Oud 26-01-2003, 16:56
Vlooienband
Avatar van Vlooienband
Vlooienband is offline
Oké, ik ben het andere verhaal, Handboek M&D, ook aan het verbeteren, maar ik moest dit gewoon schrijven. Binnen negen ŕ tien dagen wil ik dit af hebben, een tijdstip dat begrijpelijk is als jullie het verhaal lezen. Het is een beetje lang, maar hopelijk ook de moeite.
De titel is nog een werktitel, dat heb ik van Krummeltje heb afgekeken.
Het leek me handiger dan meteen een titel te bedenken, dit laat nog wat ruimte voor meer creativiteit over.

Veel leesplezier en wees gul met commentaar.


Moordzaken

Moordzaken

Proloog

“Hallo kleine meisjes, hoe gaat het met jullie? Wat lijken jullie veel op elkaar. Tsjonge, jonge. Bij mij in de straat woonde vroeger ook een tweeling, want dat zijn jullie. Een tweeling, wat enig.”
De tweeling had verschrikt omhoog gekeken. Vanuit een groot, rechthoekig beest praatte een kirrende stem, zo ineens over tweelingen, wat zij ook zijn.
“Pappa! Dat ding mevrouw praat tegen ons!”
“Laat haar ophouden,” hadden de twee geroepen. Hun vader reageerde dapper: “Tessa, Lotte, dat is een oudere mevrouw, daar moeten jullie respect voor hebben. Mevrouw, kan ik u ergens mee helpen,” Hij was meteen al bereid het geval, blijkbaar een dame, te trotseren en hen te verdedigen.
“Ik ben geen oudere mevrouw, ik mag dan wel een wagentje nodig hebben om vooruit te komen, ik kom nog steeds vooruit, jongeman! Wat heeft u toch een schattige kindertjes. Hoe oud zijn ze?”
“Waarom wil die mevrouw zoveel over ons weten? Wat gaat het haar aan, paps?”
“Meiden, wees even stil. Die mevrouw is gewoon nieuwsgierig. Ze zijn nu drie weken geleden zeven jaar geworden. Geweldige meiden, echt wa... Niet op de straat lopen!”
Met reusachtige sprongen was vader op hen afgerend. Hij duwde haar op de stoep en probeerde nog voor de vrachtwagen weg te springen, maar het was te laat. Bloedspatten kwamen op de gezichtjes van de tweeling te zitten. Beduusd keken zij naar het rode bakbeest, dat nu wel stil stond.


Deel een

“Morgen is het zijn dag,” zegt Lotte vanuit het bovenste bed. Haar zus knikt. “We moeten hem meer geven. Dan is het zijn tiende dag, dat verdient wat speciaals.”
“Nu zijn we zeventien jaar oud, we moeten serieus zijn.”
“Precies. Serieus... Ted Bundy is serieus.”
“En betrapt en dood.”
“We moeten inderdaad serieus zijn. wat we tot nu toe hebben gedaan...”
“Kon elk kind doen. Zo eren we hem niet, hij gaf zijn leven voor het onze! Hij redde ons van het rode monster. Nu komt het er op aan. De tijd die we hadden was ook veel te lang. Teveel tijd...”
“... en te weinig geschenken.”
“Één jaar om ons leven te beteren? Ja, we leven voor hem. Wat gaan we hem geven?”
“Serieuze geschenken. Echte geschenken. Ze zullen tot hem komen. Tien, in een jaar?”
“Dat is het minste wat we kunnen doen. Tes, dezelfde thema's? ”
“Natuurlijk! Wat denk je, zouden zijn voorkeuren veranderen?”
“Nee. Dat doen ze niet. Je kent ze toch nog wel? ”
“Ja. Verstikking, omdat zijn tiende zaak voor het gebeuren over een gewurgde vrouw ging. Verhanging, omdat zijn negende zaak voor het gebreuren ging over een vrouw die aan haar eigen balkon was opgehangen. ”
“Goed zo. Snel en standvast, dat moeten we zijn.”
“Ja,” beaamt Lotte, terwijl ze in het onderste bed kruipt. “Het moet echt zo gebeuren. Dan eren we hem goed. ”
“Slaap lekker, lieve zus. Morgen is het een goede dag.”
“Dan moet ik oppassen. Op Sofie, haar vader is ook overleden.”
“Oh.”
“Slaap zacht.” Dicht tegen elkaar aan vallen de twee meiden in slaap.


De volgende dag, moeder loopt de kamer opgewekt binnen. Ze doet de gordijnen open en begroet haar dochters vrolijk: “Goedemorgen meiden! Lekker geslapen?” Afkeurend kijkt ze naar de twee slaperige hoofden, die haar vraag met gemompel beantwoorden. Omdat het de sterfdag van hun vader is, besluit ze deze keer niet te zeggen dat ze in hun eigen bed moeten slapen. Doorgaan met normale ritme van de dag, is moeders’ motto. “Meiden, schieten jullie op? Lotte, jij moet vandaag oppassen en Tessa, jij moet voor school aan de gang. Hup, het ontbijt staat al klaar.” Langzaam gaat eentje rechtop zitten. Ze gaat en een hand door haar lange, zwarte haren en kijkt moeder aan. “Mams, vandaag is een bijzondere dag. We kunnen niet gewoon verdergaan met deze dag, dit hoort geëerd te worden.”
“Kind, je praat onzin. Het is al te lang geleden, je bent er over heen. Nu gaan we gewoon ontbijten, zonder gezeur.” Geďrriteerd trekt worden de dekens van het bed getrokken en vervolgens uit het raam gehangen. Met de boodschap dat ze binnen vijf minuten aan tafel moeten zitten, verlaat mams de kamer.
“Dit vind ik niet leuk, Lot. Wij moeten vandaag samen zijn.” “Ja, inderdaad,” beaamt Tessa, “zonder elkaar kan deze dag niet gevierd worden. Ik ga met jou mee, met het oppassen.”
Snel worden de haren bij elkaar gebonden en de ochtendjassen aangetrokken. De geur van gebakken ei, spek en erwten komt hen tegemoed als ze naar de keuken lopen. Nieuwsgierig kijkt Wouter, hun jongere broertje van negen, naar de tweeling. Iets is anders, maar hij durft het zijn zussen niet te vragen. Zij deden nooit aardig. Na enkele pogingen een grappig gesprek te starten, over de dwaze capriolen die zijn cavia vanochtend uithaalde, houdt hij zijn mond maar. Als niemand iets zegt, is het misschien geschikt om zelf ook stil te zijn, dacht Wouter. Zwijgend wordt verder gegeten. “Zeg, wat isser met jullie aan de hand,” vraagt hij met een brutale blik op de tweeling. “Mamma, wat isser met hun aan de hand? Lotje, Tessa, zeg het nou,” wil hij weten. “Stomme rotwurm,” begint Lotte. Meteen kapt moeder haar af. “Tessa, doe aardig tegen je broertje!”
“Ik ben Tessa,” valt haar zus in. “En Wouter,” vervolgt ze, “vandaag is het geen blije dag, dat is er. Het is vandaag een droevige dag, weet je waarom?”
Met een ruk staat moeder op. Ze pakt Wouter en sleurt hem naar de deur. Dan, als het knulletje al huilend in de gang is, bedenkt ze zich. “Kom maar, Wout. Ga zitten en luister eventjes. Tien jaar geleden is er een ongeluk gebeurd. Jij was toen nog niet geboren, maar ik was zwanger van jou. Dat betekent dat je nog in mijn buik zat. Bij het ongeluk...” Zwijgend kijkt ze haar dochters aan. Die pakken Wouter meteen op, tillen hem op een stoel en gaan verder waar hun moeder gestopt was. “Bij dat ongeluk is een man gestorven. Onze vader. Jouw vader. Hij stierf dapper.”
“Hoe is ‘ie dan gestorven,” wil het knulletje weten. Tot vandaag had hij gedacht dat zijn vader weggelopen was, op zoek naar avontuur. Dood, zijn pappa? Zoiets kon toch gewoonweg niet? Moeder loopt de keuken uit, ze wil het niet horen. Vaag hoort ze de stem van Tessa-of Lotte, ze kon de meisjes nooit gemakkelijk uit elkaar houden, iets over een verkeersongeluk zeggen.
“Door een verkeersongeluk. Hij was op straat en werd door een vrachtwagen frontaal van de weg geschept. Twee kleine meisjes die op de stoep stonden, kregen zijn bloedspetters op hun gezichten.”
“Ze hoorden zijn botten breken,” vervolgt Tessa. “De schedel werd verbrijzeld in maar dan vijftien stukken. De begrafenis werd met een gesloten kist, omdat de mensen van de lijkschouwer niet alle stukjes van de vrachtwagen konden schrapen.”
Lijkbleek luistert Wouter naar zijn zus. Pesten en schoppen deden ze vaak, maar liegen? Nooit. Even trilt zijn onderlip, dan begint hij te huilen. “Mijn pappa is dood,” huilt hij met lange uithalen. In een poging hem te troosten of juist niet, trekt Lotte hem op schoot. “Stil maar, kleintje. Je kende hem niet eens, dus het is niet zo’n gemis. Wij kenden hem wel, voor ons is het erg. Voor jou... natuurlijk niet. als je wilt, kan je vanmiddag met ons meegaan, zijn graf bezoeken.” Het jongetje knikt instemmend, waarna de ontbijttafel wordt afgeruimd.

