thyla, “Welterusten.”
Ze wensten elkaar een goedenacht en gingen elk naar hun kamer.

Alice plofte languit neer op het zachte bed. Ze sloot haar ogen en liet alle gedachten even uit haar hoofd lopen, zoals je een bad laat leeglopen om het nadien terug te kunnen vullen met nieuw, vers water. Ze deed haar ogen terug open en staarde naar het raam. De kaars op het tafeltje dat diende als verlichting, wierp met haar zachtjes flakkerende vlam donkere schaduwen op de muur. Eigenlijk voelde Alice zich heel moe, maar om één of andere reden had ze helemaal geen zin om te slapen. Ze stond op van het bed en wandelde naar het raam. Voorzichtig deed ze het open en stapte op het balkonnetje.
De nacht was al aan het vallen en duizenden sterren schitterden aan de reusachtige hemel boven haar. Af en toe kon ze een vallende ster zien, die razendsnel door die duisternis heen sneed. De straten onder deze duisternis leken bijna geheel verlaten te zijn, op enkele late wandelaars na. Enkele krekels in de tuin probeerden de stilte van de nacht te verdrijven met hun muzikaal lied. In diezelfde tuin vlogen tientallen vuurvliegjes rond die speels over de vijver schoten en hun fonkelend licht lieten reflecteren in het water. Alice verzuchtte zich aan de schoonheid van deze wereld. Ze was zo mooi, zo anders dan de wereld die ze gewoon was; de wereld waarin ze nu eigenlijk nog maar half leefde. De wereld waarin haar ouders nu in doodsangst zaten en treurden om wat er met haar gebeurd was. Zij waren nu doodongelukkig doordat zij zo stom was geweest om niet op te letten. Het was haar eigen stommiteit geweest. Haar ogen werden vochtig en maakten haar zicht wazig. Ze sloot haar ogen en slikte, alsof ze een deel van haar tranen wilde doorslikken. Ze voelde hoe een traan een koud spoor over haar wang trok. Plots voelde ze iets warms, iets gloeiends dat de traan wegveegde. Langzaam opende ze haar ogen en keek verbaasd naar de twee wezentjes voor haar. Wat daar in de tuin rondvloog waren geen vuurvliegjes, maar kleine lichtgevende feetjes. En twee van die wezentjes zweefden nu voor haar ogen, terwijl ze haar met een meelevend gezicht aankeken. Ze hadden een zacht, rustgevend lichtschijnsel dat haar donkere gevoelens leek te verwarmen en te veranderen in een lichter, gelukkiger gevoel. De feetjes waren klein, ongeveer zo groot als een duim. Ze hadden een blauwe, bijna paarse kleur. Met hun vleugeltjes produceerden ze een zangerig geluid, waarmee ze blijkbaar communiceerden. Ze vlogen muzikaal voor Alice haar ogen, met een lieve lach op hun gezichtjes. Alice kon niet anders dan glimlachen, alsof het aanstekelijk was. Bij het zien van haar lach, maakten de feetjes een blij piepend geluidje en vlogen terug naar de vijver. Alice keek hen na en volgde hen terwijl ze speels over het wateroppervlak vlogen.
Alice geeuwde en besloot om toch maar te gaan slapen. Morgen zou het waarschijnlijk niet echt gemakkelijk worden. Ze sloot het raam, blies de kaars uit, kroop in het warme bed en blokkeerde al haar gedachten, zodat ze snel in slaap viel.

____________________________________
__________________
Keep smiling- it makes people wonder what you've been up to.
Met citaat reageren
Oud 30-05-2002, 20:46
stroopwafel
Avatar van stroopwafel
stroopwafel is offline
en nou moeten alle mensen die geweldig kunnen tekenen hier(dat zijn er veel ) er tekeningtjes bij maken

meer x 3533
__________________
de havenmeester is ook niet perfect, maar zolang de worst vliegt, heerst de bloemkool de wereld..
Met citaat reageren
Oud 30-05-2002, 22:06
Inemine
Avatar van Inemine
Inemine is offline
Citaat:
stroopwafel schreef:
en nou moeten alle mensen die geweldig kunnen tekenen hier(dat zijn er veel ) er tekeningtjes bij maken

meer x 3533
Ja, dat lijkt me wel een leuk idee! Dan weet ik hoe andere mensen mijn personages in hun fantasie zien. ^__^
Dus als je iets over dit verhaal wilt tekenen, eender wat, dan mag je dat hier posten!

Morgen ofzo post ik wel hoofdstuk 8. Dat is eigenlijk het laatste, tot nu toe. Ik heb nog geen tijd gehad om verder te schrijven en dat zal waarschijnlijk ook niet veranderen tot in de zomervakantie. =\
__________________
Keep smiling- it makes people wonder what you've been up to.
Met citaat reageren
Oud 31-05-2002, 13:02
stroopwafel
Avatar van stroopwafel
stroopwafel is offline
Citaat:
Inemine schreef:


Ik heb nog geen tijd gehad om verder te schrijven en dat zal waarschijnlijk ook niet veranderen tot in de zomervakantie. =\
nee!!

