Oud 04-09-2006, 15:12
Rita Pavlovic
Avatar van Rita Pavlovic
Rita Pavlovic is offline
Ik kan er persoonlijk niets aan doen dat ik om de tijd wel een stukje gemakkelijke, licht-verteerbare tekst lust én zelf ook schrijf. Gewoon ter ontspanning. Niets literairs aan (hoewel ik hier geen definities van wel of niet-literair ga zitten geven, zo is het niet bedoeld) maar niettemin leuk om te doen. Wat ik meestal doe is een klein stukje beginnen en de volgende keer dat ik er weer zin in heb gewoon de draad weer een beetje oppakken. Hier is zo'n begin-stukje. Beetje Giphart-stijl, het gaat eigenlijk nergens over. Zou me echter niet verbazen als er uiteindelijk een verhaal uit kwam rollen:

Misantropie der niet-slapenden

‘Anna-Maria!’
‘Hmm…’
‘Anna-Maria!’
Langzaam sijpelt er brutaal wat licht door m’n oogleden. Ik kreun en sla het dekbed over me heen. Jammer genoeg is dat niet effectief tegen het lawaai dat Mieke maakt in haar verwoede imitatie van een olifant in een porseleinkast. Al haar luidruchtige bewegingen stuiteren via de muren omhoog weer terug naar mij.
‘Annemarietje… wakker worden…!’
Ik neem mijzelf voor nooit meer logees in huis toe te laten. Laat ze maar rotten op de stoep. Er zijn meer dan genoeg Legers des Heil in de stad.
Een harde knal van iets dat met een flinke vaart tegen de grond klapt dreunt door de stille, snoezige ochtendgloren heen. Ik schiet omhoog in de vage, lugubere hoop dat het Mieke zelf is die tegen de grond klettert. M’n stijve rug negeer ik compleet. Volgens mijn intermediaire, hoogtechnische vriend op het nachtkastje is het negen uur.Voor mijn part is het twee uur ’s nachts.
Jammer genoeg is het slechts het peperdure, uit Nepal afkomstige en reeds onvervangbare boeddhabeeldje die met een verontrustend harde dreun tegen de hardhouten vloer valt. En dus niet Mieke’s herseninhoud. Het verleden had trouwens toch al bewezen dat dat wel tegen een stootje kan. De denktank in kwestie begint ondertussen vrolijk neuriënd en ongelofelijk onnuttig wat in de kasten te rommelen en gaat vervolgens met een hoge giechel aan mij zitten sjorren. En kietelen. Lieve god. Ze denkt waarschijnlijk dat ze leuk is.

Moedeloos gooi ik mijn berg Herman Brood beddengoed (cadeau van respectievelijk Peter Twee) in een woest gebaar van mij af en probeer Mieke zo boos mogelijk aan te kijken. Deze veert (onthutst dat er zoveel woede in deze wereld kan zijn, en dat vooral op zo’n wonderschone ochtend als deze) terug en besluit maar haar speurtocht naar God mag weten wat in de badkamer voort te zetten, waar het zo lekker nagalmt. Haar dunblonde haar koekeloert uit de deurpost. Ze loopt de badkamer rond door om haar eigen as te draaien. Het is dan ook niet een bijster grote badkamer.
Ik val weer terug in mijn kussen, me afvragend hoe het in vredesnaam mogelijk kan zijn dat één persoon, tout-seule-helemaal-alleen-in-haar-uppie zo’n onwaarschijnlijk hoog aantal decibel voort kan brengen. Achter in mijn hoofd komt een zeurende, kinderachtige hoofdpijn op waarvan ik het gevoel heb dat hij al mijn hele leven mijn reisgenoot is. Ik probeer het net als het feit dat Mieke bestaat zo goed en zo kwaad als het kan te negeren.
“Je moet opstaan An. Het is tijd om te ontbijten!’

‘An’ heeft helemaal geen zin in opstaan. ‘An’ heeft al helemaal geen zin in het voedselrijke, vezelrijke, wat-al-niet-meer-behalve-smaakstof-rijke ontbijt.
‘An’ lust trouwens wél een kop koffie. Maar mooi niet dat ze die zelf gaat halen. God verhoede het dat ze op zou staan. En boven alles heeft ‘An’ er geen zin meer in ‘An’ te worden genoemd.

