Registreer FAQ Ledenlijst Berichten van vandaag


Ga terug   Scholieren.com forum / Kunst & Cultuur / Verhalen & Gedichten
Topic gesloten
 
Topictools Zoek in deze topic
Oud 14-11-2008, 13:05
flyaway
Avatar van flyaway
flyaway is offline
Anders dan eergister.

Gister leek te beginnen als eergister. Zoals elke dag begint, de wekker gaat en het warme water van de douche stroomt over je rug. Maar gister was anders dan de andere dagen van de week, anders dan de andere dagen van het jaar. En anders dan de andere dagen van mijn leven. Om eens te beginnen bij het begin. Gister ochtend.

22 mei 2008, Ik stond op en draaide mijn hele ochtend programma af. Douchen, eten, m`n haar doen en mijn make-up niet te vergeten... Er was misschien een ding anders als anders, de ruzie. Ik kreeg ruzie met mijn moeder over iets, ik wéét niet eens meer wat! Het is niet meer van belang! Ik ging zoals altijd gewoon naar school, lopend, zoals elke dag weer. Zo saai, dacht ik toen. Maar wat er zou gaan gebeuren wist ik toen natuurlijk ook nog niet. Het was niet stiller om me heen, er reden niet minder auto’s. Het was normaal, zoals elke dag. Ik herhaalde in mijn hoofd de begrippen van Aardrijkskunde nog een keer. Waar we vandaag een overhoring van hadden. Op school ging zoals altijd bij Cindy, Petra en Rosa staan. We kletsten en toen de bel ging liepen we naar de les.

Het was pas het vierde lesuur toen er iets gebeurde wat anders was als de dag ervoor. De conciërge kwam binnen, nou dan weetje je al dat er iets fout is. Niet wát natuurlijk, één van de jongens zal wel weer wat hebben misdaan. 3Ad is nou eenmaal niet de liefste klas. Mogen ze weer prikken. Lekker voor ze, denkt dan iedereen. Iedereen keek naar de conciërge en mevrouw Koopman, waar van we nu les hadden. Ze moesten even de klas uit, en toen ze de klas uitwaren barste het lawaai natuurlijk los. Zoals elke klas dat wel doet als de docent even weg is. Je hebt dan altijd van die nerds die wel door gaan. Ik ben er daar 1 van. Ik werkte door, ondanks het lawaai. Wist ik veel wat ze op die gang allemaal zeiden. Ik kon dat echt niet weten, en misschien maar goed ook. Dan kon ik die paar minuutjes nog even genieten. Het duurde niet lang, (Ik weet het zeker want ik had nog maar net 2 vragen uit mijn werkboek beantwoord) of ze waren weer in de klas. Zowel de conciërge als mevrouw Koopman leken achteraf best overstuur. Maar daar dacht ik echt niet aan op dat moment. Ik werd uit de klas geroepen. Mijn hart bonkte in mijn keel, ik dacht echt dat ik weet ik veel wat had gedaan. Het was niet mijn schuld, maar dat gevoel was wel degelijk terecht.

Ik moest meekomen naar het hokje van de conciërge en werd steeds zenuwachtiger, wat had ik misdaan?! Geen woord onderweg, doodse stilte. En ik durfde zelf natuurlijk ook niets te zeggen. Toen ik in het hokje van de conciërge was wist ik dat er echt iets heel goed mis was, positief of negatief. Want mijn vader, hij zat daar. Bij de conciërge... Mijn hele lijf zei me dat het negatief was, ik zag het aan papa’s hoofd. Zijn gezichtsuitdrukking, zijn hele lijf.
Ze liet ons even alleen, zei de conciërge en dat deed ze ook. Papa huilde, ik heb hem nog nooit zien huilen! ‘Papa?’ probeerde ik. Hij schudde zijn hoofd. Ik begon zelf ook te huilen zonder dat ik wist wat er aan de hand was.

Ik wil eigenlijk een heel stuk over slaan in mijn verhaal, ik kan dat deel gewoon niet vertellen.. Wil ik het wel vertellen? Moet ik hier niet stoppen, een punt er achter zetten en dan maar hopen dat je hier genoeg mee kunt!? Nee ik moet door, zo schijn je het kwijt te raken, al die gevoelens.