Die namiddag lopen Tessa, Lotte en Wouter over het kerkhof. Een beetje angstig houdt Wouter de hand van zijn zus goed vast, met in de andere hand een tekening, die hij snel voor zijn vader heeft gemaakt. De meisjes dragen een groot boeket, vol met rode rozen. Dan blijven ze staat en knielt Tess. “Hoi pappa,” begint ze. “Ik heb je gemist. We hebben een boeket voor je meegebracht en je zoon. Wouter, heet hij. Hier, kom maar even, Wout. Dan kan je pappa je tekening geven.” Schuifelend gaat hij naar het graf toe. Hij leest het opschrift legt de tekening voorzichtig neer. “Alsjeblieft, pappa,” zegt hij. Meteen zet Wouter een tiental stappen achteruit, weg van het graf. Het geheel maakt een enge indruk op hem, vooral omdat het al begint te schemeren. Zachtjes praten Tessa en Lotte tegen het graf. “We worden nu groot, pappa. Volwassen. Daarom gaan we de zaken nu anders aanpakken, volwassener. Geen onzin meer, je zal meer geschenken krijgen. Dit jaar tien, want dat verdien je. We zullen je eren, pappa. Je kan trots op ons zijn.”
Een kwartier later kussen ze de grafsteen, staan ze op, pakken ze hun broertje bij de hand en verlaten het kerkhof. “Wat deed pappa voor beroep,” vraagt hij. “Pappa was een soort van politie-agent. Rechercheur, om pracies te zijn. Hij werkte bij Moordzaken en was de allerbeste agent. Hoe moeilijk een zaak ook was, hij loste hem op. Hij was erg dapper, zonder enige angst deed hij de arrestaties.”
“Niemand kon hem evenaren, hij was gewoon de beste rechercheur aller tijden. Wil je wat chocoldemelk gaan drinken?”
“Met slagroom,” vraagt Wouter met grote ogen. “Met slagroom. Ga maar naar binnen,” antwoord Tessa. De drie gaan in het lokale café, dichbij de open haard zitten.

’s Avonds komt he drietal weer thuis. Moeder kijkt haar dochters met een grimmige blik aan, maar begint, als Wouter vertelt dat hij chocolademelk met slagroom heeft gekregen van zijn zussen, te glimlachen. “Ga maar gauw aan tafel zitten. We gaan vandaag vroeg eten, anders kom je te laat bij Sofie, Lotte.”
Boerenkool met worst wordt opgeschept en plannen voor morgen worden gemaakt. Op weg naar huis had de tweeling Wouter vertelt dat hij niet over pappa moest praten waar mamma bij was, waar hij zich, tot nu toe, keurig aan hield.
“Het was lekker, mam. Tessa gaat vandaag met me mee, naar Sofie. Ik heb dat al aan haar ouders gevraagd, die vinden het goed. Ze zullen rond elf uur thuiskomen, dan gaan we weer naar huis. Doei.”
Verwonderd kijkt haar moeder Tessa aan, maar geeft haar toestemming dan. “Omdat jullie zo aardig voor Wout waren. Loop goed door, als vertrekt. En pas op, oké? Ben ook even als je naar huis gaat!”
“Ja, mams. Tot vanavond.” Ze geven hun moeder een kus en vertrekken richting Sofie, het negen maanden oude oppaskindje.

“Goedeavond mevrouw en meneer Willemssen, dit is mijn zus, Tessa,” zegt Lotte als ze bij Sofies’ huis aankomen. “Ik had eerder vandaag gebeld om te vragen of het goed was dat ze mee zou komen,” legt ze uit als het echtpaar hen verbouwereerd aankijkt. “Lieve kind, ik weet het. Het is ook goed, alleen... Jullie lijken sprekend op elkaar. Ik wist dat jullie een tweeling waren, maar dat het zo goed te zien is? Zo, zo. Ik kan jullie niet uit elkaar houden, daar moet je me mee helpen.”
Glimlachend lopen de meisjes naar binnen. “Waar is Sofie,” vraagt Lotte. “Slaapt ze?”
“Ja, ze slaapt net. Waarschijnlijk wordt ze rond zeven uur weer wakker, ze had het vandaag erg benauwd. Je weet wat je moetdoen, als het fout gaat?”
“De dokter bellen, zijn telefoonnummer is de eerste snelkeuzetoets. Ook moet ik haar de spray geven.”
“Goed. We moeten er nu vandoor, je weet alles te vinden? Ons nummer ligt naast de telefoon, dat kan je bellen in noodgevallen. Zo rond elf uur zijn we terug, oké?”
“We weten het, meneer Willemssen. Dat heeft u me al een paar keer verteld. Gaan jullie nou maar, straks komt u te laat.”
“Dat is waar. Tot vanavond.”
“Tot ziens.”
Het echtpaar stapt in hun auto en rijdt weg. Sofie, Tessa en Lotte blijven alleen achter. Buiten is het inmiddels pikkedonker. Een vluchtige blik wordt in de wieg geworpen, waar een klein meisje zwaar ligt te ademen. “Gaat dat niet over,” vraagt Tessa. “Nee. Het is een zware vorm van astma, dat zal ze heel haar leven mee moeten dragen. Zullen we tv gaan kijken? Ze hebben hier sateliet, met meer dan tweeduizend zenders!”
“Tweeduizend zenders? Wow, wat ruig! Hebben ze ook een koelkast?”
“Duh, natuurlijk hebben ze dat. Wat wil je, vodka, cola, noem maar op. Ze hebben hier alles.” De twee lopen naar de koelkast. Ze bekijken het arsenaal aan dranken, frisdrank en alcoholische drank, beide in overvloed. “We moeten nuchter blijven, vandaag is een serieuze dag. En hetgeen dat gaat gebeuren ook. Één.” De twee spreken het getal tegelijk uit. Cola wordt gepakt, tezamen met wat zoutjes. Met een plof laten ze zich in de bank vallen, ze worden begroet door heerlijk zachte kussens. De tv wordt aangedaan, zo zitten zij een half uur te kijken naar een documentaire op discovery, over de middeleeuwen. Juist op het moment dat wordt verteld hoe de middeleeuwse moeders hun babies stil kregen: een lap stof in de mond stoppen, het kindje in een paar dekens wikkelen en in een lade stoppen, begint Sofie te huilen. Te krijsen. Het geluid overstemt de tv en Tessa kijkt geďrriteerd naar het wiegje. “Kan ze haar kop niet houden?”
Lotte schudt haar hoofd. “Die heeft het benauwd, dat kan dus nog wel een paar uur aanhouden,” zegt ze. Een glimlach verschijnt op Tessa’s gezicht. “Zullen we... Haar in bad doen? Dat is lekker, mischien ontspant ze daar wel van.”
“Shht, stil maar kleine Sofie. Het is goed, wil je lekker in je badje? Je bent helemaal nat,” praat Lotte tegen het kindje. Laat jij het vollopen?”
Met een sierlijke zwaai zet ze het badje op de keukentafel en laat het langzaam vollopen. Het andere meisje praat zachtjes tegen Sofie, die zich aan haar vastklampt. “Het is klaar, Sofie. Kom maar, dan mag je lekker in bad. Leuk, hč?”
Voorzichtig wordt Sofies hemdje uitgetrokken. Tessa neemt haar over en houdt haar boven het badje. Langzaam zakt het kind en raakt haar linkervoetje het water. Meteen wordt de stilte doorbroken en begint Sofie te krijsen. “Nee, nee, nee. Sofie, badderen is leuk, dat is fijn.”
“Niet huilen, meisje. Pappa en mamma komen wel weer thuis.”
“Maar weet je? Zij kunnen je niet helpen. Wij passen op je, jij hebt niets in te brengen.” Meteen Lotte haar in het water zakken. Zeurend geblęr is het resultaat. “Vervloekt, kan ze dan helemaal niet stil zijn? Wouter was als baby veel stiller.” Tessa zet een cd van disney op, met Eeyores’ lullaby. Ze haalt een klein badspeeltje te voorschijn, ook van Iejoor. Vrolijk begint ze te kraaien en er mee te rammelen. Zo spelen ze eventjes met het meisje. “Ze is lief, als ze stil is.”
“Dat is ze zeker. Alleen die astma, dat is minder. Best zielig, eigenlijk.”
“Kom Sofietje, nu mag je lekker slapen. Je bent weer schoon.” Met een zwaai wordt Sofie het bad uit getild en aangekleed. Dat wil zeggen, een luier en een hemdje krijgt ze aan. De tweeling wikkelt haar goed in een paar droge handdoeken en legt het bundeltje vervolgens in de wieg. Liefdevol wordt ze stevig toegedekt, waarna de tv weer aangaat.
Inmiddels is het programma over de middeleeuwen afgelopen. “Wat zullen we kijken?”
“Op net vijf is een film begonnen, die kunnen we gaan kijken. The truman show, heet ‘ie.”
Ze zappen naar de zender en zitten zo een uurtje stil te kijken, met de hoofden tegen elkaar. “Lot,” vraagt Tessa tijdens de reclame, zou pappa niet boos zijn, omdat we eerst zo weinig gegeven hebben?”
“Nee, vast niet. We waren nog jong, we wisten niet beter. Werkelijk, we hebben het goed gedaan.”
Instemmend knikt Tessa. De film vervolgt.
“Wheeeh! Whheehh,” krijst Sofie ineens. De twee meiden schrikken op en rennen naar de wieg toe. Kwaad kijken ze naar de baby. De dreigende aanblik van twee meiden, boven de wieg, laat het meisje nóg harder huilen.
Kordaat pakt Lotte een washandje en stopt het in de mond van Sofie. “Het past niet,” zegt ze tegen haar zus. Deze snijdt er met een mes een stuk van af en duwt dat in het kleine mondje. Sussend praten ze op het kindje in, wat steeds benauwder wordt. De vrolijke, rode gloed die eerst op haar gezicht rustte, is nu weg. Langzaamaan wordt het blauw, paars zelfs. De tweeling kijkt gefascineerd toe.
“Voor pappa,” besluit Tessa.
“Voor pappa.”
Ze wachten tot het kindje vijf minuten niet meer ademt, daarna halen ze de stof uit het mondje. Glimlachend kijken ze de film af.
“Mooie film, nietwaar?”
“Jups, zekers te weten. Zullen we de ambulance bellen?”
“Oké.”
Snel wordt de ambulance gebeld door een volledig overstuur meisje, dat moest oppassen op een baby, die nu niet meer wakker wil worden! “Ze ademt niet meer en is paars aan het worden! Help!”
De mevrouw van de centrale probeert het kind te kalmeren en vraagt de nodige gegevens: adres, eventuele ziekten van het kind, hoe lang ze al niet meer ademt, enzovoorts. Met moeite antwoort Tessa - of Lotte - op de vragen. De ambulance arriveert en laat de meisjes rustig zitten. “Het kindje heeft het niet overleefd,” aldus de dokter.
“Sofie! Waarom, waarom nou toch? Tien jaar geleden ook al en nu weer! Ik haat dit, verdomme!”
“Tessa... Je kan er niets aan doen... Stil nou.”
Snel wordt de moeder van de meiden opgebeld, die zich meteen naar de kinderen haast. De situatie wordt uitgelegd en zij brengt het tweetal naar de auto. Daar gaan ze, zachtjes snikkend, tegen elkaar aan zitten.
Het duurt niet lang eer meneer en mevrouw Willemssen thuis zijn. Ze wisten al wat hen te wachten stond, de arts die hen belde, had het al verteld. Uw dochter heeft een aanval gekregen, het is een fatale aaanval geweest. de twee meiden die op Sofie pasten, hebben alles gedaan dat ze konden. Het mocht echter niet baten, het is te laat... Het spijt me, meneer.
Meteen rent mevrouw Willemssen naar de ambulance, ze gooit de deuren open en kijkt naar het levenloze lichaampje op de brancard. “Nee, Sofie,” roept ze uit. Haar man snelt toe en grijpt haar vast, in een poging de blik weg te halen. Huilend heft Petra de handen naar haar hoofd, ze wil het niet meer zien! Alle stress, al het verdriet om hun kindje, alle zorgen! De slapeloze nachten wanneer Sofie moest hoesten, wanneer ze het benauwd had! En nu ligt ze er, geschonden. Met alleen nog maar een luier om zich heen en allemaal snoeren in de mond en op de borst. “Sofie! Nee, Sofie! Het mag niet... het kan niet waar zijn,” huilt Petra met horten en stoten. “Henk, Sofie... en wij waren weg... hadden plezier! Oh, Sofie! Het spijt me zo!”
Tranen vallen op de vloer van de ambulance en de eerst zo sterke vrouw zakt in elkaar. Wanhopig klampt ze zich aan haar man vast, om zo het verdriet weg te halen, om het allemaal ongedaan te maken. Zo zitten ze een poos. Henk kijkt naar buiten en ziet de moeder van Tessa en Lotte naar de auto lopen. Naar haar kinderen. Haar levende dochters.
De twee wisselen een blik uit, maar dan loopt ze snel verder. Haar dochters moeten naar huis.
__________________
Cry 'Havoc' and let slip the dogs of War.

