“Nee joh, dat kan helemaal niet!”, roept Charlie. En ook Saskia schudt haar hoofd. “Je zult het je wel verbeeld hebben. Ik geloof niet dat hij zoiets zou doen.” Ik haal mijn schouders op. “Toch weet ik zeker dat ik iets gehoord heb.” “Dawn, denk je nou echt dat Alex zoiets zou doen? De leukste leraar van de school!” “Dan zal het wel niet”, antwoord ik en ik sta op. “Wat ga je doen? Ben je nu boos?”, vraagt Saskia. Ik schud mijn hoofd. “Nee, ik moet even een boek naar de bibliotheek brengen. Ik ben zo terug!” Als ik om kijk zijn Charlie en Saskia druk in gesprek en ik weet zeker dat ze het over Alex hebben.
Het doet pijn. Mijn idealen over liefde en romantiek waren al de grond in geboord en nu weet ik ook dat er geen beste vriendinnen bestaan die je begrijpen of geloven. Ik weet wel dat ik niet mijn eigen naam heb genoemd, maar als ze zo reageren durf ik dat niet eens meer. Ze geloven het niet. Ze denken dat Alex, die leuke, lieve en stille Alex, zulke dingen niet doet. Ha, ze moesten eens weten! Maar ze zullen het nooit weten, want ze geloven het toch niet. Denk maar niet dat ik ze nog iets ga vertellen. Dat is alleen maar zonde van mijn tijd. Die kan ik wel ergens anders voor gebruiken. Bijvoorbeeld hoe ik Alex moet ontlopen. Hoe ik zijn lessen niet meer hoef te volgen…
Ik wil het niet meer! Ik kan het gewoon allemaal niet meer. Elke nacht lig ik wakker en als ik slaap, heb ik nachtmerries. Elke keer neem ik mezelf voor om tegen hem te zeggen dat hij moet stoppen, maar als ik eenmaal voor hem sta, krijg ik medelijden met hem. Ik vind hem ondanks alles toch een aardige man. Hij lijkt altijd spijt te hebben. Als ik hem nou gewoon ontwijk in de gangen, dan zal het toch vanzelf wel overgaan? Het is hier zo groot, hij zal me heus niet gaan zoeken. Maar hoe ik onder die lessen uit moet komen, weet ik nog niet. Nederlands is verplicht en dus ook voor mij. Als ik het aan iemand vertel, hoef ik vast niet meer te komen. Maar als zelfs mijn beste vriendinnen mij niet geloven, wie gelooft me dan wel? Niemand toch?
Soms doen het leven en de bijkomende radeloosheid zo’n pijn dat ik gewoon niet meer weet wat ik er aan moet doen. Ik weet het soms even niet meer en dan zou ik graag gewoon mijn ogen sluiten en weg dromen. Een vlucht uit de werkelijkheid. Maar ik moet altijd weer wakker worden en trouwens, de laatste tijd kan ik niet meer dromen. Dromen heten nu nachtmerries. Nachtmerries heten nu Alex.
Ik kijk naar het boek in mijn handen. Het gaat over een meisje dat niet weet hoe ze met problemen om moet gaan. In feite zou ik het kunnen zijn, want ik weet het ook niet. Ik ben al bij de schoolbibliotheek. Ik heb mijn automatische piloot weer aan gezet. Daar ben ik de laatste tijd erg goed in. Niet alleen als ik loop, maar ook als ik weer moet nablijven bij Nederlands. Of tijdens de bijlessen van Alex. Of als ik hem tegen kom in de gang. Of… in de bibliotheek…
Geschrokken blijf ik staan. Ik weet wat er gebeurd als ik nu verder loop. Dan roept hij me, dan moet ik bij hem komen en dan wil hij me spreken. Zegt hij. Ik wil me omdraaien en weglopen, maar het lijkt wel alsof ik versteend ben. Ik kan geen stap meer verzetten. Ik zie hoe hij zich omdraait, hoe hij zijn oog op mij laat vallen en nog steeds loop ik niet weg. Ik wil hier weg, maar het is al te laat. Hij komt naar me toe…
“Dag Dawn.” Ik zwijg. “Goed dat ik je zie. Ik heb je repetitie nagekeken en er zaten een hoop fouten in.” We hebben niet eens een repetitie gemaakt. “Kom even mee, dan kijken we er samen naar.” Hij legt zijn hand op mijn schouder. Help me, help me! Langzaam duwt hij me de bibliotheek uit. Een dwingende duw en ik kan me er niet aan onttrekken. Is er niemand die me ziet? Help! Maar natuurlijk ziet niemand het. Alex is populair op school en hij legt altijd armen om zijn leerlingen heen. Ook om zijn collega’s. Niemand vindt dat raar, zo is hij nou eenmaal. Maar waarom gedraagt hij zich dan anders bij mij?
“Zo Dawn.” Hij sluit de zware blauwe deur. We zijn in zijn werkkamer. De sleutel steekt in het slot en hij draait hem om. “Natuurlijk gaat het niet over je repetitie. Ga zitten.” Mijn knieën trillen. Ik ben zo bang! Waarom komt er niemand binnen? “Je hebt het aan iemand verteld!” Hij komt op de rand van het bureau zitten. “Dawn? Je hebt het verteld!” Ik schud mijn hoofd. “Nee, niet waar”, stamel ik. Hij legt zijn hand in mijn haar en aait me. Zachtjes, alsof hij me met respect wil behandelen. Wat nou, respect? Dat woord staat niet in zijn woordenboek. “Je weet wat er met je gebeurt als je het verteld. Dan gaan we er een gezellige middag van maken.” Hij grijnst. Wat is er nou grappig? Hij pakt mijn handen en laat ze langs zijn benen gaan. “Wat komt je figuur toch mooi uit in deze broek, Dawn…”
Volkomen verdwaasd loop ik door de gang. Het boek dat ik weg wilde brengen, heb ik in zijn werkkamer laten liggen. Ik ga niet terug. Ik ga echt niet terug! Hij brengt het zelf maar weg. Het is niet mijn schuld, het is zijn schuld. Het is niet mijn schuld, het is zijn schuld… Waarom geloof ik er niet in? Het is toch wel mijn schuld? Ik zie er te uitdagend uit, dat zegt hij zelf! Ik moet maar eens andere kleren gaan dragen, misschien dat hij dan ophoudt. Ik haat hem en ik vind hem aardig. Misschien moet je eens verstandig nadenken, Dawn. Ik kan niet meer nadenken. Ik wil het wel, maar mijn gedachten zijn vertroebeld door zijn woorden. Door zijn handen. Zijn warme, zachte handen, die overal kunnen komen. Zou hij zich nou nooit schuldig voelen?
Dit verhaal is niet autobiografisch
__________________
Hm... Larstig... ;)
|