‘Mama,’ bracht hij nog net uit. Mijn ogen werden groter en groter en mijn gedachtes sloegen op hol. WAT WAS ER AAN DE HAND! Wat was er met mama?
‘Wat is er!?’ riep ik uit. Hij stond op en liep weg, ik liep achter mijn vader aan. Waar gingen we heen, wat was hij van plan… Wat kwam hij überhaupt hier doen! Dat ik eigenlijk in de les had moeten zien was ik nu totaal vergeten. Hij stapte in de auto.
‘We gaan naar het ziekenhuis,’ die ene zin zei genoeg. De zin ging totaal langs me heen, nee eigenlijk totaal niet. Ik wilde dat hij langs me heen ging, maar elke letter stond in mijn hoofd gegrift. Ziekenhuis, galmde er door mijn hoofd. Ik probeerde een positief verband tussen mama en ziekhuis te vinden. Maar dat leek echt onmogelijk. Ze was niet zwanger dat was toch echt het enige positieve wat ik kon verzinnen. ‘Wat is er met mama pap,’ vroeg ik wanhopig, wachtend op antwoord. Dat antwoord kon alles uitmaken. Mijn vader zei niks, hij reed richting het ziekenhuis. Stil en zwijgend, als de conciërge dat zonet ook deed. Zo stil en toch zoveel lawaai, van binnen. Van binnen schreeuwde alles. Ik moest me echt in bedwang houden om niet te schreeuwen. Het ziekenhuis was dichtbij, 5 minuutjes rijden van school. 5 dode minuten, en bij het woord dood brak het zweet me al uit. Natuurlijk was mama niet dood, en toch.. De tranen rolde over mijn wangen. Ik wist niet eens wat er was gebeurd op dat moment, maar misschien voelde ik iets aan?

We reden het parkeerterrein van het ziekenhuis op. Nog steeds zwijgend zag ik hoe papa zich leek te vermannen. Hij stapte uit en wenkte mij mee te komen. Hij liep in snelpassen naar het grote gebouw toe. Ik wilde daar helemaal niet naar binnen, de laatste keer dat ik daar was geweest was toen mijn amandelen werden geknipt, alweer 4 jaar geleden. (Ja; op late leeftijd, maar dat doet er niet toe..) Ik wilde helemaal niet naar binnen gaan, maar aan de andere kant was buiten blijven onmogelijk. We liepen naar binnen, samen. Papa rechts en ik links. Door de draaideur, naar de receptie, papa scheen het allemaal te weten. Hij begon tegen de receptioniste te praten. En wenkte mij daarna mee te komen, langzaam begon hij het uit te leggen.

We moesten wachten, we waren in een wachtkamer gezet. Belachelijk vond ik dat, nu ik wist wat er gebeurd was. Ze hadden het me verteld maar ik wilde het niet laten inwerken. Die ene auto, die op haar was ingereden kon fataal zijn. Niet alleen voor haar, maar ook voor mij en voor mijn vader. Het mocht niet zo zijn, het kon niet zo zijn. Ze was altijd zo voorzichtige rijdster geweest, altijd. Niet zij, niet zij… Ik wilde schreeuwen, de longen uit mijn lijf. Schreeuwen tegen die dokters, ik kon het gewoon niet meer inhouden; ‘SCHIET OP, HAAST JE TOCH!’
Ik was het zat, het is niet uit te leggen hoe je je dan voelt… Voor de zoveelste keer kwam er zo’n man met zo’n lelijke witte jas langs, (ik was nogal bevooroordeeld,) maar deze liep niet door, hij bleef staan. Papa hief zijn hoofd op.