Laatst gewijzigd op 27-01-2003 om 00:11.
Met citaat reageren
Advertentie
Oud 26-01-2003, 22:23
Ieke
Avatar van Ieke
Ieke is offline
Jee wat een verhaal. Ik zal het lezen en er morgen uitgebreid op reageren. Ik ben critisch hoor!
__________________
Al is de reiziger nog zo snel, de ns vertraagt hem wel.
Met citaat reageren
Oud 26-01-2003, 23:21
Angeles
Angeles is offline
Ik vind het verhaal beter dan het vorige, de motieven zijn inderdaad nu iets duidelijker. Misschien kun je de fascinatie van de tweeling voor de dood nog iets meer uitdiepen, door iets meer te vertellen over de periode tussen de dood van hun vader en nu, hoe dit zo gegroeid is. Het is nu ook al duidelijk, maar het zo nog iets meer kunnen vertellen over waarom Tessa en Lotte zo zijn geworden.

Een paar dingen leken me niet heel erg logisch. Waarom weet het broertje van Tessa en Lotte niet dat zijn vader dood is? Waarom heeft hun moeder dat niet gewoon verteld?

Verder denk ik dat een moeder haar dochters altijd uit elkaar kan houden. Ook als het een identieke tweeling betreft. Ook al lijken ze nog zo op elkaar.

In het verhaal schrijf je eerst dat de vader van Sofie ook dood is, maar later komt hij toch in het verhaal voor en hebben Lotte en Tessa het over haar pappa en mamma.

Als Sofie al is overleden, is het niet logisch dat ze met allemaal snoeren in de mond en op de borst in de ambulance ligt. Dat zou alleen kunnen als ze nog niet dood is.

-edit, niet meer van toepassing-

Klinkt als veel, de kritiek, maar mijn indruk van het verhaal is zeker goed. Ik hoop dat je er iets aan hebt.

Laatst gewijzigd op 26-01-2003 om 23:23.
Met citaat reageren
Oud 27-01-2003, 12:47
Verwijderd
Hej Scimmia,

Een heel fascinerend onderwerp voor een verhaal. Dat zou ik zelf niet kunnen: mijn hoofdpersonen zijn altijd goed.
Maar goed, we hebben het nu niet over mij, maar over jou. Het verhaal is leuk, alleen wat ik niet snap is dat Lotte en Tessa, die toch inmiddels zeventien zijn, zo 'raar' praten. Even een voorbeeldje:
“Kon elk kind doen. Zo eren we hem niet, hij gaf zijn leven voor het onze! Hij redde ons van het rode monster. Nu komt het er op aan. De tijd die we hadden was ook veel te lang. Teveel tijd...”
Rode monster? Ik ben dan nog geen zeventien, ik zou het op zich niet over een rood monster hebben. Meer over een vrachtwagen.
Ook gebruik je heel veel komma's, soms teveel, waardoor het soms wat onduidelijk wordt.
Tessa zet een cd van disney op, met Eeyores’ lullaby. Ze haalt een klein badspeeltje te voorschijn, ook van Iejoor.
Dit zijn qua opbouw twee precies dezelfde zinnen. Ik vind ze niet zo mooi, misschien zou het zo kunnen:
Tessa zet 'Eeyore's lullaby' op van een Disney-cd, en haalt een klein badspeeltje te voorschijn, ook van Iejoor.

Voor de rest: ik ben benieuwd naar het vervolg!
Met citaat reageren
Oud 27-01-2003, 22:07
Ieke
Avatar van Ieke
Ieke is offline
Geweldig verhaal! Ik kijk al uit naar de rest.
Commentaar:
Aan het begin zegt die oude vrouw dat ze een tweeling zijn; “want dat zijn jullie. Verder op staat bijna hetzelfde; ”zo ineens over tweelingen, wat zij ook zijn.”. Ik vind dit een hinderlijke herhaling, maar dat is niet iedereen het met me eens. (Ja, ik heb ook onder economie een stukje zitten lezen en marijke las een stukje mee en ze was het niet met mij eens)

“Precies. Serieus… Ted Bundy is serieus.”
“En betrapt en dood.”

Wat je hiermee bedoeld is me niet duidelijk. Ik krijg het idee dat ze hem al gedood hebben, terwijl uit de rest blijkt dat Sofie de eerste is. Ook vraag ik me af of het niet was in die bovenste zin moet zijn. Hij is niet meer namelijk. Hoewel dit toch ook leuk is.

”Verhanging, omdat zijn negende zaak voor het gebreuren ging oven een vrouw die aan haar eigen balkon was opgehangen.”
Gebeuren.

”Geďrriteerd trekt worden de dekens van het bed getrokken en vervolgens uit het raam gehangen.”
Beetje brakke zin.

”Een beetje angstiog houdt Wouter de hand van zijn zuster goed vast,”
Angstig.

[I]”Loop goed door, als vertrekt.”[I]
Beetje brakke zin.

Ben ook even als je naar huis gaat.”
Ik denk dat het “Bel” moet zijn.

Verder gebruik je een keer of 2 “isser”. Dit kan goed, maar persoonlijk vind ik het in dit verhaal minder mooi staan.
Verder zeg ja dat de vader van Sofie dood is, maar later het je het over haar ouders. Het kan natuurlijk zijn dat moeder hertrouwd is, maar het lijkt me een beetje snel. Als haar echt vader net na het bevruchten is doodgegaan heeft de moeder 18 maanden gehad om te hertrouwen.

Van Arlieke moest ik zeggen dat (wat we hebben kunnen lezen onder scheikunde) ze het een leuk en goed verhaal vond.
__________________
Al is de reiziger nog zo snel, de ns vertraagt hem wel.
Met citaat reageren
Oud 27-01-2003, 23:58
Vlooienband
Avatar van Vlooienband
Vlooienband is offline
Verbeterde versie, het andere deel komt wat later op de 'avond'.

Moordzaken

Proloog


“Hallo kleine meisjes, hoe gaat het met jullie? Wat lijken jullie veel op elkaar. Tsjonge, jonge. Bij mij in de straat woonde vroeger ook een tweeling, want dat zijn jullie. Een tweeling, wat enig.”
De tweeling had verschrikt omhoog gekeken. Vanuit een groot, rechthoekig beest praatte een kirrende stem, zo ineens over tweelingen, wat zij ook zijn.
“Pappa! Dat ding mevrouw praat tegen ons!”
“Laat haar ophouden,” hadden de twee geroepen. Hun vader reageerde dapper: “Tessa, Lotte, dat is een oudere mevrouw, daar moeten jullie respect voor hebben. Mevrouw, kan ik u ergens mee helpen,” Hij was meteen al bereid het geval, blijkbaar een dame, te trotseren en hen te verdedigen.
“Ik ben geen oudere mevrouw, ik mag dan wel een wagentje nodig hebben om vooruit te komen, ik kom nog steeds vooruit, jongeman! Wat heeft u toch een schattige kindertjes. Hoe oud zijn ze?”
“Waarom wil die mevrouw zoveel over ons weten? Wat gaat het haar aan, paps?”
“Meiden, wees even stil. Die mevrouw is gewoon nieuwsgierig. Ze zijn nu drie weken geleden zeven jaar geworden. Geweldige meiden, echt wa... Niet op de straat lopen!”
Met reusachtige sprongen was vader op hen afgerend. Hij duwde haar op de stoep en probeerde nog voor de vrachtwagen weg te springen, maar het was te laat. Bloedspatten kwamen op de gezichtjes van de tweeling te zitten. Beduusd keken zij naar het rode bakbeest, dat nu wel stil stond.