*wereld stort in*
__________________
de havenmeester is ook niet perfect, maar zolang de worst vliegt, heerst de bloemkool de wereld..
Met citaat reageren
Oud 04-06-2002, 15:42
stroopwafel
Avatar van stroopwafel
stroopwafel is offline
*uperdepup*

waars hoofdstuk 8 nou??
__________________
de havenmeester is ook niet perfect, maar zolang de worst vliegt, heerst de bloemkool de wereld..
Met citaat reageren
Oud 04-06-2002, 17:50
Inemine
Avatar van Inemine
Inemine is offline
Citaat:
stroopwafel schreef:
*uperdepup*

waars hoofdstuk 8 nou??
Sorry! Was het een beetje vergeten.

Hier volgt dan het tot nu toe laatste hoofdstuk. Zodra ik een nieuw hoofdstuk heb, post ik wel een nieuwe topic ofzo. Maar verwacht dat niet te vlug. Hopelijk deze vakantie...
Dit hoofdstuk is trouwens het langste tot nu toe, maar het kan nog wel enkele fouten bevatten. Zeg maar als je iets ziet. En ik ben misschien van plan om enkele tekeningen te maken bij dit verhaal, ooit.
___________________________________

Hoofdstuk 8

Met een schok schrok Alice wakker door het geluid van het klokje in de eetzaal. Ze keek door het raam; de zon was al een tijdje op. Ze besefte plots dat de anderen nu al aan het ontbijt zaten. En ze zouden het waarschijnlijk niet echt op prijs stellen als ze te lang op haar moesten wachten om te vertrekken. Opgejaagd sprong ze uit het bed en kleedde zich snel aan. Ze koos dezelfde kleren als gisteren, alleen verving ze de rok door een broek; dat zou veel handiger zijn bij het wandelen en alle andere activiteiten die haar nog te wachten zouden staan. Ze maakte nog snel even haar bed op en haastte zich vervolgens naar beneden,naar de eetzaal. De anderen zaten, zoals ze gedacht had, al aan tafel. Een beetje beschaamd omdat ze zo laat was, zette Alice zich bij hen aan tafel.
"Goeiemorgen Alice!" riep Damal haar opgewekt toe, "Goed geslapen?"
"Oh ja, fantastisch! Een lekker zacht, warm bed... Dat is toch veel beter dan op de grond te moeten liggen."
"Daar zal je toch wel aan gaan moeten wennen hoor," grijnsde David.
"Hé bah, ik was nu net zo blij met dat bed."
"Pech gehad dan," zei Damal, "We vertrekken straks en het zal wel een tijdje duren eer we weer in een bed kunnen slapen."
"Moeten we eigenlijk veel meenemen?" vroeg Alice.
David schudde zijn hoofd.
"Best niet te veel, tenzij je van plan bent om je rug krom te krijgen. Alleen het hoognodige gaat mee. Wat kleren en voedsel moet volstaan. Kijk maar wat je kan meenemen uit de kast in je kamer. Daar ligt trouwens nog een rugzak die je kan gebruiken."
"Yep, dat hebben wij hier allemaal voorzien," zei Thyla met een beetje een fiere onderklank in haar stem.
"En daar zijn we je heel dankbaar voor ook. Maar ik ben niet te spreken over het eten hier!" grapte Damal terwijl hij een snee brood vasthield en er nogal redelijk hard mee ronddraaide, zodat de kruimels rijkelijk in het rond vlogen.
"Toch zal je het moeten eten hoor, want ik denk niet dat jullie onderweg vaak een ontbijt als dit zullen hebben."
"Ach, dat zijn zorgen voor later," zei Damal en hij smeerde nog een boterham.