Ik zag zowel schrik als hoop in mijn vaders gezicht. Dat van de dokter daar in tegen had een ijskoude blik. Het kon alles betekenen. Hij nam mijn vader apart, foute boel? Nog niets bekent? Ik keek naar mijn vader en de dokter. Hij keek naar mij, ik staarde wazig voor mij uit. Ik dacht toch echt dat ik niet meer kon huilen! Men zegt wel dat tranen niet op kunnen, maar op dat moment leek het een wonder dat ik nog vocht in me had. Mijn ogen liepen weer vol.
De dokter kwam naar me toe; ‘je moeder..’ begon het, ‘ze heeft het niet gered.’
‘NEE! NEE NEE!!’ riep ik, ‘NEE! U, U LIEGT! WANT BENT U EEN…’ ik ben weggerend, zo egoïstisch al maar kan. Mijn vader had me nodig! Maar ik schopte alles aan de kant en smeet de deur van de wachtkamer achter me dicht. Ik rende het hele ziekenhuis door, zo voelde het. Tot ik instortte op de grond, tegen de muur. Met enorme uithalen begon ik te huilen, ik probeerde het te smoren met mijn vest. Veel mensen keken naar me, maar het kon me toen niets schelen. Er kwam nog een zuster naar me toe ook, erg lief. Maar zo dacht ik er niet over.
‘GA WEG!’ schreeuwde ik, maar ze ging niet weg. Ze bleef staan en ging naast me zitten, op de grond. (Ja echt… op de grond) Ik wilde haar niet aankijken. Misschien uit schaamte, omdat ik zo tegen haar geschreeuwd had. Of uit woede, uit pure ellende, wanhoop of uit verdriet. ‘Het kan niet..’ fluisterde ik alleen maar. De zuster stond op, ik durfde eindelijk op te kijken. Hoelang zat ik hier al? Mijn keel deed pijn van het huilen, schreeuwen en gillen.

Het duurde niet lang of de zuster kwam terug, ga weg.. ik heb je niet nodig, dacht ik. Ik zei (of schreeuwde) het niet, wat ik al heel wat vind omdat ik tot nu toe al mijn emoties er uit had gegooid. Ze zette een bekertje water bij me neer, zo’n plastic wit flut bekertje. Daarna ging ze iets verder op een bankje zitten. Wachten tot mijn verdriet over was zeker? Dan kon ze nog even wachten! Dit ging nooit over! Zo iets vergeet je nooit meer, dat verdriet zal ik de rest van mijn leven bij me moeten dragen. Zo is het nou eenmaal.. Ik wilde geen water, cola of wat er dan ook in dat stomme witte plastic flut bekertje zat. Even staarde ik naar het bekertje. Ook wit, net als al die stomme mensen om me heen, WIT! Vanaf nu zou ik de kleur wit haten, moeten haten! De zuster keek niet eens in mijn richting, ze zei niets tegen me en ik irriteerde me enorm aan haar. Maar toch vond ik het wel fijn dat ze er was. Ik stond op, was ik gekalmeerd? Ik huilde niet meer. IK HUILDE NIET MEER! Miste ik mijn moeder nu al niet meer! Om me te schamen! Ik moest dood gaan van verdriet, zo hoort het dat moet! Ik zag haar gezicht voor me en hoorde haar stem. Ik zakte weer in elkaar, en begon weer te huilen. Met minder geluid en uithalen als eerst, zachtjes, in een hoekje, zat ik te huilen. En de zuster zat er nog steeds..

Toen ze even niet keek, nee ik dacht dat ze even niet keek pakte ik het bekertje. Ik nam zo stil mogelijk een slok. Maar er kwam net een ´snik´ aan en ik verslikte me. Dat maakte me alleen nog maar meer overstuur. Nadat ik weer een minuut of wat had zitten huilen in dat hoekje, stond ik op. Ik moest verder, besloot ik. Ik kon niet blijven huilen. En ik moest verder met mijn leven! Even bleef ik staan, ik keek in de richting van de zuster. Stom genoeg keek zij ook in mijn richting. Ik schaamde me, ik was toch zo brutaal geweest.
‘Bedankt’ mompelde ik, ze keek me aan en knikte.
‘Graag gedaan, wil je praten?’ vroeg ze. Ik wilde bijna ja zeggen. ‘Nee, maar bedankt,’Ik ben weggelopen, ik wilde niet meer praatte. Dan ging ik weer huilen, ik wilde geen verdriet hebben.. Nu niet en nooit niet.. Ik liep weg en keek onderweg op de klok, half 3, iedereen zat nu nog op school. Niemand wist wat er aan de hand was, wat er gebeurd was.. En ik besefte me dat ik zelf ook niets wist! Ik wist niet eens wat er gebeurd was, ze was dood. Mama was dood! Ik wist niets van het ongeluk, van wat er was gebeurd, maar ik wist wel meer als al die mensen uit mijn klas. Misschien had de conciërge iets verteld, maar ik was eigenlijk zeker van niet. Toen wij hier kwamen wisten wij nog niets zeker, of ze het zou redden en of niet. Niemand wist toen nog iets.. Ik strompelde terug naar waar ik vandaan kwam. Dat dacht ik tenminste. Maar ik wist niet eens meer waar ik vandaan kwam. Ik was huilend binnengekomen en me laten leiden naar mijn plaats, om daar dan te wachten en wachten. En daarna was ik huilend weggerend, zo ver weg als maar kon. Toen al besefte ik dat ik me moest schamen. Weg rennen was toch geen optie…