Deel één

“Morgen is het zijn dag,” zegt Lotte vanuit het bovenste bed. Haar zus knikt. “We moeten hem meer geven. Dan is het zijn tiende dag, dat verdient wat speciaals.”
“Nu zijn we zeventien jaar oud, we moeten serieus zijn.”
“Precies. Serieus... Ted Bundy is serieus.”
“Vergeet niet dat hij serieus was. Nu is hij betrapt en dood.”
“Het kan tegenzitten. Serieus moeten we inderdaad zijn. Wat we tot nu toe hebben gedaan...”
“Kon elk kind doen. Zo eren we hem niet, hij gaf zijn leven voor het onze! Hij redde ons van het rode monster. Nu komt het er op aan. De tijd die we hadden was ook veel te lang. Teveel tijd...”
“... en te weinig geschenken.”
“Één jaar om ons leven te beteren? Ja, we leven voor hem. Wat gaan we hem geven?”
“Serieuze geschenken. Echte geschenken. Ze zullen tot hem komen. Tien, in een jaar?”
“Dat is het minste wat we kunnen doen. Tes, dezelfde thema's? ”
“Natuurlijk! Wat denk je, zouden zijn voorkeuren veranderen?”
“Nee. Dat doen ze niet. Je kent ze toch nog wel? ”
“Ja. Verstikking, omdat zijn tiende zaak voor het gebeuren over een gewurgde vrouw ging. Verhanging, omdat zijn negende zaak voor het gebeuren ging over een vrouw die aan haar eigen balkon was opgehangen. ”
“Goed zo. Snel en standvast, dat moeten we zijn.”
“Ja,” beaamt Lotte, terwijl ze in het onderste bed kruipt. “Het moet echt zo gebeuren. Dan eren we hem goed. ”
“Slaap lekker, lieve zus. Morgen is het een goede dag.”
“Dan moet ik oppassen. Op Sofie, dat baby’tje.”
“Oh.”
“Slaap zacht.”
Dicht tegen elkaar aan vallen de twee meiden in slaap.


De volgende dag, moeder loopt de kamer opgewekt binnen. Ze doet de gordijnen open en begroet haar dochters vrolijk: “Goedemorgen meiden! Lekker geslapen?” Afkeurend kijkt ze naar de twee slaperige hoofden, die haar vraag met gemompel beantwoorden. Omdat het de sterfdag van hun vader - haar man- is, besluit ze deze keer niet te zeggen dat ze in hun eigen bed moeten slapen. Doorgaan met normale ritme van de dag, is moeders’ motto. “Meiden, schieten jullie op? Lotte, jij moet vandaag oppassen en Tessa, jij moet voor school aan de gang. Hup, het ontbijt staat al klaar.” Langzaam gaat eentje rechtop zitten. Ze gaat en een hand door haar lange, zwarte haren en kijkt moeder aan. “Mams, vandaag is een bijzondere dag. We kunnen niet gewoon verdergaan met deze dag, dit hoort geëerd te worden.”
“Kind, je praat onzin. Het is al te lang geleden, je bent er overheen. Nu gaan we gewoon ontbijten, zonder gezeur.” Geďrriteerd worden de dekens van het bed getrokken en vervolgens uit het raam gehangen. Met de boodschap dat ze binnen vijf minuten aan tafel moeten zitten, verlaat mams de kamer.
“Dit vind ik niet leuk, Lot. Wij moeten vandaag samen zijn.” “Ja, inderdaad,” beaamt Tessa, “zonder elkaar kan deze dag niet gevierd worden. Ik ga met jou mee, met het oppassen.”
Snel worden de haren bij elkaar gebonden en de ochtendjassen aangetrokken. De geur van gebakken ei, spek en erwten komt hen tegemoet als ze naar de keuken lopen. Nieuwsgierig kijkt Wouter, hun jongere broertje van negen, naar de tweeling. Iets is anders, maar hij durft het zijn zussen niet te vragen. Zij deden nooit aardig. Na enkele pogingen een grappig gesprek te starten, over de dwaze capriolen die zijn cavia vanochtend uithaalde, houdt hij zijn mond maar. Als niemand iets zegt, is het misschien geschikt om zelf ook stil te zijn, dacht Wouter. Zwijgend wordt verder gegeten. “Zeg, wat isser met jullie aan de hand,” vraagt hij met een brutale blik op de tweeling. “Mamma, wat isser met hun aan de hand? Lotje, Tessa, zeg het nou,” wil hij weten. “Stomme rotwurm,” begint Lotte. Meteen kapt moeder haar af. “Tessa, doe aardig tegen je broertje!”
“Ik ben Tessa,” valt haar zus in. Het is even stil. Ze vergiste zich nooit in de namen, helemaal nooit. Misschien leed ze er erger onder dan verwacht. Uiteraard is het opvoeden van drie kinderen, alleen, niet de simpelste zaak.
“En Wouter,” vervolgt Tessa, “vandaag is het geen blije dag, dat is er. Het is vandaag een droevige dag, weet je waarom?”
Met een ruk staat moeder op, pakt haar dochters bij de arm en sleurt hen uit de keuken. Wouter blijft stil achter.
“Wil jij je mond wel even houden! Wat Wout denkt dat er is gebeurd, is goed! Hij hoeft niet meer te weten,” zegt moeder boos tegen het tweetal.
“Ma, hij gaat naar pappa zoeken, als hij groter is! Denk je nou echt dat ‘ie dit zal geloven? ‘Ja Wout, je pappa is op zakenreis, daar is hij niet van teruggekomen.’ Dat meen je toch niet? Mam, laat me het hem nou gewoon vertellen. Dat is beter,” probeert Tessa haar moeder te overtuigen.
Even blijft moeder tegen de muur leunen. “Het zal hem veel verdriet doen, dat weten jullie?”
“Niet meer dan als hij er later achter moet komen.”
“Ik probeerde hem alleen maar te beschermen tegen kwade tijden... tegen verdriet.” Met een diepe zucht doet moeder haar handen in haar haar. Lotte kijkt haar en en omhelst haar. Moeder knikt. “Wees subtiel,” zegt ze terwijl ze op de grond gaat zitten. Door de kiertjes van haar handen, inmiddels voor haar gezicht gevouwen, ziet de de meisjes weer naar binnen gaan. Nogmaals zucht moeder.

“Kom maar, Wout,” zegt Lotte terwijl ze de stoel van Wouter naar zich toe trekt. “Ga zitten en luister eventjes. Tien jaar geleden is er een ongeluk gebeurd. Jij was toen nog niet geboren, maar mamma was zwanger van jou. Dat betekent dat je nog in haar buik zat. Bij het ongeluk...” Zwijgend kijkt ze haar zus aan. Die begrijpt de hint en gaat verder waar zij gestopt was. “Bij dat ongeluk is een man gestorven. Onze vader. Jouw vader. Hij stierf dapper.”
“Hoe is ‘ie dan gestorven,” wil het knulletje weten. Tot vandaag had hij gedacht dat zijn vader weggelopen was, op zoek naar avontuur. Dood, zijn pappa? Zoiets kon toch niet? En waarom is mamma er niet bij?
In de gang hoort moeder vaag de stem van Tessa-of Lotte, ze kon de meisjes nooit gemakkelijk uit elkaar houden, iets over een verkeersongeluk zeggen. Ze zoekt haar moed op en loopt de keuken in. Voor Wout, hij wil dat mamma er bij is, vast en zeker.
“Door een verkeersongeluk. Hij was op straat en werd door een vrachtwagen frontaal van de weg geschept. Twee kleine meisjes die op de stoep stonden, kregen zijn bloedspetters op hun gezichten.”
“Ze hoorden zijn botten breken,” vervolgt Tessa. “De schedel werd verbrijzeld in maar dan vijftien stukken. De begrafenis werd met een gesloten kist, omdat de mensen van de lijkschouwer niet alle stukjes van de vrachtwagen konden schrapen.”
Lijkbleek luistert Wouter naar zijn zus. Pesten en schoppen deden ze vaak, maar liegen? Nooit. Even trilt zijn onderlip, dan begint hij te huilen. “Mijn pappa is dood,” huilt hij met lange uithalen. In een poging hem te troosten of juist niet, trekt Lotte hem op schoot. “Stil maar, kleintje. Je kende hem niet eens, dus het is niet zo’n gemis. Wij kenden hem wel, voor ons is het erg. Voor jou... natuurlijk niet. als je wilt, kan je vanmiddag met ons meegaan, zijn graf bezoeken.” Het jongetje knikt instemmend, waarna de ontbijttafel wordt afgeruimd.