Peinzend keek Alice naar de inhoud van haar kast. De rugzak lag nog steeds leeg op haar bed. Wat moest ze meenemen? Ze keek naar alle kleren die netjes opgeplooid in de kast lagen. Haar eigen kleren gingen al zeker mee, dat stond vast. En ze had ook al de kleren die ze nu droeg. De rok die ze gisteren droeg was ook wel mooi... Nu nog wat reservekleren en het nodige ondergoed. Ze grabbelde wat kleren bijeen uit de laden, zonder echt erop te letten wat ze nu juist meenam. Dat maakte toch niet zoveel uit, en wat ze nu had moest wel genoeg zijn. De rugzak was trouwens niet zo heel erg groot, dus veel zou ze toch niet kunnen meenemen. Ze had nu dus zo ongeveer alles gepakt. Nu moest ze alleen nog maar wachten op de anderen. Voor een laatste keer opende ze het raam en keek naar de prachtige tuin beneden haar. Ze dacht terug aan de twee elfjes die hier gisteren geweest waren. Ze hadden haar terug kunnen doen lachen, gewoon door naar haar te glimlachen. Maar natuurlijk konden ze haar gedachten niet veranderen; die waren nog steeds somber en droevig. Maar ze moest nu gewoon proberen om daar niet meer aan te denken, proberen om zich nu met alle dingen hier bezig te houden, met wat er voor haar in het verschiet lag.
Er klonk een zacht geklop op haar deur.
"Alice, ben je bijna klaar?" Het was Thyla.
"Ja hoor, ik kom al."
Ze sloot het raam terug, pakte de rugzak op en opende de deur.
"Ah, je hebt al gepakt. Goed, dan kunnen jullie meteen vertrekken. Kom maar mee."
Alice volgde Thyla de trap af, naar de keuken waar David en Damal ook al aanwezig waren. Op de tafel in het midden van de keuken lag een hele hoop voedsel, dat de jongens probeerden weg te steken in hun rugzakken.
"Probeer jij ook nog wat mee te nemen Alice?" vroeg Damal terwijl hij een brood in een papieren zak probeerde te stoppen. Alice knikte en begon zo veel mogelijk voedsel weg te steken in haar rugzak; niet dat er nog heel erg veel bij kon, daarvoor was de rugzak net iets te klein. Thyla gaf iedereen ook nog een drinkfles met vers, fris water.
"Hier, dit zullen jullie ook wel nodig hebben. En probeer zuinig te zijn, want lang niet iedereen is zo vriendelijk om jullie een maaltijd en drank te verschaffen."
"We zullen er aan denken," zei David en hij stak zijn drinkfles weg. "Zo, ik denk dat we kunnen vertrekken. Iedereen klaar?"
"Yep!" zeiden Damal en Alice in koor.
Ze namen nog afscheid van Phaelenga en bedankten haar voor haar gastvrijheid. Thyla liep nog even mee naar buiten om hen uit te wuiven.
"Jullie zijn toch wel heel voorzichtig hé? Ik bedoel, let goed op alles wat er zich rond jullie bevindt. Ik wens jullie ook nog heel veel geluk toe. En misschien, tot ziens."
"Natuurlijk zijn we voorzichtig. Je kent ons toch," zei Damal.
"Daarom juist!" lachte Thyla.
"We zijn wel voorzichtig, maak je daar maar niet ongerust over. En we zullen aan je denken." stelde David haar gerust.
"Goed. En jij ook hé, Alice. Wees voorzichtig."
"Doe ik. En nogmaals heel fel bedankt."
"Och, dat is niet nodig. Vertrek nu maar, want dit begint anders veel te lang te duren en dan word ik altijd zo emotioneel."
En zo vertrokken de drie op hun zoektocht. Opgewekt en fris wandelden ze door het dorp, naar de weg die hen gisteren bij Canovir had gebracht.

