PPP
PPP = Participium Perfectum Passief
dus: een passief voltooid deelwoord
gemaakt (zijnde)
gekust (zijnde)
geroepen (zijnde)
gefeliciteerd (zijnde)
Een PPP vertaal je altijd
natijdig aan het hoofdwerkwoord. Dat houdt in dat de handeling die wordt uitgedrukt in het deelwoord
voltooid is voor het hoodwerkwoord. Dus:
Geroepen (zijnde)
komt hij naar beneden.
Hij wordt eerst geroepen, dan komt hij naar beneden
Of:
Geroepen (zijnde) kwam hij naar beneden.
Hij werd eerst geroepen, dan kwam hij nar beneden
Vorming:
stam + tus (m) / ta (v) / tum (o)
Vocare --> voca- --> vocatus
Vocatus venit ad matrem.
Geroepen komt hij naar moeder.
Het PPP gedraagt zich (mede) als een bijvoeglijk naamwoord en komt in getal, geslacht en naamval dus overeen met het zelfstandig naamwoord waarbij het hoort.
Venit as matrem vocantam.
Hij komt naar de geroepen moeder.
Hij komt naar de moeder [b]die[/i] geroepen is.
Vervoeging als servus (m), serva (v), bellum (o).
PPA
PPA = Participium Praesens Actief
dus: tegenwoordig deelwoord actief
makend
kussend
roepend
feliciterend
Een PPA vertaal je altijd
gelijktijdig met het hoofdwerkwoord. De handeling die wordt uitgedrukt in het deelwoord vindt dus op hetzelfde moment plaats als de handeling in het hoofdwerkwoord. De tijd van het hoofdwerkwoord doet er niet toe.
Roepend komt hij naar beneden.
Roepend kwam hij naar beneden.
Roepend is hij naar beneden gekomen.
Roepend zal hij naar beneden komen.
Vorming:
stam + ns
Vocare --> voca- --> vocans
Vocans venit ad matrem.
Roepend komt hij naar moeder.
Ook het PPPA gedraagt zich (mede) als een bijvoeglijk naamwoord en komt in getal, geslacht en naamval dus overeen met het zelfstandig naamwoord waarbij het hoort.
Venit ad matrem vocantem.
Hij komt naar de roepende moeder.
Hij komt naar de moeder, die roept.
Vervoeging als ingens (ik meen dat er één naamval verschilde, maar ik ben vergeten welke en hoe).
Uitbreiding op de vertaling van het PPP en PPA
Canes lantrantes non mordent.
Mogelijke vertalingen PPA
lantrantes:
Bijvoeglijk:
Honden
die blaffen bijten niet.
Bijvoeglijke bijzin ingeleid door een betrekkelijk voornaamwoord
Blaffende honden bijten niet.
Deelwoord in de functie van bijvoeglijk naamwoord.
Predicatief (d.w.z. dubbelverbonden; inhoudelijk zowel horend bij het zelf. naamwoord als bij het hoofdwerkwoord):
Blaffend bijten honden niet.
Een tegenwoordig deelwoord in
reine vorm
Honden blaffen niet,
hoewel, terwijl, omdat ze lachen.
Bijwoordelijke bijzin ingeleid door een voegwoord.