Die namiddag lopen Tessa, Lotte en Wouter over het kerkhof. Een beetje angstig houdt Wouter de hand van zijn zus goed vast, met in de andere hand een tekening, die hij snel voor zijn vader heeft gemaakt. De meisjes dragen een groot boeket, vol met rode rozen. Dan blijven ze staat en knielt Tess. “Hoi pappa,” begint ze. “Ik heb je gemist. We hebben een boeket voor je meegebracht en je zoon. Wouter, heet hij. Hier, kom maar even, Wout. Dan kan je pappa je tekening geven.” Schuifelend gaat hij naar het graf toe. Hij leest het opschrift legt de tekening voorzichtig neer. “Alsjeblieft, pappa,” zegt hij. Meteen zet Wouter een tiental stappen achteruit, weg van het graf. Het geheel maakt een enge indruk op hem, vooral omdat het al begint te schemeren. Zachtjes praten Tessa en Lotte tegen het graf. “We worden nu groot, pappa. Volwassen. Daarom gaan we de zaken nu anders aanpakken, volwassener. Geen onzin meer, je zal meer geschenken krijgen. Dit jaar tien, want dat verdien je. We zullen je eren, pappa. Je kan trots op ons zijn.”
Een kwartier later kussen ze de grafsteen, staan ze op, pakken ze hun broertje bij de hand en verlaten het kerkhof. “Wat deed pappa voor beroep,” vraagt hij. “Pappa was een soort van politie-agent. Rechercheur, om pracies te zijn. Hij werkte bij Moordzaken en was de allerbeste agent. Hoe moeilijk een zaak ook was, hij loste hem op. Hij was erg dapper, zonder enige angst deed hij de arrestaties.”
“Niemand kon hem evenaren, hij was gewoon de beste rechercheur aller tijden. Wil je wat chocoldemelk gaan drinken?”
“Met slagroom,” vraagt Wouter met grote ogen. “Met slagroom. Ga maar naar binnen,” antwoord Tessa. De drie gaan in het lokale café, dichbij de open haard zitten.

’s Avonds komt het drietal weer thuis. Moeder kijkt haar dochters met een grimmige blik aan, maar begint, als Wouter vertelt dat hij chocolademelk met slagroom heeft gekregen van zijn zussen, te glimlachen. “Ga maar gauw aan tafel zitten. We gaan vandaag vroeg eten, anders kom je te laat bij Sofie, Lotte.”
Boerenkool met worst wordt opgeschept en plannen voor morgen worden gemaakt. Op weg naar huis had de tweeling Wouter vertelt dat hij niet over pappa moest praten waar mamma bij was, waar hij zich, tot nu toe, keurig aan hield.
“Het was lekker, mam. Tessa gaat vandaag met me mee, naar Sofie. Ik heb dat al aan haar ouders gevraagd, die vinden het goed. Ze zullen rond elf uur thuiskomen, dan gaan we weer naar huis. Doei.”
Verwonderd kijkt haar moeder Tessa aan, maar geeft haar toestemming dan. “Omdat jullie zo aardig voor Wout waren. Loop goed door, als jullie vertrekken. En pas op, oké? Bel ook even als jullie naar huis gaan!”
“Ja, mams. Tot vanavond.” Ze geven hun moeder een kus en vertrekken richting Sofie, het negen maanden oude oppaskindje.

“Goedeavond mevrouw en meneer Willemssen, dit is mijn zus, Tessa,” zegt Lotte als ze bij Sofies’ huis aankomen. “Ik had eerder vandaag gebeld om te vragen of het goed was dat ze mee zou komen,” legt ze uit als het echtpaar hen verbouwereerd aankijkt. “Lieve kind, ik weet het. Het is ook goed, alleen... Jullie lijken sprekend op elkaar. Ik wist dat jullie een tweeling waren, maar dat het zo goed te zien is? Zo, zo. Ik kan jullie niet uit elkaar houden, daar moet je me mee helpen.”
Glimlachend lopen de meisjes naar binnen. “Waar is Sofie,” vraagt Lotte. “Slaapt ze?”
“Ja, ze slaapt net. Waarschijnlijk wordt ze rond zeven uur weer wakker, ze had het vandaag erg benauwd. Je weet wat je moetdoen, als het fout gaat?”
“De dokter bellen, zijn telefoonnummer is de eerste snelkeuzetoets. Ook moet ik haar de spray geven.”
“Goed. We moeten er nu vandoor, je weet alles te vinden? Ons nummer ligt naast de telefoon, dat kan je bellen in noodgevallen. Zo rond elf uur zijn we terug, oké?”
“We weten het, meneer Willemssen. Dat heeft u me al een paar keer verteld. Gaan jullie nou maar, straks komt u te laat.”
“Dat is waar. Tot vanavond.”
“Tot ziens.”
Het echtpaar stapt in hun auto en rijdt weg. Sofie, Tessa en Lotte blijven alleen achter. Buiten is het inmiddels pikkedonker. Een vluchtige blik wordt in de wieg geworpen, waar een klein meisje zwaar ligt te ademen. “Gaat dat niet over,” vraagt Tessa. “Nee. Het is een zware vorm van astma, dat zal ze heel haar leven mee moeten dragen. Zullen we tv gaan kijken? Ze hebben hier sateliet, met meer dan tweeduizend zenders!”
“Tweeduizend zenders? Wow, wat ruig! Hebben ze ook een koelkast?”
“Duh, natuurlijk hebben ze dat. Wat wil je, vodka, cola, noem maar op. Ze hebben hier alles.” De twee lopen naar de koelkast. Ze bekijken het arsenaal aan dranken, frisdrank en alcoholische drank, beide in overvloed. “We moeten nuchter blijven, vandaag is een serieuze dag. En hetgeen dat gaat gebeuren ook. Één.” De twee spreken het getal tegelijk uit. Cola wordt gepakt, tezamen met wat zoutjes. Met een plof laten ze zich in de bank vallen, ze worden begroet door heerlijk zachte kussens. De tv wordt aangedaan, zo zitten zij een half uur te kijken naar een documentaire op discovery, over de middeleeuwen. Juist op het moment dat wordt verteld hoe de middeleeuwse moeders hun babies stil kregen: een lap stof in de mond stoppen, het kindje in een paar dekens wikkelen en in een lade stoppen, begint Sofie te huilen. Te krijsen. Het geluid overstemt de tv en Tessa kijkt geďrriteerd naar het wiegje. “Kan ze haar kop niet houden?”
Lotte schudt haar hoofd. “Die heeft het benauwd, dat kan dus nog wel een paar uur aanhouden,” zegt ze. Een glimlach verschijnt op Tessa’s gezicht. “Zullen we... Haar in bad doen? Dat is lekker, mischien ontspant ze daar wel van.”
“Shht, stil maar kleine Sofie. Het is goed, wil je lekker in je badje? Je bent helemaal nat,” praat Lotte tegen het kindje. Laat jij het vollopen?”
Met een sierlijke zwaai zet ze het badje op de keukentafel en laat het langzaam vollopen. Het andere meisje praat zachtjes tegen Sofie, die zich aan haar vastklampt. “Het is klaar, Sofie. Kom maar, dan mag je lekker in bad. Leuk, hč?”
Voorzichtig wordt Sofies hemdje uitgetrokken. Tessa neemt haar over en houdt haar boven het badje. Langzaam zakt het kind en raakt haar linkervoetje het water. Meteen wordt de stilte doorbroken en begint Sofie te krijsen. “Nee, nee, nee. Sofie, badderen is leuk, dat is fijn.”
“Niet huilen, meisje. Pappa en mamma komen wel weer thuis.”
“Maar weet je? Zij kunnen je niet helpen. Wij passen op je, jij hebt niets in te brengen.” Meteen Lotte haar in het water zakken. Zeurend geblčr is het resultaat. “Vervloekt, kan ze dan helemaal niet stil zijn? Wouter was als baby veel stiller.” Tessa zet Eeyores’ lullaby op en haalt een klein badspeeltje te voorschijn, ook van Iejoor. Vrolijk begint ze te kraaien en er mee te rammelen. Zo spelen ze eventjes met het meisje. “Ze is lief, als ze stil is.”
“Dat is ze zeker. Alleen die astma, dat is minder. Best zielig, eigenlijk.”
“Kom Sofietje, nu mag je lekker slapen. Je bent weer schoon.” Met een zwaai wordt Sofie het bad uit getild en aangekleed. Dat wil zeggen, een luier en een hemdje krijgt ze aan. De tweeling wikkelt haar goed in een paar droge handdoeken en legt het bundeltje vervolgens in de wieg. Liefdevol wordt ze stevig toegedekt, waarna de tv weer aangaat.
Inmiddels is het programma over de middeleeuwen afgelopen. “Wat zullen we kijken?”
“Op net vijf is een film begonnen, die kunnen we gaan kijken. The Truman show, heet ‘ie.”
Ze zappen naar de zender en zitten zo een uurtje stil te kijken, met de hoofden tegen elkaar. “Lot,” vraagt Tessa tijdens de reclame, zou pappa niet boos zijn, omdat we eerst zo weinig gegeven hebben?”
“Nee, vast niet. We waren nog jong, we wisten niet beter. Werkelijk, we hebben het goed gedaan.”
Instemmend knikt Tessa. De film vervolgt.
“Wheeeh! Whheehh,” krijst Sofie ineens. De twee meiden schrikken op en rennen naar de wieg toe. Kwaad kijken ze naar de baby. De dreigende aanblik van twee meiden, boven de wieg, laat het meisje nóg harder huilen.
Kordaat pakt Lotte een washandje en stopt het in de mond van Sofie. “Het past niet,” zegt ze tegen haar zus. Deze snijdt er met een mes een stuk van af en duwt dat in het kleine mondje. Sussend praten ze op het kindje in, wat het steeds benauwder krijgt. De vrolijke, rode gloed die eerst op haar gezicht rustte, is weg. Langzaamaan wordt het blauw, paars zelfs. De tweeling kijkt gefascineerd toe.
“Voor pappa,” besluit Tessa.
“Voor pappa.”
Ze wachten tot het kindje vijf minuten niet meer ademt, daarna halen ze de lap uit het mondje. Glimlachend kijken ze de film af.
“Mooie film, nietwaar?”
“Jups, zekers te weten. Zullen we de ambulance bellen?”
“Oké.”
Snel wordt de ambulance gebeld door een volledig overstuur meisje, dat moest oppassen op een baby, die nu niet meer wakker wil worden! “Ze ademt niet meer en is paars aan het worden! Help!”
De mevrouw van de centrale probeert het kind te kalmeren en vraagt de nodige gegevens: adres, eventuele ziekten van het kind, hoe lang ze al niet meer ademt, enzovoorts. Met moeite antwoort Tessa - of Lotte - op de vragen. De ambulance arriveert en laat de meisjes rustig zitten. “Het kindje heeft het niet overleefd,” aldus de dokter.
“Sofie! Waarom, waarom nou toch? Tien jaar geleden ook al en nu weer! Ik haat dit, verdomme!”
Als uiting van machteloosheid slaat Tessa om zich heen. Lotte komt bij haar staan en praat zachtjes: “Tessa... Je kan er niets aan doen... Stil nou.”
Meteen wordt de moeder van de meiden opgebeld, die zich meteen naar de kinderen haast. De situatie wordt uitgelegd en zij brengt het tweetal naar de auto. Daar gaan ze, zachtjes snikkend, tegen elkaar aan zitten.
Ondertussen zijn meneer en mevrouw Willemssen gearriveerd. Ze wisten al wat hen te wachten stond, de arts die hen belde, had het al verteld. “Uw dochter heeft een aanval gekregen, het is een fatale aanval geweest. De twee meiden die op Sofie pasten, hebben alles gedaan dat ze konden. Het mocht echter niet baten, het is te laat... Het spijt me, meneer.”
Meteen rent mevrouw Willemssen naar de ambulance, gooit de deuren open en kijkt naar het levenloze lichaampje op de brancard, dat wordt bedekt met een deken. De zwaailichten en de regen maken de aanblik onverdraagbaar. “Nee! Sofie,” roept ze uit. De lijkwagen komt aanrijden en Sofie zal in een koude, zwarte zak gestopt worden. “Laat me haar zien,” smeekt ze in paniek. Haar man snelt toe en grijpt haar vast, in een poging de aanblik weg te halen. Huilend heft Petra de handen naar haar hoofd, ze wil het niet meer zien! Alle stress, al het verdriet om hun kindje, alle zorgen! De slapeloze nachten wanneer Sofie moest hoesten, wanneer ze het benauwd had! En nu is het voorbij... met alleen nog maar een luier aan. En straks in een lijkenzak!
“Sofie! Nee, Sofie! Het mag niet... het kan niet waar zijn,” huilt Petra met horten en stoten. “Henk, Sofie... en wij waren weg... hadden plezier! Oh, Sofie! Het spijt me zo!”
Tranen vallen op de vloer van de ambulance en de eerst zo sterke vrouw zakt in elkaar. Wanhopig klampt ze zich aan haar man vast, om zo het verdriet weg te halen, om het allemaal ongedaan te maken. Zo zitten ze een poos. Gekweld zien ze hoe hun levenloze dochter in een zak gestopt wordt en de zwarte wagen in wordt gedraaid. Een agent helpt hen uit de ambulance, richting de warmte van hun huis. Een blik over zijn schouder laat Henk de moeder van Tessa en Lotte zien. Zij loopt naar haar kinderen. Haar levende dochters.
Even kijken de twee elkaar aan. Dan trekt moeder de kraag van haar jas verder op en loopt ze snel verder. Haar dochters moeten naar huis.
__________________
Cry 'Havoc' and let slip the dogs of War.