Het was een prachtige dag, met een mild zuchtje wind nu en dan. Ook al stonden haar vele avonturen te wachten, toch voelde Alice zich niet zenuwachtig of bang. Dit was een hele belevenis, en ze genoot er van. Ze maakte zich nu even niet druk over de toekomst en dacht alleen maar aan wat ze nu deed, wat er zich nu rond haar bevond. Ze herkende de pastelkleurige bloemetjes en het goudgele paadje nog van gisteren. Zo meteen zouden ze terug langs het huis van Canovir komen. Nog één heuvel en ze was terug bij de plaats waar ze gisteren haar ietwat vreemde lot te horen had gekregen. Met enkele snelle, kwieke passen bereikte ze het topje van de heuvel, iets eerder dan Damal en David. Met grote, verbaasde ogen keek ze naar wat er voor haar lag. Het donkere huisje van gisteren was verdwenen en had nu plaats gemaakt voor een groter, tempelachtig gebouw. Het was precies zoals ze het zich had voorgesteld. Tot in de kleinste details klopte het met wat er in haar hoofd had gezeten. De ronde raampjes, de bijna spierwitte stenen, de reusachtige houten deur,... alles klopte.
"Indrukwekkend, hé?" zei Damal terwijl hij de top bereikte.
Alice kon alleen maar knikken. Wat Damal haar de vorige dag verteld had was dus waar. Als dit haar al zo verwonderde, hoe zou ze dan reageren als ze iets nog vreemder zag? Want ze was er van overtuigd dat ze nog veel vreemde dingen te zien zou krijgen.
Ook David bereikte nu de top. "Wen maar aan dit gevoel hoor Alice. Dit is echt nog niets vergeleken met wat ons nog te wachten staat."
Nadat hij dit gezegd had, wandelde hij verder, de heuvel af. De twee anderen volgden hem, de één al iets vlugger dan de ander.
Ze trokken in enkele uren over vele heuvels, zonder ook maar iemand tegen te komen. Het leek wel alsof er alleen maar mensen in de dorpjes woonden en niet ergens langs één of ander weggetje. Maar toch had Alice af en toe het gevoel dat ze bekeken werden. Ze keek in alle richtingen, maar ze zag niets verdachts. Toch voelde ze zich nog steeds niet helemaal gerust.
"Het is bijna middag en we komen steeds dichter in de buurt van het Moldorm Woud. Misschien kunnen we nu best al even rusten en iets eten." stelde Damal voor.
"Maar zo lang zijn we toch nog niet onderweg?" zei Alice een beetje verwonderd.
"We kunnen best rusten nu we nog kunnen zitten. In het Moldorm Woud is het veel moeilijker om nog een fatsoenlijke zitplaats te vinden."
David stemde daarmee in. "Ik voel er niet veel voor om in dat donker, drassig woud eventjes te gaan picknicken. We eten hier wel."
En hij zette zich neer langs de weg, alsof hij wou verhinderen dat iemand toch nog verder zou gaan. Maar de twee anderen volgden zijn voorbeeld en zetten zich eveneens neer. Ze openden hun rugzakken en zochten naar wat lekkers om te eten.
"Dit is wat we nu nodig hebben!" zei Damal opgewekt en hij hield drie koeken boven zijn hoofd, zo blij als een kind dat net een lekker snoepje uit de supermarkt heeft gekregen. "Lekkere honingkoeken!"
Hij deelde ze uit en zette meteen gretig zijn tanden in zijn koek. Alice was nu niet meteen verzot op honing, maar het zou idioot zijn om daarom niet te eten. Ze nam een klein hapje om te proeven.
"Mmmmm, lekker!" en ze loog niet toen ze dit zei. De zoete smaak van de koek speelde op haar tong.
"We zullen toch wel erg zuinig moeten zijn hoor," zei David, "Want we hebben echt niet zo heel erg veel voedsel mee."
"Spijtig, want dit is echt heerlijk," en ze stak het laatste stuk in haar mond.
Ook David had zijn koek al op en stond terug op om zich klaar te maken om verder te gaan.
"Is iedereen terug klaar?"
"Nee, wacht nog even," zei Alice snel, "Ik wil eerst nog iets drinken voor we verder gaan."
Ze draaide zich om om haar rugzak te pakken, maar daar lag hij niet. Ook aan de andere kant lag hij niet; ze zag hem nergens liggen.
"Heeft er iemand mijn rugzak gezien?"
"Je rugzak?" vroeg Damal een beetje verwonderd, "Had je die niet naast je gelegd?"
"Ik dacht van wel, maar hij ligt hier nergens... Jullie hebben hem toch niet weggenomen hé?"
De jongens schudden beiden hun hoofd.
“Dan is hij echt weg…”
"Misschien is het wel een Usbir geweest," zei David plotseling.
"Een wat?" Alice en Damal keken hem beiden vragend aan.
"Wel, ik heb er al eens van gehoord, maar er nog nooit één gezien. Het zijn kleine, harige wezentjes die in het hoge gras leven en zich heel snel kunnen voortbewegen. En ze schijnen ook graag reizigers van hun spullen te beroven als die even niet opletten."
"Fijn! Dus zo'n beestje heeft mijn rugzak gepikt?"
"Ik denk het wel..."
"En is er ook nog een kans dat ik mijn rugzak terug kan vinden?"
"Hmmm, die kans lijkt me heel erg klein."
Alice vloekte binnensmonds. Ze keek nog eens heel goed naar de omgeving rondom haar: hoog gras dat zachtjes wiegde op de wind, groepjes struiken die juist boven het gras uitkwamen en enkele bomen, die duidelijk maakten dat ze een bos naderden. Maar ze zag niets dat ook maar op de aanwezigheid van één of ander wezen kon wijzen.
"Wat doen we nu?" vroeg Damal.
"Ik wil liefst niet vertrekken zonder mijn rugzak."