Toen ik langs het toilet kwam keek ik een fractie van een seconde in mijn eigen gezicht. Mijn make-up was helemaal uitgelopen, net een film. Het was niet normaal gewoon! Ik pakte een wc papiertje, om mijn gezicht schoon te maken. Maar toen ik de kleur ‘wit’ zag werd ik eigenlijk weer gek. Ik gooide de wc bril naar beneden en de deur vloog met een knal achter me dicht. Ik was boos op mezelf. Hartstikke boos, ik wilde zonet mijn gezicht gaan schoonmaken, terwijl mijn moeder net was overleden. ‘Nee,’ riep ik tegen mezelf, ‘Nee je moet door. Je kan hier niet blijven zitten, watje! Stand up!’ ik gehoorzaamde mezelf als een marionet, deed wat ik zei en liep naar de balie.
‘Weet u waar, waar mevrouw van Bente ligt?’ vroeg ik, ‘nou, eigenlijk meer lag..’ verbeterde ik mezelf. Ik zag dat de vrouw me bekeek, van top tot teen, zover als ze over haar balie heen kon kijken. Ik keerde mijn hoofd van haar af. Ze wees mij de weg en ik had idee dat ik mezelf achterna liep. Toen ik die wachtkamer binnenkwam zag ik mijn vader nog zitten. Als een propje doorweekt toiletpapier, wit toilet papier.

Ik ging naast mijn vader zitten, Ik leunde tegen hem aan als een klein kind. Zo voelde ik me niet, ik voelde me sterk en groot. Ik had mijn verdriet overwonnen! En aan de andere kant was ik laf, ik durfde mijn verdriet niet onder ogen te zien! Mijn vader sloeg een arm om me heen en ik liet het allemaal maar langs me heen gaan. Ik wist hoe ik er uitzag, hoe doorlopen mijn ogen waren. En hoe prachtig mijn mascara zat. Tot mijn woede voelde ik een traan over mijn wang rollen. Nee, wilde ik zeggen. Maar liet mijn tranen rollen. Ik was vol van verdriet, en ik voelde ook mijn vaders borstkast schokken. Ik bedacht me dat hij hier al de hele tijd zat. Ik keek op de klok, ik was een halfuur weg geweest. Ik keek mijn vader recht in zijn gezicht, en kroop dieper in zijn armer en dichter bij hem. Ik wilde hem troosten zoals hij dat ook bij mij zou doen…
‘Pap,’ vroeg ik, ‘wat gaan we nu doen?’ Maar papa schudde mistroostig zijn hoofd.
‘Mogen we haar wel zien?’ fluisterde ik.
Papa schudde zijn hoofd en de woede scheurde weer door mijn lijf. Alsof er een racebaan in mij was gebouwd, waar zo juist een race op van start was gegaan.
‘WAT!’riep ik. ‘ZE IS MIJN MOEDER! IK WIL NAAR HAAR TOE!’ Ik gilde harder dan mijn stem kon hebben, het sloeg over in een hoog en schel gegil; ‘WAT EEN SCHOFTEN!’ Papa knikte alleen maar. Ik wilde haar zo graag zien, tegen haar zeggen dat het me speet van vanochtend. Mijn laatste minuten met mijn moeder had ik afgesloten met een ruzie...

Je moet weten dat ik op het moment weer druppels op mijn papier zie vallen, en dat de inkt uitloopt.. Ik wist dat eergister ook niet, maar het maakt me zo verdrietig dat ik die laatste momenten verpest heb! Ik zie dat de letters op mijn papier vervagen. Ik veeg mijn tranen snel af, ik laat je niet wachten hoor. Ik vertel al verder.