Laatst gewijzigd op 28-01-2003 om 09:22.
Met citaat reageren
Oud 28-01-2003, 00:09
Vlooienband
Avatar van Vlooienband
Vlooienband is offline
Over de opmerkingen:


Allereerst heel erg bedankt voor al het commentaar. Zo goed als alle spellingsopmerkingen heb ik opgevolgd, enkelen niet.

Aan het begin zegt die oude vrouw dat ze een tweeling zijn; “want dat zijn jullie. Verder op staat bijna hetzelfde; ”zo ineens over tweelingen, wat zij ook zijn.”. Ik vind dit een hinderlijke herhaling, maar dat is niet iedereen het met me eens. (Ja, ik heb ook onder economie een stukje zitten lezen en marijke las een stukje mee en ze was het niet met mij eens)
Ik ben het met Marijke eens
Het was een soort van stijl.

“Precies. Serieus… Ted Bundy is serieus.”
“En betrapt en dood.”
Wat je hiermee bedoeld is me niet duidelijk. Ik krijg het idee dat ze hem al gedood hebben, terwijl uit de rest blijkt dat Sofie de eerste is. Ook vraag ik me af of het niet was in die bovenste zin moet zijn. Hij is niet meer namelijk. Hoewel dit toch ook leuk is.

Ted Bundy: geweldig slimme seriemoordenaar. Heeft zo'n 100 (?) mensen op zijn lijst staan. Inmiddels is hij door de staat vermoord (was amerikaan), omdat 'ie 'betrapt' is.

Verder gebruik je een keer of 2 “isser”. Dit kan goed, maar persoonlijk vind ik het in dit verhaal minder mooi staan.
Stijl, eigenwijsheid. Sorry

Verder zeg ja dat de vader van Sofie dood is, maar later het je het over haar ouders. Het kan natuurlijk zijn dat moeder hertrouwd is, maar het lijkt me een beetje snel. Als haar echt vader net na het bevruchten is doodgegaan heeft de moeder 18 maanden gehad om te hertrouwen.
Veranderd.

Wat ik niet snap is dat Lotte en Tessa, die toch inmiddels zeventien zijn, zo 'raar' praten. Even een voorbeeldje:
“Kon elk kind doen. Zo eren we hem niet, hij gaf zijn leven voor het onze! Hij redde ons van het rode monster. Nu komt het er op aan. De tijd die we hadden was ook veel te lang. Teveel tijd...”
Rode monster? Ik ben dan nog geen zeventien, ik zou het op zich niet over een rood monster hebben.

Jeugdtrauma. Ze kunnen het beestje zo een naam geven. Een vrachtwagen waarbij de resten van hun pa geschraapt moeten worden een vrachtwagen te noemen, vergt teveel van hun. Tweelingvreemdheid.


Misschien kun je de fascinatie van de tweeling voor de dood nog iets meer uitdiepen, door iets meer te vertellen over de periode tussen de dood van hun vader en nu, hoe dit zo gegroeid is. Het is nu ook al duidelijk, maar het zo nog iets meer kunnen vertellen over waarom Tessa en Lotte zo zijn geworden.
Hoofdstuk negen. Nu nog niet.

Een paar dingen leken me niet heel erg logisch. Waarom weet het broertje van Tessa en Lotte niet dat zijn vader dood is? Waarom heeft hun moeder dat niet gewoon verteld?
Gelijk. Opgelost d.m.v. een ruzie, waar de reden naar voren komt.

Verder denk ik dat een moeder haar dochters altijd uit elkaar kan houden. Ook als het een identieke tweeling betreft. Ook al lijken ze nog zo op elkaar.
Het was de spanning.

In het verhaal schrijf je eerst dat de vader van Sofie ook dood is, maar later komt hij toch in het verhaal voor en hebben Lotte en Tessa het over haar pappa en mamma.
Ook veranderd. Eerst had ik nog hele ingenieuze plannen om het gezin van Sofie uit te moorden, maar zulk soort dingen laten Tessa en Lotte liever aan Ted Bundy, Ed Geinn en Charles Manson over.

Als Sofie al is overleden, is het niet logisch dat ze met allemaal snoeren in de mond en op de borst in de ambulance ligt. Dat zou alleen kunnen als ze nog niet dood is.

Veranderd. Goed opgemerkt, merci.




Zo, bedankt. Ik ga even slapen. Vandaag het vervolg nog.
__________________
Cry 'Havoc' and let slip the dogs of War.
Met citaat reageren
Oud 28-01-2003, 12:41
Verwijderd
Ik heb alleen de verbeterde versie gelezen en vind hem erg goed. Stukken beter dan het handboek van de moordenaar, inderdaad omdat de gezusters hiers beter te volgen zijn. Als je belooft het nog verder uit te werken in hoofdstuk negen, komt dat allemaal helemaal goed.

De moeder vond ik als karakter niet erg sterk, maar dat is niet nodig. Ze heeft het erg zwaar en staat zelf ook op instorten, als je ziet hoe snel ze van iets waar ze negen jaar aan vasthield (de dood van haar man niet vertellen), plotseling opgeeft door de gezusters het wel te laten vertellen.

De zusters zijn goed. Ze doen me vaak denken aan... uhm... die twee van Dorresteins Buitenstaanders die hun overleden zus eren door met die zwaan in de weer te gaan. Stiekem heb je daar ook wel wat inspiratie aan ontleend, nietwaar?

Wouter is geweldig. Hij is echt een klein mannetje van een jaar of negen. Schattig is hij met zijn tekening en zijn warme chocolademelk die hem alle verdriet doet vergeten. Gruwlijk is de scene waarin de zussen de dood onnodig gruwlijk vertellen.

De oppasscene is ook leuk. Jou kennende en het verhaal volgende, weten we dat er vermoord gaat worden. De astma van het kind en de wurgingszaak van pappa bevestigen dat vermoeden. Vervolgens is het maar afwachten wanneer het gaat gebeuren. Leuk, met die badscene erdoor. Ik had echt het idee dat de moord toen zou komen. Leuk.

Ik ben benieuwd naar de rest.

Oh, ik zag trouwens nog twee kleine fouten. 'Pracies' in plaats van 'precies' en je schrijft 'Één' aan het begin van een zin, terwijl het dan 'Eén' hoort te zijn, dacht ik. Hoofdletters krijgen geen diakritische tekens.