Trouwens, wie is zij om mij te gaan vertellen wanneer ik moet ontbijten? Als ik wil ontbijten om klokslag dertien minuten over vijf ’s nachts doe ik dat lekker.
Ik stort mij nogmaals theatraal zuchtend terug in mijn kussens. Ik wil geen ontbijt. Ik wil alleen gelaten worden in dat donzig zachte luchtkussen van slaap. Alles aan mij voelt zwaar en wordt naar beneden getrokken door een verpletterende oerkracht. Zo te zien heb ik de Vierde Wet van Newton zojuist ontdekt, degene die slechts na een late avond van stappen in werking treedt. Het enige wat mij weerhoudt om naar het middelpunt van de aarde te zakken is wel dat verrukkelijk zachte bed.
Ergens in mijzelf vind ik uiteindelijk toch de kracht mijn ogen open te klappen, volledig deze keer, en mijn benen over de rand van het bed te gooien. Zodra ik mijn bril (van ‘Joop!’) opzet veranderd de wereld van een substantieloze, smeuďge massa in de pijnlijk scherpe feiten. In die vaag wezenloze onverschilligheid die iedereen ’s ochtends wel eens treft bekijk ik mijzelf in de spiegel die recht tegenover mijn bed hangt. Ziet er beter uit dan verwacht. Alleen als je wist dat ik niet Engels was zou je kunnen denken dat die doorzichtige, papieren gelaatskleur niet klopt. Mijn ogen zijn zoals altijd op dit tijdstip nogal verbaasd opengesperd, maar daar valt weinig aan te doen. Moet de wereld maar niet zo verrassend zijn. Ik sta definitief op, loop naar de badkamer en smijt de beide deuren (de badkamer biedt toegang tot beide van de slaapkamers) die de kleine ruimte begrenzen met een alleszeggende slag dicht. Ik hoor achter mij Mieke zich terugtrekken om mij wat privacy te gunnen of (waarschijnlijker) de privacy van iemand anders te schenden.Door de badkamerdeur heen hoor ik haar opgewekt met Lisa converseren. Lisa echoot met een sarcasme terug waartegen Mieketje ogenschijnlijk blind of immuun is. Ze hebben het over treinen, trams en dergelijke meerpersonige vervoersmiddelen die je van punt A naar B kunnen brengen (gebruik makend van de punten D,H,Y, nogmaals langs D, W, Q, terug naar H en weer langs E.)

Traag spoelt het water de kraan uit. Na wat geroutineerd gedraai krijg ik het eindelijk warm genoeg om mijn vingers niet te verliezen aan de kille bevriezingsdood. Zonder echt te kijken pak ik mijn lenzenhouder en leg hem op de wasmachine in een gebaar dat ik nu onderhand vier maanden, drie weken en zes dagen lang elke nacht en elke ochtend weer heb herhaald.

Lenzen. Lieve God wat vreselijk.

Ik besluit eerst maar even m’n tanden te gaan poetsen.