Ik was laaiend op die stomme dokters! Hoe konden ze mij mijn moeder onthouden! Ik sprong overeind en liep recht op de gang af waar die dokters steeds uitkwamen.
‘LIEKE WACHT!’ hoorde ik iemand roepen. Het was niet mijn vader.
‘NEE! IK WIL NAAR HAAR TOE! ‘
Toen ik net de hoek om was ontdekte ik een soort lerarenkamer maar dan vol met zusters en doktoren. Ze zaten te lachen! Ze hadden plezier… Ik bonsde op de deur die dicht was.
‘Laat me er in! WAAR IS MIJN MOEDER!’ Ik huilde van woede. Ik was zo boos en zo verdrietig. Ik had mezelf niet meer in de hand. Ik snap echt niet wat me bezielde. Er kwam een zuster naar buiten.
‘Kindje doe normaal, wat is er gebeurt!?’ vroeg ze verschrikt. Zwaar ademend en met pijnlijke vuisten keek ik haar recht in haar gezicht.
‘Wat doe je hier?’ vroeg de zuster, ‘je hoor hier niet te zijn!’
‘MIJN MOEDER IS DOOD! Het is jullie schuld! Ik mag niet eens bij haar!’ schreeuwde ik recht in haar gezicht.
‘LIEKE!’ riep diezelfde stem weer. Het was mijn tante die inmiddels achter mij stond.
‘Lieke, oh meisje toch...’ mompelde ze. Ze drukte mij dicht tegen haar aan. Ik begon weer te huilen voor de zoveelste keer. Ik houd van mijn tante, en drukte me nog dichter tegen haar aan. Om mijn snikken te smoren.
‘Ik hoop op uw begrip,’ zei mijn tante tegen de stomverbaasde zuster. En ze wilde mij meenemen naar diezelfde wachtkamer. Maar ik rukte me los en zakte in elkaar tegen de grond.
‘Lieke ik wil het wel begrijpen, maar zo kan het niet. Het is niet hun schuld, je kunt hier echt de doktoren niet de schuld van geven. Zij hebben hun best gedaan, echt waar!’ fluisterde mijn tante. Ja ik wist het wel, zij konden er niets aan doen.. Maar ik moest mijn woede toch op iemand of iets afschuiven!
‘Soms is beter om iemand niet te zien als hij of zij dood is, ze is waarschijnlijk heel gehavend en dan blijft dat als laatste beeld hangen.’ zei mijn tante. Ze had me toch mee gekregen naar de wachtkamer, waar me nu met z`n vieren zaten. Het was een echte rouwstemming…
Ik wil heel veel van haar aannemen, maar dit was toch net anders.
‘Welk laatste beeld moet ik dan van haar nemen, vanochtend hadden we ruzie!’ riep ik. Mijn tante pakte mijn tas en haalde mijn portemonnee er uit. Ze deed hem open en haalde er een paar foto’s uit. ‘Zijn dit niet veel fijnere momenten om aan te denken?’ zei ze, je kun je je moeder beter zo herinneren dan als ze nu is waarschijnlijk.’

Op het moment liggen er bijna 30 foto’s van mijn moeder op mijn bureau, niet alleen van haar alleen, ook van ons drieën, en mama en ik. Papa zit beneden samen met mijn tante en mijn oom. Praten, over dingen waar ik niet bij wil zijn. Ik zit hier goed.. Tante Sanne en oom Kars blijven hier de rest van de week. Dan hebben papa en ik wat steun. Ik heb mijn verhaal verteld, nog niet helemaal maar de rest is toch niet van belang. Natuurlijk ben ik hartstikke verdrietig en dat gaat niet zomaar over. Maar ik heb het wel in de hand, ik zal nu echt niet als een bezetenen gaan schreeuwen. Misschien ook wel… Maar ik zie heel goed in hoe moeilijk de aankomende weken, maanden en misschien wel jaren worden. Papa en ik zullen elkaar door dik en dun moeten steunen. Ik word geroepen voor het eten maar ik heb helemaal geen honger. Ik leg de foto’s aan de kant en roep terug dat ik geen honger heb, dat begrijpen ze toch wel? Ik vraag me af wat er morgen en overmorgen gaat gebeuren. De aankomende dagen zijn allemaal anders als gister en eergister. Stuk voor stuk hebben ze waarschijnlijk een eigen identiteit. De begrafenis wil ik nog niet aan denken. Weer zo’n dag die totaal anders zal zijn als eergister…
Advertentie
Topic gesloten


Regels voor berichten
Je mag geen nieuwe topics starten
Je mag niet reageren op berichten
Je mag geen bijlagen versturen
Je mag niet je berichten bewerken

BB code is Aan
Smileys zijn Aan
[IMG]-code is Aan
HTML-code is Uit

Spring naar


Alle tijden zijn GMT +1. Het is nu 23:12.