LUH-3417
Met citaat reageren
Oud 28-01-2003, 21:48
Ieke
Avatar van Ieke
Ieke is offline
Goed! Nog 1 puntje:
“De schedel werd verbrijzeld in maar dan vijftien stukken."
Ik denk dat het "meer" moet zijn. Zo klopt de zin niet.
__________________
Al is de reiziger nog zo snel, de ns vertraagt hem wel.
Met citaat reageren
Oud 28-01-2003, 23:06
Vlooienband
Avatar van Vlooienband
Vlooienband is offline
Klein stukje extra. De rest komt nog, heb geduld.


Om alvast een tipje van de (al deels opgelichte) sluier op te lichten: some one is going tot die.


LUH-3417: de moeder wordt nu wat verder uitgewerkt annex verklaard, dat probeerde ik niet meteen te doen. Spanning opbouwen, het is nog eens moeilijk om te doen.



Deel twee

“Jullie zeggen niets tegen Wouter, hij hoeft dit niet te weten. Als we thuiskomen, meteen naar bed. Slaap zal helpen.”
Moeder kijkt door de achteruitkijkspiegel naar haar meisjes. Weemoedig kijken ze haar aan. Plichtsgetrouw. Ze hebben elkanders handen vast en zitten nog dichter tegen elkaar aan dan dat de Fiat Punto hen verplicht. “Ze is dood,” zegt een van de meisjes. “En nooit zal ze wederkeren,” beaamt de ander. “Meneer en mevrouw Willemssen hadden veel verdriet...”
“Om Sofie...”
Even valt er een stilte in de auto. Moeder heeft haar ogen strak op de weg gericht en kijkt af en toe naar haar meisjes. Wat die kinderen mee moeten maken... vreselijk gewoon.
Dan zijn ze thuis. Moeder en dochters lopen naar de deur, die zij voor hen open maakt. “Naar de keuken,” zegt ze vastberaden.
Stil loopt de tweeling achter haar aan en gaat aan tafel zitten. Ze zet het water voor de thee op en kijkt haar dochers verontrust aan. “Gaat het,” vraagt ze. Met moeite wringt de tweeling een bevestiging uit hun monden.
Zo zitten ze, alledrie stilzwijgend. Moeder kijkt naar haar dochters, ze wil hen troosten. Ze wil goedmaken wat ze toen, tien jaar geleden, niet had gedaan. Wat ze had moeten doen. Zo’n vijf minuten lang blijven ze elkaar aankijken. Tessa en Lotte kijken elkander aan, moeders’ blik schiet besluiteloos van Tessa naar Lotte, naar de fluitketel en naar de deur. Alledrie de mogelijkheden, troosten, thee zetten en vluchten, klinken aantrekkelijk. Gefluit gilt door de keuken en moeder loopt naar het fornuis. Thee zeten, dat zou ze gaan doen. Dat is het gemakkelijkste.
Een van de meisjes vraagt zich af hoe lang dit spel zou duren. Moeder durft niets, ze durft hen niet te troosten en ze durfde haar condoleances niet tgen meneer Willemssen te zeggen. Zwak mens...
Ze kijkt haar zus aan en maakte snel een beweging met haar hand. Haar zus knikt. Ja, moeder is inderdaad zwak. ‘Hoe vond je het,’ denkt Tessa. Lotte glimlacht. Ineens zet moeder de theepot hard op de tafel. Mokken worden naar de meisjes toegschoven, met dampende thee er in.
Onverstoorbaar blijven ze elkaar aankijken. “Meiden, we moeten praten.”
Geen reactie. Irritatie, dat wel. Moeder verstoort hen. “Bedankt.” Het klinkt koud, afstandelijk, zelfs ijzig. Iemand hier is niet gewenst. Dapper negeert moeder dit, dat heeft ze al te lang gedaan. Nu is het tijd om goed met de meisjes om te gaan, om hen steun te bieden. Misschien is de boel negeren en wegstoppen minder goed, ook dat heeft ze al te lang gedaan. Toch?
“Drink jullie thee op.” Dat kwam er gemener uit dan geplanned. “Daar knappen jullie van op, dan wordt je weer lekker warm. Toe maar,” probeert ze.
De tweeling kijkt haar aan, met grote ogen. Dankbaar wordt de thee gepakt en er wordt wat gedronken. “Willen jullie er over praten?”
Meteen vliegen handgebaren over de tafel. ‘Huh? Nieuw.’
‘Snood plan?’
‘Nee. Spijt.’
‘Hoelang?’
‘Kort.’
“Het was niet leuk. Ik mocht Sofie. Nu is ze dood,” doorbreekt een van de twee de stilte. “Precies. Mam, het was zo vreselijk. Ze werd helemal paars, eerst hebben we nog wel met haar gespeeld, we hebben haar lekker in een badje gedaan. Nu is ze... dood.”
“We hebben vijf minuten voordat ze overleed nog gekeken... ze sliep.”
“Ze ademde niet zwaarder dan normaal. Ze was gewoon zo... lief. En nu is ze dood, voor altijd.”
“Oh meisjes, ik vind het zo vreselijk! Dit is een slechte dag, dat is het gewoon. Het is een verkeerde dag, jullie moeten hem vergeten. Niet treuren, het komt wel goed,” zegt moeder. De gedachte aan haar kinderen met een droeve jeugd, met veel verdriet doet haar huiveren. ‘Kinderen moeten blij zijn,’ meent ze.
“Mams, we willen haar niet vergeten.”
“Nee, we willen haar niet vergeten, dat zou gemeen zijn. Hoe kunnen we haar vergeten, ze is net gestorven...”
“Jullie moeten in ieder geval niet verdrietig zijn, eventjes oké, maar lang? Nee, dat is slecht. Probeer zo snel mogelijk weer blij te worden, goed? Willen jullie morgen naar school?”
de tweeling kijkt elkander weer aan en twijfelt even. Niet naar school gaan was leuk, maar wat moet je dan doen? Ze zouden naar meneer en mevrouw Willemssen kunnen gaan, hen condoleren. Maar... willen die mensen dat wel?
“We zien dat morgen wel. Nu eerst slapen. Kom je, Tes,” vraagt Lotte. Lotte knikt. “Bedankt voor de thee, mam. Het komt wel goed. Ligt Wouter al op bed?”
“Ja, hij slaapt al. Doen jullie zachtjes? Het duurde lang voordat hij sliep.”
“Oké. Welterusten.”
“Slaap lekker.”
“Goedenacht.”
Tessa steekt haar hoofd nog even in de keuken. “Mam?”
“Ja, lieverd?”
“Gecondoleerd met pappa. Ik weet hoeveel je van hem hield en hoeveel pijn het je deed toen hij overleed.”
Meteen kijkt haar moeder op, met een veeg van onbegrip op haar gezicht. “Tessa ga slapen,” snauwt ze fel. Tessa draait zich om. Glimlachte het kind net?
__________________
Cry 'Havoc' and let slip the dogs of War.
Met citaat reageren
Oud 28-01-2003, 23:14
Verwijderd
Goh, een verhaal van Scimmia, met de titel 'Moordzaken' en iemand gaat dood? Wat een verassing.

Wat foutjes:
"...en ze durfde haar condoleances niet tgen meneer Willemssen te zeggen."

Natuurlijk is het 'tegen', maar 'zeg' je je condoleances tegen iemand? Bied je die niet aan of iets dergelijks? Maak er anders van dat ze hen gaan condoleren. Da's makkelijker.

"Helemal" - helemaal.

Verder nog wat logicavreemdheden. Pakken de dochters de thee dankbaar aan, ondanks dat ze de moeder vinden zeuren? Bovendien vind ik de gedachtengang van de moeder vooralsnog wat te expliciet verteld. Laat het meer uit haar daden en woorden spreken. Teksten als 'Kinderen moeten blij zijn, meent ze' enz. zijn niet al te sterk.

Maar ga wel zo verder.

LUH-3417
Met citaat reageren
Oud 29-01-2003, 09:44
Ieke
Avatar van Ieke
Ieke is offline
Even snel alleen wat spellingsfoutjes, ik heb het nog niet goed gelezen:

Ze zet het water voor de thee op en kijkt haar dochers verontrust aan.
Dochters

Thee zeten,
zetten

ze durfde haar condoleances niet tgen meneer Willemssen te zeggen.
tegen

Mokken worden naar de meisjes toegschoven ,
toegeschoven

Ze werd helemal paars,
helemaal
__________________
Al is de reiziger nog zo snel, de ns vertraagt hem wel.
Met citaat reageren
Oud 29-01-2003, 12:44
Verwijderd
Woei. Wat een venijnige reactie van zowel moeder als dochter op het laatst. Ik ben benieuwd naar het vervolg...

"Een van de meisjes vraagt zich af hoe lang dit spel zou duren."

Deze zin klopt niet helemaal, nou ja, hij klopt wel, maar ik vind de werkwoordsvorm zo vreemd. Ik zou, ipv 'zou', 'gaan' gebruiken...
Met citaat reageren
Oud 29-01-2003, 14:25
Vlooienband
Avatar van Vlooienband
Vlooienband is offline
Bedankt voor de verbeteringen en tips.
Hierbij hetzelfde stuk, maar dan herschreven. Ook weer wat extra verhaal, met een leuk, vreemd deeltje erbij.



