Ik plaats hier niet vaak meer, maar dit wilde ik u niet onthouden. Deze brief heb ik zojuist opgestuurd (per e-mail) naar de gemeenteraad van mijn dorp en een regionale krant. Aanvankelijk was het niet het idee om hem werkelijk op te sturen, maar het leek me wel grappig. ik ben benieuwd naar de reacties.
- - -
Geachte leden van de gemeenteraad,
Laat ik met de deur in huis vallen en u op de man en vrouw af vragen hoeveel literaire grootmeesters ons kleine dorp in de afgelopen acht eeuwen heeft voortgebracht. Neen, zoekt u maar niet in de boeken en laat de archieven rusten; ik kan het u uit mijn hoofd vertellen: nul. Monster heeft nog nooit enig stof doen opwaaien in het wijde land van het geschreven woord. Ik denk dat zelfs het hele Westland de literatuurwetenschappers geen schrik aan zal jagen. Beschamend, nietwaar?
Voor het geval u nog niet beseft wat voor een nijpende situatie wij hier om handen hebben, zal ik het één en ander uiteenzetten: Heeft u enig idee hoeveel mensen jaarlijks naar Praag trekken om de geboortestad van Kafka te beleven? Hoeveel mensen het Florence van Dante zoeken? Nee, dat heeft u niet en ik ook niet. Het zijn er namelijk tallozen. Monster weet zich nu samen met de andere Westlandse gemeenten, min of meer staande te houden vanwege de ‘groentetuin van Europa’ en wat dies meer zij, maar alles wijst erop dat de agrarische sector compleet heeft afgedaan in Holland. De Spaanse tomaten staan grijnzend aan de grens. Voor het voortbestaan van ons kleine dorp is het noodzakelijk dat wij van het toerisme een bron van inkomsten weten te maken.
Bedevaartgangers en toeristen zouden dus een financiële verademing zijn van de onvermijdelijke strop waarin we terecht dreigen te komen. Maar; toeristen brengen geld en problemen mee, zou u kunnen denken. Ook nu wordt ons dorp in de zomer geplaagd door een golf van inbraken, fietsdiefstallen en overvallen met geweld. Hoe meer toeristen, hoe meer van deze ongewenste neveneffecten, denkt u? Neen! Want de toeristen die naar het geboortehuis van een literair wondermens komen kijken, zijn stuk voor stuk intellectuelen van de bovenste plank! Met volle boekenkasten! Het zijn dus geen lastige toeristen, maar hun geld is wél even goed als dat van de anderen.
Bovendien is het essentieel om ons luttele dorp wat meer prestige te geven. De (nu al opgedoekte) veiling van Poeldijk, ook binnen onze gemeente, en de historie van Ter Heijde Aan Zee (evenzo) zijn mooi, maar zulke glorie vergaat. Literatuur blijft. Door een geniaal woordenkanon te produceren, zouden wij Den Haag eindelijk de welverdiende schop in het dierbare kruis kunnen toedienen. Pure impotentie en bewijsdrang liet hen de tramtunnel aanleggen en onze politiemacht afnemen, maar op deze wijze kunnen wij hen op het morele veld totaal overrompelen.
Al met al zal er meer geld en aanzien richting de gemeente stromen en met onze ingebakken, nuchtere bescheidenheid, zullen wij niet uitgroeien tot een bulkende, decadente stad. Nee, we blijven het dorp dat we zijn, alleen dan beter.
Alleen maar voordelen.
Laat ik er geen doekjes om winden. Dit grote literaire talent waar ik van spreek; deze enorme creatieve geest, deze schepper in lijdende eenzaamheid, dat ben ik. Althans, potentieel. Al bijna drie jaar schrijf ik met veel ambitie en al bijna even lang publiceer ik met enig succes op internet, tussen andere amateurschrijvers. Het zal niet lang meer duren voordat een tijdschrift mij ontdekt en ik door zal stampen en stromen naar de absolute top. Harry Mulisch zal vriendelijk moeten vragen mijn schoenen te mogen poetsen. Ik zal overigens weigeren.
Maar – en hier komt de reden van deze brief – het meest ordinaire op onze planeet weerhoudt mij hiervan; geld. Ik heb geld nodig om de apparatuur te kopen om te schrijven. Ik heb geld nodig om boeken te kopen om te zien wat de concurrentie heeft te bieden. Ik moet bier kunnen kopen, want u weet net zo goed als ik dat een beetje kunstenaar een alcoholprobleem moet hebben (of drugs, of een slechte jeugd, maar ik verkies alcohol boven die twee). Bovendien moet ik tijd hebben om al die boeken te lezen en om, ik zou het bijna vergeten, te kunnen schrijven.
U begrijpt dat er op die manier weinig tijd overblijft om te werken en mijzelf in mijn onderhoud te voorzien. Vooralsnog kon ik nog teren op mijn magere studiefinanciering (ik studeer literatuurwetenschappen; ik ben er serieus mee bezig, ziet u), maar daar deze in oktober afloopt, zie ik mij genoodzaakt een beroep te doen op uw cultuurbeleid. Het water is me zelfs zó tot aan de lippen gestegen dat ik genoodzaakt ben om te gaan… werken. U snapt dat dit dodelijk is voor de creativiteit.
Ik stel daarom dus voor dat u mij een subsidie geeft uit de kunst- en cultuurpot. Met weinig ben ik tevreden: geld voor bier, boeken en buskaarten, de drie b’s van het leven. Dat is alles wat ik nodig heb. Bovendien wil ik laten merken dat ik u niet oplicht door echt met resultaten op de proppen te komen. Mijn voorstel is dat u voor elke duizend woorden die ik schrijf, mij een bepaald bedrag schenkt, laten we zeggen; twee euro.
Ik schrijf op een goede dag, als ik tijd, boeken en bier heb, zo’n vier- á vijfduizend woorden. Meer dan tien euro per vierentwintig uur zal het dus niet worden. Geen hoge prijs voor enorme toeristenstromen en onmetelijke roem, me dunkt.
Ik hoop dat ik mijn plan duidelijk aan u voorgelegd heb en dat de muzen van de Helicon zullen dalen om u in uw wijselijk besluit bij te staan. Houd u er rekening mee dat u op het punt staat een legende te scheppen of vroegtijdig de nek om te draaien.
Met de meeste hoogachting,
René de Hoog.
P.S. Ik zit nogal krap bij kas en wil vanavond nog een biertje happen, dus als u mij het geld voor deze brief alvast zou kunnen overhandigen, zou ik dat zeer waarderen. Dik negenhonderd woorden ronden we naar boven af, dus dat wordt twee euro. Merci!
- - -
LUH-3417
|