Na een innerlijke worsteling van ruim een kwartier (mijn tanden zijn onderhand blinkend schoon) ben ik dan eindelijk zover dat ik voldoende moed heb verzameld om m'n eigen hoornvlies aan te raken, iets wat tegen alle mogelijke wetten van de menselijke natuur indruist. Je oogvlies is iets heiligs dat je moet eren en verder met rust moet laten. Lies en Mieke hebben het nu zo te horen over het avondeten. De zinsneden ‘salade met geitenkaas, honing en appel’, ‘kipfilet met romige kerriesaus’en ‘Belgische waffels met chocolade’ lijken wel te vallen, maar dat kan net zo goed mijn kwistige verbeeldingskracht zijn. Ik moest maar eens ophouden die foldertjes met receptjes bij de AH te lezen.
Het is gek, maar ik hou niet van het aanbod dat ontbijt doorgaans verschaft. Het idee om vroeg in de ochtend dingen als brood en hagelslag of pindakaas te eten bezorgt mij koude rillingen. Ontbijtboel is doorgaans zompig, weinig smaak bezittend voedsel dat zich aan je gehemelte plakt, meestal bestaande uit bijelkandergeschraapte restjes uit de onderkant van de graansilo. Het zou veel prettiger zijn als we ’s ochtends de veel hartigere, stevigere dingen zouden eten die we doorgaans tot ‘lunch’ of ‘diner’ rekenen. Wat is er onaantrekkelijk aan het idee van maaltijdsalades in de ochtend? Of een fijne ovenschotel?
Terwijl ik langzaam met mijn (te duur gemanicuurde) wijsvinger mijn pupil nader gun ik mijzelf nogmaals een korte adempauze. Vervolgens prik ik in een soepel, pijnlijk gebaar het kleine kreng op m’n pupil en knipper wild.
Vreselijk. Je oog is het absoluut niet eens met die indringer die jij er in wil stoppen en wil deze dan ook onmiddellijk afstoten. Een genadeloos gevecht tegen de tranen die de lens uit willen spoelen volgt. Jij wil de lens er in, je lijf schreeuwt dat ie dr on-mid-de-lijk uit moet. Nog nooit is de strijd tussen lichaam en geest zo mooi uitgebeeld als het ochtendritueel van de beginnende lenzendrager. Langzaam laat ik de lens los en deze besluit na een lichte twijfel toch op mijn oog te blijven dobberen.

Met een vrolijke, verdomd gezellige zwiep word de deur opengegooid en bevindt Mieke zich weer in mijn irritatieradius. Vanuit mijn ooghoek zie ik haar in mijn toilettas neuzen.
‘Wat zoek je?’ vraag ik zielig. Ik heb nog geen kracht om de autoritaire alfavrouwtjes toon aan te slaan. Ze mag dan wel vijf jaar jonger zijn, ’s ochtends heb ik de leeftijd van een droevig boterbloempje in een meer dan eeuwenoud bos.
‘Ik vroeg me af…’ mompelt Mieke, haar concentratie volledig gericht op het plunderen van mijn spullen. ‘…of jij nog een mooi paar oorbellen voor mij had voor bij mijn rode jurk? Ik moet zo weg. Mijn eerste werkdag begint zo…” (gezoek, gerommel) “…had ik gister verteld, je weet wel. Die ene Geert die ik had ontmoet die…’
Mieke’s spraakwaterval ratelt door. Ik sluit me er van af en kan wel janken. Vreselijk ochtendmens. Ik heb ochtendmensen nóóit gemogen. Geluk is nou eenmaal niet aanstekelijk, slechts opschepperig.
‘Probeer die zilveren met hangertjes eraan maar…Ze liggen in het kasje…’
Ze rommelt verder in de toilettas.
‘Kastje, Mieke, kástje…!’ zucht ik.



Edit: iets geks, was niet helemaal oké gelopen met copy-paste-gedingenst
__________________
Tem me dan als je kan, je kan me toch niet krijgen

Laatst gewijzigd op 04-09-2006 om 15:16.
Met citaat reageren
Advertentie
Oud 06-09-2006, 14:23
I C U
Avatar van I C U
I C U is offline
Droogkloot En I like it. Moest regelmatig grijnzen. Je zou kunnen zeggen dat het hier en daar net iets té is, maar dat stoort me niet, eigenlijk.

Dit duwt wiskunde dan weer een beetje verder weg in mijn gedachten, dank daarvoor!
__________________
Ik ben ook maar een product van mijn opvoeding.
Met citaat reageren
Advertentie
Reageren

Topictools Zoek in deze topic
Zoek in deze topic:

Geavanceerd zoeken

Regels voor berichten
Je mag geen nieuwe topics starten
Je mag niet reageren op berichten
Je mag geen bijlagen versturen
Je mag niet je berichten bewerken

BB code is Aan
Smileys zijn Aan
[IMG]-code is Aan
HTML-code is Uit

Spring naar


Alle tijden zijn GMT +1. Het is nu 19:04.