"Maar we kunnen echt niet op zoek gaan naar die Usbir en je rugzak," zei David, "En trouwens, wij hebben ook nog altijd voedsel mee en je kan best wel wat kleren van ons gebruiken."
"Maar daar gaat het niet om. In die rugzak zitten de enige spullen die mij nog met mijn thuis verbinden."
Er volgde een beklemmende stilte. Damal kuchte even. "Wat wil je dan dat we doen?"
"Ik… weet het niet..." Ze liet haar hoofd zakken en zuchtte eens heel diep. Toen keek ze terug op en zei: "We gaan verder."
En ze liep langs de twee jongens door, verder langs het pad. Damal en David keken elkaar even aan en wandelden toen snel achter Alice aan. Die voelde zich alles behalve opgewekt op dit moment. Het laatste dat ze nog had van haar thuis was ze nu kwijtgeraakt. Maar ook al had ze volgens de jongens weinig kans om haar rugzak nog terug te zien, toch keek ze gespannen om zich heen. Misschien had ze wel geluk.
"Hey Alice," hoorde ze David achter haar roepen, "Niet zo snel. We zijn echt niet zo gehaast."
Ze bleef staan en draaide zich om. Blijkbaar had ze redelijk snel gewandeld, want de anderen waren een eind van haar verwijderd. Ze wachtte tot de jongens tot bij haar geraakt zouden zijn. Terwijl ze wachtte, keek ze naar de horizon; groene heuvels strekten zich mijlenver uit, zoals ze het zich herinnerde van de eerste dag, toen ze hier aankwam.
"Oké, we kunnen weer verder," zei David toen ze haar bereikt hadden.
Alice draaide zich terug om en terwijl ze dit deed, zag ze vanuit haar ooghoek iets bewegen in het gras links van haar. Vliegensvlug keek ze in die richting en zag nog juist een pluizige staart in het gras verdwijnen.
"Daar!" riep ze uit en wees naar de plaats waar ze de staart had zien verdwijnen. Zonder op de reactie van de anderen te wachten, spurtte ze het hoge gras in, achter het wezentje aan. Ze had er eigenlijk geen idee van of het wezen dat ze volgde wel een Usbir was, laat staan of het degene was die haar rugzak gestolen had. Ze kon het wezentje zelfs niet meer zien; ze zag alleen maar het gras voor zich bewegen, alsof er iets razendsnel doorheen liep. Achter zich hoorde ze de voetstappen van de jongens, dus ze moest zich geen zorgen maken over het feit of ze haar nu wel of niet volgden. Ze focuste haar blik op de bewegingen in het gras. Al haar energie zette ze in om niet achterop te geraken, om het niet uit het oog te verliezen.
"Alice! Niet zo snel!" Het was David die haar riep. Maar ze kon nu niet wachten; ze kon het niet riskeren om even langzamer te gaan.
"Ik kan niet wachten!" riep ze terug.
Haar benen brachten haar met een voor haar ongekende snelheid vooruit. Haar hartslag lag hoger dan hij ooit was geweest en haar adem schuurde door haar keel. Ze zag dat het wezentje sneller liep en dat ze hem zou kwijtraken. Ze wist ook dat ze niet lang meer zo zou kunnen lopen; ze begon al venijnige steken in haar zij te voelen. Maar ze liep verder. Tussen struiken door, langs de vreemdsoortige bomen en over in de weg liggende stenen.
"Alice!" riep Damal nu, "Waarom loop je zo snel? Wat ben je aan het doen?"
Alice draaide haar hoofd om en riep: "Die Usbir!"
Ze draaide zich snel terug om. De Usbir was verdwenen. Meteen stopte Alice met lopen en bleef staan, een beetje geschokt doordat ze de Usbir toch was kwijtgeraakt. Alles rondom haar was stil, enkel het gras bewoog een beetje op de zachte bries en ze hoorde alleen maar het geluid van haar luid bonzende hart in haar oren en haar zware adem. Meer niet. Enkele meters achter haar kwamen de twee jongens ook tot stilstand.
"Jeetje," bracht Damal met moeite uit, "Jij kan pas lopen!"
Hij hield zijn hand op zijn zij gedrukt en probeerde zijn ademhaling terug op normaal tempo te krijgen. David stond voorovergebogen, met zijn handen op zijn knieën, uit te blazen van de grote inspanning.
“Is de Usbir verdwenen?” vroeg Damal terwijl hij zich op een rotsblok hees om even te rusten.
“Ja. Spoorloos verdwenen.”
“Spijtig. Maar weet je wel zeker dat het een Usbir was?”
“Ik had een heel sterk gevoel dat het er een was ja. Of het de juiste was, dat is een andere zaak.”
David kwam nu terug overeind en zei: “We zijn nu wel van het pad afgedwaald. Nu moeten we een heel stuk terugwandelen...”
“Sorry…”
“Ach, het is niet zo erg,” stelde hij haar gerust, “We hebben af en toe wel eens wat beweging nodig.”
“Ja, maar toch… Het was gewoon egoïstisch van mij.”
“Maar nee, ik begrijp dat wel.”
“Hallo daar,” onderbrak Damal hen, “Terwijl jullie twee zo leuk een gesprekje aan het voeren zijn, heb ik hier wel iets interessants gevonden.”
Hij stond nu naast het rotsblok waar, verscholen achter het gras, een opening in leek te zijn.
“Wat is er zo speciaal?” vroeg David terwijl hij bij hem kwam staan.
“Kijk maar,” zei hij en wees naar iets op de grond.
“Hé,” riep Alice uit, “Dat is de drinkfles die aan mijn rugzak hing!”
Ze bukte zich en raapte hem op.
“Denk je dat die Usbir mijn rugzak in deze grot heeft meegenomen?”
“Zou best kunnen,” antwoordde David.
“Er is maar één manier om daar achter te komen!” riep Damal terwijl hij zijn wijsvinger voor zich uit stak, als een imitatie van een of andere superheld. “We moeten deze grot tot op de bodem uitkammen.”
