|
Dit verhaal heb ik een tijdje geleden geschreven voor het meisje van mijn droom:
'De vlinders van de Prins'
Er leefde eens, een steenworp oostwaarts, een jonge, sterke prins. De prins bezat een mooi kasteel, met torens op de hoeken - puntige, met rode dakpannen belegd. Achter het fort lag een grote tuin, met middenin een vijver.
En helemaal achterin, verscholen achter bomen, bevond zich de rozentuin. In de mooiste zomers van zijn leven vlogen er vele vlinders tussen de rozenstruiken, de een nog mooier dan de ander. Maar dit fenomeen was al langere tijd niet meer voorgekomen in de kasteeltuin van de prins. Vaak verlangde hij terug naar ze, en elke zomer - wanneer de eerste rozen hun fluweelrode binnensten lieten zien, beklom de prins zijn torens. Bovenin keek hij uit naar de vlinders, die hem jaren geleden verlaten waren... Alle vier de torens kwamen aan de beurt, maar hoe hij ook tuurde naar het westen, noorden, zuiden en oosten, nooit zag hij er meer een. En zo gingen jaren voorbij...
Jaar na jaar verstreek, en de prins belande in een dal. Zomer in zomer uit, maar er veranderde niets, wat hij ook probeerde – waar hij zich ook begaf... Steeds minder zag hij het zitten, steeds meer trok hij zich terug...
Tot hij op een mooie lentedag weer eens een van de torens beklom, om uit te kijken over zijn rijk. En zo ja, na jaren van niets, ontdekten zijn ogen weer vlinders aan de horizon... Vanuit het westen kwamen ze aan, in de meest bonte kleuren, van rozenrood tot appelgroen, van paars tot zilverkleurig. En ze kwamen zijn kant op, richting het kasteel!
Maar … tot zijn grote schrik zag hij opeens een geweldig monster aan komen vliegen, ruige vleugels en met een woeste kop. Hij kwam vanuit het noorden, en streek neer op een grote rots die op honderd meter afstand, midden voor de poort lag. De vlinders deinsden terug en gingen er vandoor... De prins brak in tranen uit, maar werd gauw weer positiever. Die draak kon daar niet eeuwig blijven zitten, die moest vanzelf gaan. Hij wist dat hij in dit kasteel, met zijn geweldig sterke muren, veilig was voor de draak en besloot naar bed te gaan...
Maar toen hij de volgende dag wederom een van zijn torens beklom, zag hij tot zijn grote schrik, dat de draak er nog steeds zat. En de dag erna ... ook. En die daarna ... ook! Zo ging het zeven dagen door, tot hij begreep dat hij nu zelf iets moest gaan ondernemen, wilde hij ooit nog vlinders zien.
Heel dapper was de prins niet, maar lef had hij gelukkig wel. Met knikkende knieën, maar prinswaardige wilskracht, stapte hij de volgende ochtend zijn poort uit. In zijn hand had hij zijn zelf gesmede wapen, zijn krachtigste bezit. Dit wapen had hij gesmeden, de laatste dag dat er ooit vlinders in zijn rozentuin hadden gevlogen. Jaren had hij ermee geoefend, en dacht hij zover te zijn, dat hij de draak ermee zou kunnen verslaan.
Omdat zijn knieën teveel knikten, had de draak de eerste slag, maar nadat hij nog één glimp van de vlinders te zien kreeg, die achter de draak langs vlogen, nam zijn wilskracht het over en wist hij de draak te verslaan... En toen een vroege, rode zon de horizon kleurde lag de draak, verslagen, aan zijn voeten … maar de vlinders waren verdwenen.
Treurig was hij, treurig om de vlinders niet terug waren gekomen - maar toen hij de volgende dag de bloeiende rozentuin inliep, zag hij daar tóch een vlindertje. Het was een kleine rode, met roze vleugeltjes. Toen hij zijn hand uitstak ging het wondertje erop zitten, maar na een paar tellen vloog ze heen... Teleurgesteld en boos was hij, en schreeuwde richting de zon: “Ik heb jullie al een stuk van mij gegeven, maar ik kan dit niet alleen! Zie dat alsjeblieft in, en leef met mij, hier in mijn tuin...!”
Maar de vlinders kwamen niet terug, en moedeloos liep hij terug naar zijn kasteel...
De volgende dag werd hij wakker gemaakt door een zonnestraal, die door het raam op zijn buik scheen - en hem daar verwarmde... Een groene vlinder zat op de vensterbank, met goudgele versiersels en het hij haar van dichtbij wilde bekijken, vloog ze op, richting de kasteeltuin... Vlug liep hij naar de rozentuin om te kijken of dat wat hij dacht ook echt waar was - en het was zo. Tientallen vlinders dwarrelden weer door de rozentuin, weer nét zo als jaren terug..! Maar er was iets nieuws wat hem verbaasde: sommige vlinders die hij zag, waren zó apart en vreemd, hij had ze nog nooit eerder gezien... Eerst werd hij een beetje bang, wat deden deze vreemdelingen in zijn tuin? Maar hoe langer hij ernaar keek, hoe mooier ze werden, en kon hij ze niet meer loslaten...
Gelukkig was hij die jaren geleden, maar met dit nieuwe kon zijn geluk niet op... Dit ging boven zijn verwachtingen, een nieuwe wereld, een nieuw doel...
Hij hoopte dat ze in geluk voor eeuwig samen zouden leven, de vlinders en de prins.
__________________
De dokter zei: 'volgens mij ben je schizofreen.' Maar wij denken van niet.
|