Exact, Lucy. Evito stipte de coniunctivus in de hoofdzinnen aan, en gaf wat voorbeelden. De functie in hoofdzinnen is ook in het Latijn vrij beperkt, maar komt niettemin wel aan de orde. Men onderscheid de volgende functies: adhortativus (in welke geval een imperativus meer voor de hand ligt), prohibitivus (ne hoc facias/feceris! praesens of perf. is om het even]), potentialis (ibi videas...), optativus (regnum tuum adveniat, of natuurlijk: Regina vivat!), concessivus (sit stupidus (licet), tamen...), en de dubitativus (de bekende: quid faciam, quo me vertam?).
Het lijkt ingewikkeld, zeker als je bedenkt dat de coniunctivus in de bijzin een aanmerkelijk grotere rol speelt, maar het wordt eenvoudiger als je bedenkt dat de functie van de coniunctivus in bijzinnen strikt genomen niet anders is dan die in hoofdzinnen. Ze liggen eigenlijk in elkaars verlengde. Immers, de indicativus wordt gebruikt om feitelijkheden weer te geven, de coniunctivus om zaken weer te geven die (nog) NIET zijn. Binnendien wordt natuurlijk wel onderscheid gemaakt (bv: de spreker weet niet of iets wel of niet is, of hij meent dat de zaak, die niet is, ook niet KAN zijn, of juist wel), maar, nogmaals, dat is eenvoudig als je de hoofdregel die ik boven gaf in gedachten houdt.
Een voorbeeld dan: Ei impero ut iter faciat. (Ik beveel hem om een reis te maken). Je ziet: ut iter faciat (opdat hij een reis make) staat in de coniunctivus, omdat het maken van de reis nog geen feitelijkheid is.
Of: Si melius scissem, illud non fecissem. (als ik beter had geweten [maar ik wist NIET beter, dus het is GEEN feitelijkheid], had ik dat niet gedaan [maar ik heb het dus WEL gedaan]).
Voor het overige consultere (coniunctivus adhortativus!) men zijn grammatica. Sterkte.