“Oké dan, superman,” zei David en hij pakte Damals schouders vast, “Ga jij dan maar voorop.”
“Ha, je denkt toch niet dat ik, Damal, bang ben om daar naar binnen te gaan?”
“Natuurlijk niet. Ik stel het alleen maar voor zodat jij ons kan beschermen.”
“En dat zal ik doen ook! Volg mij maar!”
En hij wrong zich, op zijn knieën, door de opening.
“Zeg jongens,” klonk zijn stem vanuit de tunnel, “het is hier wel heel erg smal en donker… David, doe je rugzak maar af of je geraakt er hier niet door.”
“Komt in orde! We volgen je!” riep David naar Damal.
Hij draaide zich terug om naar Alice. “Dames voor, zou ik zo zeggen,” en hij maakte een gebaar naar de opening.
“Ik zal dat maar als een soort eer beschouwen zeker?”
“Yep,” antwoordde David met een grijns.
Alice ging op haar knieën zitten en kroop door de opening. De doorgang was heel erg smal en al helemaal niet hoog, zo ondervond ze al snel toen ze haar hoofd tegen het plafond stootte. De wanden waren vochtig en slijmerig zodat haar handen vaak wegschoven. Achter haar hoorde ze David kruipen en enkele meters voor haar zat Damal.
“Volgen jullie?” vroeg hij.
“Ja,” antwoordden Alice en David.
“Ik zie wel niets, maar het lijkt erop dat die gang hier breder wordt,” ging Damal verder.
En hij had gelijk. De wanden gingen langzaam maar zeker steeds verder van elkaar af en ook het plafond leek te stijgen. Uiteindelijk was er zelfs genoeg ruimte om rechtop te staan, wat een hele verademing was. Er kwam nu al lang geen licht meer naar binnen en het was dus aardedonker in de tunnel. Maar toch bleven ze doorgaan, voetje voor voetje.
“Hebben we eigenlijk niets bij om onze weg te verlichten?” vroeg Alice nadat ze voor de zoveelste keer haar hoofd gestoten had aan een uitstekende steen.
“Een zaklamp zal je hier niet vinden hoor,” zei David, “Je moet al lichtgevende ogen hebben om hier iets te zien.”
Hij had dit nog maar net gezegd, of tientallen gele oogjes staarden hen aan vanuit kleine openingen in de wanden. Verstokt bleven de drie staan en keken gespannen om zich heen.
“W…Wat zijn het?” vroeg Alice met een bevende stem. Ze was altijd al een beetje bang geweest in het donker, vooral dan als kind. En dit deed haar veel te veel terugdenken aan die angstige momenten van toen, als ze ’s avonds in haar bed lag en overal ogen en monsters leek te zien.
“Och,” zei Damal, “Waarschijnlijk zijn het gewoon wat onschuldige vleermuisjes.”
“Aha… Ben je daar wel zeker van?”
“Nee, niet echt, maar ik moet toch iets zeggen om je gerust te stellen.”
“Oh ja, daar ben je nu dan wel heel goed in geslaagd, moet ik zeggen. Wat doen we nu?”
Stilte. Blijkbaar wist niemand wat ze nu het best konden doen.
“Gewoon doorlopen?” vroeg Damal.
“Dat is misschien nog wel het beste,” zei David, “Ik heb geen zin om nu terug te keren gewoon omdat een paar gele ogen mij aanstaren.”
Dat was overtuigend genoeg om door te lopen. Op hun hoede en schichtige blikken op de ogen werpend, wandelden de drie verder door de tunnel. Steeds verder en dieper de duisternis in. Maar hoe verder ze gingen, hoe talrijker de starende ogen werden.
“Gewoon doorlopen,” mompelde David tegen de anderen, die zich steeds ongemakkelijker begonnen te voelen.
De tunnel werd maar steeds breder en hoger tot ze, totaal onverwacht, in een grote ruimte stonden. Een beetje zonlicht kwam binnen langs enkele kleine openingen in het plafond.
“Het lijkt wel alsof we in het midden van een heuvel zitten,” zei Damal en hij keek gefascineerd naar boven.
“Daar lijkt het wel op, ja,” zie David.
Hun ogen pasten zich langzaam aan aan het licht en ze begonnen hun omgeving wat beter te bestuderen.
“Wat is dat?” vroeg Alice en ze wees naar een grote hoop in een hoekje van de grot.
“Euhm… een hoop?” zei Damal.
“Je meent het!”
Ze ging wat dichter bij de hoop staan en tot haar verbazing merkte ze dat die bestond uit spullen; alle gestolen voorwerpen. Metershoog lagen ze opgestapeld. En daartussen moest dan waarschijnlijk ergens haar rugzak liggen. De jongens kwamen naast haar staan en keken verbaasd naar wat er voor hen lag.
“Helpen jullie eventjes mee met zoeken?” vroeg ze.
“Tuurlijk,” antwoordde David en de twee jongens begonnen meteen met hun zoektocht naar de rugzak. De meest verschillende soorten voorwerpen lieten ze door hun handen gaan: schoenen, juwelen, kleine wapens, allerhande kledingstukken, speelgoed, flesjes en potjes…
“Hé!” riep Damal plots uit, “Zouden we dit misschien kunnen gebruiken?” Hij hield triomfantelijk een ijzeren lantaarn omhoog.
“Steek maar aan!” riep David enthousiast terug, “Dan hebben we eindelijk wat licht hier.”
Damal kroop van de hoop af en zocht in zijn rugzak naar wat lucifers. Hij stak de lantaarn aan en stak hem in de lucht.
“Euhm… Ik denk dat we bezoek hebben jongens,” zei hij plots en hij liet het licht van de lantaarn over de omgeving glijden. Tientallen kleine, harige beestjes staarden hen aan met hun grote gele ogen.
“De Usbirs,” zei David.
Enkele nieuwsgierige Usbirs waren uit hun schuilplaatsen gekropen om de vreemde indringers beter te kunnen bekijken. Ze waren zo groot als een volwassen kat, hadden verschrikkelijk veel haar en leken eigenlijk op kleine, harige mensjes met puntoortjes, een staart en een donker, driehoekig neusje. Een beetje nerveus en bang keken ze van op een kleine afstand toe.
