Ik loop helemaal vast met de volgende vraag.
Magenta BV heeft voor de productie van het halffabrikaat ME100 de keuze uit twee
typen machines, I en II. De halffabrikaten die met de machines I en II kunnen worden
gefabriceerd, zijn identiek. De machines I en II kunnen elk 4000 eenheden ME100 per jaar produceren. Deze kunnen à contant worden verkocht tegen € 25,- per eenheid (verkoopopbrengsten worden aan het einde van elk jaar ontvangen).
De economische levensduur van een machine I is slechts twee jaren, machine II
heeft een economische levensduur van vier jaren. De onderneming heeft de keuze
uit de aanschaf van machine I en de vervanging ervan door eenzelfde machine I na
twee jaren of de aanschaf van een machine II. De overige gegevens voor de keuze
tussen machine I en II luiden als volgt. De vermogenskostenvoet is 8%.
Machine I
• aanschafprijs € 50.000,- en een positieve restwaarde na twee jaren € 10.000,-
• brandstofverbruik: 8000 liter per jaar tegen € 0,40 per liter
• onderhoud per jaar € 10.000,-
Machine II
• aanschafprijs € 110.000,- en een negatieve restwaarde na vier jaren vanwege
sloopkosten van € 10.000,- (deze sloopkosten verhogen de jaarlijkse afschrijving)
• brandstofverbruik: 7.000 liter per jaar tegen € 0,40 per liter
• onderhoud € 6.000,- per jaar
Eenvoudigheidshalve wordt verondersteld dat de brandstof, het onderhoud en de
afschrijving (lineair, met gelijke bedragen per jaar) aan het einde van de jaren worden gecalculeerd. Het minimaal geëist rendement is door de directie vastgesteld op 10% per jaar. Met belastingen hoeft in deze opgave geen rekening te worden gehouden.
Ik krijg daar de volgende vragen bij:
2. Bereken de positieve en/of negatieve kasstromen van ‘investeren in en gebruiken
van machine I’ op het moment van aanschaf en aan het einde van elk van de
twee gebruiksjaren.
3. Bereken de positieve en/of negatieve kasstromen van ‘investeren in en gebruiken
van machine II’ op het moment van aanschaf en aan het einde van elk van de
vier gebruiksjaren.
4. Bereken de netto contante waarde van de kasstromen aan het begin van jaar één
van ‘investeren in en gebruiken van machine I gedurende de eerste twee jaren’.
5. Bereken de netto contante waarde van de kasstromen aan het begin van jaar drie
van de kasstromen van ‘herinvesteren in en gebruiken van machine type I’.
6. Wat is de netto contante waarde van de kasstromen van het project ‘investeren in
en gebruiken van machine type I gedurende 4 jaren’? .
7. Bereken de netto contante waarde van de kasstromen van ‘investeren in en
gebruiken van machine II’.
Iemand die hier iets van begrijpt