Deel twee

“Jullie zeggen niets tegen Wouter, hij hoeft dit niet te weten. Als we thuiskomen, meteen naar bed. Slaap zal helpen.”
Moeder kijkt door de achteruitkijkspiegel naar haar meisjes. Weemoedig kijken ze haar aan. Plichtsgetrouw. Ze hebben elkanders handen vast en zitten nog dichter tegen elkaar aan dan dat de Fiat Punto hen verplicht. “Ze is dood,” zegt een van de meisjes. “En nooit zal ze wederkeren,” beaamt de ander. “Meneer en mevrouw Willemssen hadden veel verdriet...”
“Om Sofie...”
Even valt er een stilte in de auto. Moeder heeft haar ogen strak op de weg gericht en kijkt af en toe naar haar meisjes. Wat die kinderen mee moeten maken... vreselijk gewoon.
Dan zijn ze thuis. Moeder en dochters lopen naar de deur, die zij voor hen opent. “Naar de keuken,” zegt ze vastberaden.
Stil loopt de tweeling achter haar aan en gaat aan tafel zitten. Ze zet het water voor de thee op en kijkt haar dochters verontrust aan. “Gaat het,” vraagt ze. Met moeite wringt de tweeling een bevestiging uit hun monden.
Zo zitten ze, alle drie stilzwijgend. Tessa en Lotte kijken elkander aan, moeders’ blik schiet besluiteloos van Tessa naar Lotte, naar de fluitketel en naar de deur. Alledrie de mogelijkheden, troosten, thee zetten en vluchten, lijken aantrekkelijk. Gefluit gilt door de keuken en moeder loopt naar het fornuis. “Jullie ook thee?” De meisjes antwoorden niet.
Lotte kijkt haar zus aan en maakte snel een beweging met haar hand. Tessa zus knikt. Ja, moeder is inderdaad zwak. Terwijl de twee naar elkaar glimlachen zet moeder de theepot met een bonks op de tafel. Dampende mokken worden naar de meisjes toegeschoven, die elkaar onverstoorbaar aan blijven kijken. “Meiden, we moeten praten.”
Geen reactie. Irritatie, dat wel. Moeder verstoort hen. “Bedankt voor het drinken.” Het klinkt koud, afstandelijk. “Meisjes, ik wil jullie helpen. Misschien doe ik dat niet al te goed of hebben jullie geen behoefte aan mijn hulp, maar ik wil het toch doen. Ik geef om jullie, heel veel. Sta me toe te helpen, doe niet moeilijk. En drink jullie thee op.” Even stopt moeder. “Daar knap je van op, dan wordt je weer lekker warm.”
De tweeling kijkt haar aan, met grote ogen.
“Willen jullie er over praten?”
Meteen vliegen handgebaren over de tafel. ‘Zeggen?’
‘Nee. Verdriet.’
‘Spijt.’
‘Hoelang?’
‘Kort.’
“Het was niet leuk. Ik mocht Sofie. Nu is ze dood,” doorbreekt een van de twee de stilte. “Precies. Mam, het was zo vreselijk. Ze werd helemaal paars, eerst hebben we nog wel met haar gespeeld, we hebben haar lekker in een badje gedaan. Nu is ze... dood.”
“We hebben vijf minuten voordat ze overleed nog gekeken... ze sliep.”
“Ze ademde niet zwaarder dan normaal. Ze was gewoon zo... lief. En nu is ze dood, voor altijd.”
Met een diepe zucht begint moeder te praten. “Oh meisjes, ik vind het zo vreselijk! Dit is een slechte dag, dat is het gewoon. Het is een verkeerde dag, jullie moeten hem vergeten. Niet treuren, het komt wel goed.”
“Mams, we willen haar niet vergeten.”
“Nee, we willen haar niet vergeten, dat zou gemeen zijn. Hoe kunnen we haar vergeten, ze is net gestorven...”
Een rilling schiet door het lichaam van de vrouw. “Jullie moeten in ieder geval niet verdrietig zijn, eventjes oké, maar lang? Nee, dat is slecht. Probeer zo snel mogelijk weer blij te worden, goed? Willen jullie morgen naar school?”
De tweeling kijkt elkander weer aan en twijfelt even. Niet naar school gaan is leuk, maar wat moet je dan doen? Ze kunnen naar meneer en mevrouw Willemssen gaan, hen condoleren. Maar... willen die mensen dat wel?
“Dat zien we morgen wel. Nu eerst slapen. Kom je, Tes,” vraagt Lotte. Lotte knikt. “Bedankt voor de thee, mam. Het komt wel goed. Ligt Wouter al op bed?”
“Ja, hij slaapt al. Doen jullie zachtjes? Het duurde lang voordat hij sliep. En meiden,” even pauzeert ze. Dan haalt moeder diep adem en gaat ze verder: “Jullie zijn zoveel sterker geworden in de laatste tien jaar. Dapperder, moediger. Zorg er voor dat je niet te moedig en te dapper wordt, anders kan je ineens al het verdriet dat je weg wil stoppen naar je hoofd geslingerd krijgen.”
“Oké. Welterusten.”
“Slaap lekker.”
“Goedenacht.”
Tessa steekt haar hoofd nog even in de keuken. “Mam?”
“Ja, lieverd?”
“Gecondoleerd met pappa. Ik weet hoeveel je van hem hield en hoeveel pijn het je deed toen hij overleed.”
Meteen kijkt haar moeder op, met een veeg van onbegrip op haar gezicht. “Tessa, ga slapen,” snauwt ze fel. Tessa draait zich om. Glimlachte het kind net?


“Dat was...”
“Precies.”
“Hij zal het fijn vinden.”
“Ja. Hij waardeert onze geschenken.”
“Hij houdt van ons.”
“En wij van hem.”
“We eren hem zo goed.”
“Ja.”
“Moeder deed vreemd.”
“We hebben het goed aangepakt.”
“Inderdaad. We zijn hier goed in. Ook met die ambulance, dat was goed.”
“Zou ze boos zijn?”
“Je weet wat ze is.”
“Zwak.”
“En teleurgesteld. Ze wil niet erkennen dat pappa...”
“Ik ben moe.”
“Kom maar. We hebben vandaag een drukke dag gehad, we zijn inderdaad moe.”
De meisjes geven elkaar een kus en vallen in slaap, ieder in haar eigen bed. Binnen een kwartier zijn ze al weg, niet meer bereikbaar voor de gewone wereld...

‘Hé, kijk, een roze olifant!’ Een meisje huppelt over de weiden, de uitgestrekte velden dansen mee op het ritme van haar voeten. ‘Ik kan vliegen!’ Een ander meisje rent over het strand, de zee beroert haar blote voeten. Landschappen smelten samen, kleuren worden een.
‘Ik hou van je,’ roept het ene meisje. ‘Ik mis je,’ roept de ander.
Alles stopt. Kilometers verdwijnen, tijd en ruimte bestaat niet meer. Facetten van landschappen, wezens en planten vliegen voorbij en een kracht regeert het alles. De olifanten naderen elkaar en de zee stijgt. Velden worden uit elkaar gescheurd en chaos heerst. Lave, gloeiend hete lava stroomt over de velden en het zeewater verandert in steen. ‘Zuster!’
‘Zuster!’
Nog sneller gaat de tijd voorbij. Nog meer ruimte verdwijnt. Een roze-zwarte gloed bedekt het leven, bedekt het alles. Geluiden flitsen langs elkaar heen, geluiden voeren met de wind mee.
Warmte. Het is stil.


“Klop, klop.” Met een piepend geluid gaat de slaapkamerdeur van de tweeling open. Met een zacht stemmetje zet Wouter een dienblad op de tafel, rijkelijk gevuld met allerlei lekkernijen, omelet, brood, geroosterd spek en thee. “Mamma dacht dat jullie honger hadden.”
Twee slaperige hoofden kijken, vanuit het onderste bed, naar de kleine uk. Dan kijken ze elkaar aan. ‘We waren apart gaan slapen,’ denkt de een. ‘Wij worden nooit gescheiden.’
“Dank je wel, Wouter. Zeg je ook tegen mamma dat we haar bedanken en dat we straks naar school gaan,” vraagt de linker.
Met een vrolijk “oké” huppelt Wout de kamer uit. Ze horen hem meteen enthousiast “ja mamma, ze gaan naar school” tegen moeder vertellen. Lotte staat op en pakt het dienblad. In kleermakerszit eten ze het ontbijt op, zonder een woord te spreken.
“Dat was lekker,” zegt Tessa. Haar zus knikt bevestigend. Ze hun badjassen aan en brengen het dienblad naar de keuken. “Bedankt, mam.”
“Het eten was erg lekker. Dank je wel.”
“Graag gedaan. Doen jullie maar rustig aan, ik schrijf wel een briefje dat het gisteren een slechte dag was en dat jullie daarom te laat mochten komen.”
Ze kijken hun moeder aan. Zo te zien is zij diegene die een slechte nacht heeft gehad, haar haren zitten warrig verspreid over haar hoofd, ze heeft grote, donkere wallen en een grauwe blik. Met moeite glimlacht ze naar haar dochters.
“Mam, wat zie je er uit,” vraagt Lotte. “Ja mam, heb je vannacht wel geslapen? Je ziet er niet bepaald... frisjes uit.”
“Ik ben oké. Gewoon een slechte dag gisteren, zoals ik al zei.”
“Best.”
De meiden lopen de keuken uit, richting badkamer. Even later klinkt het geluid van stromend water door de woning.
__________________
Cry 'Havoc' and let slip the dogs of War.
Met citaat reageren
Oud 31-01-2003, 21:15
Ieke
Avatar van Ieke
Ieke is offline
Terwijl de twee naar elkaar glimlachen zet moeder de theepot met een bonks op de tafel
Moet het niet bonk zijn?

Ze hun badjassen aan en brengen het dienblad naar de keuken.
Het begin is wat brak.

Verder is het geweldig. Die droom, mooi stukje. Ik kijk uit naar het vervolg!
__________________
Al is de reiziger nog zo snel, de ns vertraagt hem wel.
Met citaat reageren
Advertentie
Reageren

Topictools Zoek in deze topic
Zoek in deze topic:

Geavanceerd zoeken

Regels voor berichten
Je mag geen nieuwe topics starten
Je mag niet reageren op berichten
Je mag geen bijlagen versturen
Je mag niet je berichten bewerken

BB code is Aan
Smileys zijn Aan
[IMG]-code is Aan
HTML-code is Uit

Spring naar


Alle tijden zijn GMT +1. Het is nu 20:14.