“Ze zijn toch niet gevaarlijk hé?” vroeg Alice.
“Gevaarlijk?” lachte David, “Deze wezens doen nog geen vlieg kwaad. Over hen moet je je geen zorgen maken.”
“Heb je gelijk in David,” zei Damal terwijl hij terug de hoop op klom, “We moeten ons nu eerder zorgen gaan maken over die rugzak, denk je ook niet?”
Alice knikte; ze wendde haar blik naar de top van de berg spullen.
“Is het eigenlijk niet waarschijnlijker dat mijn rugzak helemaal bovenop ligt? Ik bedoel, als je een toren bouwt met blokken ofzo, dan begin je toch ook beneden en werk je naar boven toe, en niet andersom.”
De jongens keken ook omhoog en Damal hief de lantaarn op om de top te verlichten.
“Het is wel hoog…” zei hij een beetje twijfelend.
“Weet ik… Maar ik wil gewoon mijn spullen terug, dus ik klim naar boven.”
“Toch niet alleen. Ik zal wel meegaan met de lantaarn zodat je iets kan zien daarboven.”
“En ik euh…” begon David, “Ik zal jullie opvangen mochten jullie vallen. Goed?”
“Ha, heel goed idee David,” lachte Damal, “Laat ons maar het gevaarlijke werk doen. Gelijk heb je wel hoor.” Hij keek nog eens naar de top en klom toen, met de lantaarn hoog opgeheven, achter Alice aan.
Alice had het niet zo voor hoogtes; ze had geen echte hoogtevrees, ze moest er gewoon niet veel van hebben. Met één enkele uitzondering dan: ze genoot er van om in een vliegtuig boven de wolken te vliegen en zo de wereld tijdelijk onder haar te laten. Haar droom was om echt te kunnen vliegen, te kunnen zweven en wiegen op de wind, die haar steeds hoger en hoger zou brengen; weg van de problemen beneden, naar het licht en de vrijheid. Maar dit was enkel een droom en aan dromen had ze nu niet zo heel erg veel.
De voorwerpen onder haar handen en voeten lagen helemaal niet stabiel opgestapeld en af en toe verschoof er wel eens iets of viel er zelfs iets naar beneden, zodat Alice heel goed moest opletten en haar moest concentreren. Uiterst voorzichtig klom ze naar boven, met Damal vlak achter haar en de gloeiende ogen van de Usbirs op haar gericht. Dankzij het licht van de lantaarn en het beetje zonlicht dat door de gaten in het plafond naar binnen viel, kon ze de top enkele meters boven haar zien. En helemaal bovenaan, ver boven de grond, lag haar rugzak.
“Ik zie hem!” riep ze enthousiast en klom nu met een sneller tempo naar boven.
“Eindelijk,” zuchtte Damal.
Alice had nu de top bereikt en pakte snel, weliswaar voorzichtig, haar rugzak van de hoop af. Eén enkel ogenblik wankelde ze even toen ze de rugzak op haar rug hees.
“Gelukt,” dacht ze blij en een brede glimlach verscheen op haar gezicht.
“Oké Damal, we kunnen terug naar beneden gaan.”
“Geen probleem!”
Opgewekter klom Alice nu naar beneden, terug naar de begane grond, waar David nog steeds stond te wachten. Terwijl ze naar beneden ging, keek ze nog eens naar de Usbirs; ofwel naar de plaats waar ze geweest waren. De Usbirs waren verdwenen. Allemaal.
“Weet iemand waar die Usbirs naartoe zijn?”
David en Damal draaiden zich verbaasd om en zochten naar een teken van de wezentjes.
“Blijkbaar zijn ze verdwenen,” zei David.
“Och ja, wat maakt het uit,” wierp Damal er meteen tussenin, “We hebben nu waarvoor we gekomen waren, dus laten we maar terug vertrekken. Ik wil terug naar buiten.”
“Dan doen we dat toch gewoon. Iedereen klaar? Alice, ben je zeker dat je nu alles hebt?”
“Yep!”
“Dan zijn we klaar om nu te vertrekken.”
En ze wandelden alledrie terug in de richting van langs waar ze waren binnengekomen. Damal had nog steeds de lantaarn vast en hield die voor hen uit. Het licht weerkaatste op de natte rotswand voor hen.
“Euhm, weet iemand nog waar de uitgang is?” vroeg hij terwijl hij een beetje in de war naar de rotswand keek.
“Normaal gezien was die hier.” Ook David wist niet meer goed wat er aan de hand was.
“Misschien staan we gewoon enkele meters aan de verkeerde kant,” opperde Alice.
Het drietal liep langs de rotswand af, op zoek naar de uitgang.
“Kijk,” Damal wees naar de andere kant van de grot, “daar lijkt een opening te zijn.”
“Maar…,” begon Alice, “daar zijn we toch niet langs binnen gekomen?”
David haalde zijn schouders op. “Blijkbaar wel.”
Niemand wist nog echt wat er allemaal aan de hand was en of hun geheugen nog wel klopte. Alice vond het vreemd, heel vreemd. Maar ze was vooral blij dat ze eindelijk terughad wat ze verloren was. Het beetje geluk uit de tempel van Licht en Duisternis begon dus blijkbaar te helpen. Nu kon ze alleen maar hopen dat het geluk nog een tijdje aan haar kant stond.
_________________________________________
__________________
Keep smiling- it makes people wonder what you've been up to.
Met citaat reageren
Advertentie
Oud 04-06-2002, 18:15
bumblebee
Avatar van bumblebee
bumblebee is offline
Ik wil MEEEEERR!!! Erg goed verhaal zeg! Origineel, leuk verzonnen.. Je schrijft echt mooi! Ik zie et al helemaal voor me...
ga zo door! Tot die tijd w8 ik nog wel ffies tot deel 9 =)
kuz mai
__________________
Lievelieve Valentijn, mag ik jouw tjikkie zijn? :p LOL

