Ik ben al een tijd bezig om een eigen verhaal te schrijven en dit is het eerste verhaal waarmee ik echt van plan ben door te gaan. Volgens mensen die ik het laat lezen is het aardig goed maar ik hoor graag jullie reacties.
Hoofdstuk 1. Proloog
In een land hier heel ver vandaan, een land wat zo donker is als de nacht, wonen wezens die de mens nog nooit heeft gezien. In het land woont ook één man. Van buiten bijna volledig menselijk op twee horens na, en juist die twee horens zijn het die aantonen wie en wat hij is. Hij is de duivel in eigen persoon. Hij kent geen angst alleen in de ogen van de wezens om hem heen. Hij is hier al zijn hele leven, maar hij is altijd alleen geweest en hij weet niet hoe hij hier ooit gekomen is. Hoe lang zijn leven al duurt weet hij niet meer. Hij is hier sinds het begin der tijden met maar één doel: Dit land het machtigste land van de wereld maken en de rest van de wereld zal doen wat hij wil. Een ware hel op aarde met, maar één heerser, hij zelf. Wat hij wil zal werkelijk gebeuren. Wat hij denkt zal waarheid worden en zijn macht zal die van anderen te boven gaan.
Zelfs de dapperste man zal onder de tafel duiken bij het noemen van zijn naam. Zelfs het machtigste wezen zal sterven in een gevecht tegen hem. Elk wezen, menselijk of niet, hoe machtig dan ook zal hem aanbidden of sterven in een strijd voor hun vrijheid. De naam van deze duivel is Logeg, wat het betekent weet niemand en hoe hij aan de naam komt weet hij ook niet meer. Maar de mensen zullen zijn naam leren kennen en er met angst aan denken. Zijn woning is een kasteel wat gemaakt is van de botten van wezens die hij verslagen heeft. De paden zijn rood van het bloed van degenen die het geprobeerd hebben om hem te verslaan, maar natuurlijk hebben gefaald. Langs de paden staan palen met spijkers waar wezens aan opgehangen zijn omdat ze niet meer nuttig waren.
De enige wezens die met Logeg om mogen gaan zijn de sterksten en hij laat ze zich telkens bewijzen in gevechten. Hij zelf is volkomen gekleed in het zwart en door een kap wordt zijn gezicht verborgen in duisternis. Het enige wat licht geeft aan hem is zijn ogen die roodgloeiend zijn. De wezens om hem heen zijn demonen van de oude tijd, maar nu stellen zij niets meer voor door zijn aanwezigheid en zijn zij slaven van hem en mag hij doen met ze wat hij wil.
Logeg zat in zijn troon en lachte om de onbekwaamheid van zijn wezens. Op het moment was het nog saai in de wereld aangezien men hem nog niet kende. Ze hadden nog niets in de gaten, dus deden ze niets om de dreiging te komen verslaan. Niet dat het ze zou lukken, maar het zou in ieder geval een goede manier zijn om de tijd door te komen. Nu was de enige manier om niet te sterven van verveling het schieten op zijn arme trollen met vuurballen. Niet sterk genoeg om ze te doden, maar ze bleven daarna wel jankend uit zijn buurt. Waarschijnlijk duurde het nog maar een paar dagen voordat de wereld zijn macht zou merken en op dat moment zou de drukte beginnen, maar alle voorbereidingen waren al getroffen dus Logeg wachtte het moment met een gerust hart af. Al zijn wezens stonden al klaar om de grenzen te passeren en overal dood en verderf te zaaien. Mannen, vrouwen en kinderen, niets zou aan hun ontsnappen.
Mocht iemand dat toch lukken en hier in zijn land komen dan waren er nog genoeg wezens over om ze tegen te houden. Skeletten bijna even groot als mensen, maar veel en veel sterker. En bovendien zelfs als zijn skeletten daarin zouden falen dan nog zou het hun niet lukken om in leven te blijven. Hij kon namelijk makkelijk een mens met één kleine vuurbal vermoorden. Daarna zou er weer een schedel meer voor de ingang komen te liggen en zou men weten dat ze hem met rust moesten laten. Maar voordat het gevecht om de overheersing van de wereld kan beginnen moeten de voorspelde tekens verschijnen. Een bliksemflits die de hele wereld zouden verlichten met de letters die zijn naam vormen.
Tot die tijd moet hij een andere manier vinden om de tijd door te komen dus schoot hij, maar weer enkele vuurballen in de richting van zijn wezens die te langzaam voorbij liepen. Ze keken hem jankend aan, maar in hun ogen was geen woede te bekennen. Alleen angst en Logeg glimlachte weer. Maar met elke vuurbal die hij afschoot begon hij zich meer te vervelen. Hoe lang zou het nog gaan duren voordat het eindelijk begon. Hoelang nog tot de mensen zijn naam zouden kennen. Buiten klonk plotseling een knal, het was de donder en Logeg glimlachte. Zou het dan nu werkelijk gaan gebeuren? Hij keek door het raam naar buiten, het werd nog donkerder en het ging onweren. Zou het echt waar zijn, was vandaag de dag waar al in het begin der tijden over gesproken werd?
Hij sloot zijn ogen en knikte. Vandaag was de dag, hij wist het en had het altijd al geweten. Hij opende zijn ogen weer en keek naar buiten. Een fel licht verlichtte de hemel met gloeiende letters. ‘Logeg’ een simpel woord, maar nog nooit eerder had iemand in de wereld die naam aanschouwd. De strijd zou zo beginnen en zou een eeuwigheid duren voordat die weer was afgelopen. Precies zoals de voorspellingen gezegd hadden. Hij lachte. Zijn lach was over de hele wereld te horen en elke mens, overal te wereld keek naar de lucht en zag de naam. Ze wisten nu van zijn bestaan en Logeg vond het geweldig. Eindelijk geen verveling, maar een eindeloze strijd. Een strijd die hij zou gaan winnen...
|