in·tu·ï·tie (de ~ (v.), ~s)
1 inzicht zonder nadenken => feeling, instinct
ge·voel (het ~, ~ens, ~ens)
1 het vermogen om stoffelijke voorwerpen of druk- en pijngewaarwordingen te herkennen, te voelen => tastzin
2 wat men voelt, de lichamelijke gewaarwording van het voelen
3 vermogen om iets aan te voelen
4 wat men innerlijk gewaarwordt => sentiment
ver·stand (het ~)
1 vermogen om te denken en te begrijpen => brains, brein, denkraam, denkvermogen, geestvermogen, hersens, rede
intuitie is dus wat je automatisch doet, gevoel is wat je je kan voorstellen en vandaaruit beredeneren, aanvoelen.
verstand is het vermogen om te denken en te begrijpen
je intuitie zegt, rennen als er een beer voor je staat.
je gevoel zegt: als ik dat bos binnen ga dan kan ik een beer tegen komen-> angst
verstand zegt: ik ga dat bos niet binnen want er is een te groot risico
__________________
Telkens weer; denk ik aan jouw ogen bij het afscheid...
|