Laatst gewijzigd op 04-06-2002 om 18:32.
Met citaat reageren
Oud 04-06-2002, 18:43
Gatara
Avatar van Gatara
Gatara is offline
Inemine,

Ik ken een uitgever; wil je dat ik het verhaal aan hem laat lezen? Al is het maar voor eventuele kritiek?
(je weet nooit waar het op uit loopt)

Nouja, let me know

Gatara
Met citaat reageren
Oud 04-06-2002, 19:11
Inemine
Avatar van Inemine
Inemine is offline
Citaat:
Gatara schreef:
Inemine,

Ik ken een uitgever; wil je dat ik het verhaal aan hem laat lezen? Al is het maar voor eventuele kritiek?
(je weet nooit waar het op uit loopt)

Nouja, let me know

Gatara
Dat zou geen kwaad kunnen, denk ik.
Je mag het gerust laten lezen hoor. Als je mijn echte naam moet hebben, mail me dan maar even. Ook voor eventuele andere informatie.
Maar ik verwacht er toch niets van. Ik vind mijn verhaal zelfs af en toe slecht geschreven...

En bedankt voor de reacties iedereen! Daar ben ik echt heel blij mee. Een tekening van een Usbir kan snel volgen (ben er nu aan bezig).
__________________
Keep smiling- it makes people wonder what you've been up to.
Met citaat reageren
Oud 04-06-2002, 20:27
Inemine
Avatar van Inemine
Inemine is offline
Oké, hier is dan die tekening die ik noemde. Ik ben er helemaal niet tevreden over; ik weet van mezelf dat ik betere dingen kan maken. Dit is trouwens een oekaki (tekenprogrammaatje op internet).


Een Usbir.
__________________
Keep smiling- it makes people wonder what you've been up to.
Met citaat reageren
Oud 05-06-2002, 14:28
bumblebee
Avatar van bumblebee
bumblebee is offline
Wow..kewle tekening...zo had ik me na het lezen van het verhaal ook ongeveer zown beessie voorgesteld in mn gedachten =)
__________________
Lievelieve Valentijn, mag ik jouw tjikkie zijn? :p LOL
Met citaat reageren
Oud 06-06-2002, 19:41
stroopwafel
Avatar van stroopwafel
stroopwafel is offline
tralalalala!! meer meer meer!!

__________________
de havenmeester is ook niet perfect, maar zolang de worst vliegt, heerst de bloemkool de wereld..
Met citaat reageren
Oud 07-06-2002, 17:12
Dark Enchantress
Dark Enchantress is offline
Wat een suupergaaf verhaal
Ben echt onwijs benieuwd hoe t afloopt
Meeeeeeer
__________________
Yearning for days of yore in elysian daydreams
Met citaat reageren
Oud 08-06-2002, 15:05
Inemine
Avatar van Inemine
Inemine is offline
Sorry dat ik jullie nu moet teleurstellen... Er zal niet snel een nieuw hoofdstuk volgen. Ik ben zelfs nog niet kunnen beginnen aan het schrijven van hoofdstuk 9. Ik zit momenteel in de examenperiode, en die duurt nog twee weken. Daarna kan ik pas terug beginnen. En aangezien ik niet snel schrijf, kan het een hele tijd duren vooraleer er iets nieuws van mij verschijnt. Maar ik zal zeker blijven posten en hou jullie wel op de hoogte.
__________________
Keep smiling- it makes people wonder what you've been up to.
Met citaat reageren
Oud 09-06-2002, 21:43
cybergurlie17
Avatar van cybergurlie17
cybergurlie17 is offline
Deze schrijfstijl spreekt mij wel erg aan. leuk verhaal!
Met citaat reageren
Advertentie
Reageren

Topictools Zoek in deze topic
Zoek in deze topic:

Geavanceerd zoeken

Regels voor berichten
Je mag geen nieuwe topics starten
Je mag niet reageren op berichten
Je mag geen bijlagen versturen
Je mag niet je berichten bewerken

BB code is Aan
Smileys zijn Aan
[IMG]-code is Aan
HTML-code is Uit

Spring naar

Soortgelijke topics
Forum Topic Reacties Laatste bericht
Huiswerkvragen: Cultuur, Maatschappij & Economie Psychiatrie achter de Holocaust - Waarheid?
ScienceJapan
20 20-01-2007 16:26
Levensbeschouwing & Filosofie >> Geloven in God <<
Lord Dolphin
378 17-11-2005 23:03
Verhalen & Gedichten Als de zinnen gaan spreken. (gedicht)
Azalea
6 21-07-2005 10:33
Verhalen & Gedichten [Essay] Ralph Inbar en de werkelijkheid die de camera ons bracht
Verwijderd
2 18-03-2005 19:17
Verhalen & Gedichten Verhaal: de traagheid van het bestaan
Tisch
19 20-05-2004 23:19
ARTistiek Achter de werkelijkheid
Inemine
7 11-10-2001 21:36


Alle tijden zijn GMT +1. Het is nu 04:58.