Ze zat er al toen ik binnenkwam. Ik ging tegenover haar zitten en bekeek haar uit mijn ooghoeken. Ze was mooi. Ze had lang bruin haar dat tot over haar schouders golfde. Ze droeg een lange jas van zacht nepbont. Ik schatte haar rond de 20. Haar heldergroene ogen waren rood omrand. Haar onderlip trilte ietsje. Ik vroeg me af waar zo'n mooi meisje verdrietig om kon zijn. Zo te zien had ze alles - een perfect lichaam met een prachtige olijfkleurige huid en glanzend haar. Aan haar kleding en tasje te zien, behoorde ze tot de wat rijkere klasse. Haar make up was precies aangebracht, als door een visagist. Haar nagels waren lang, geen enkele afgebroken, geen enkel scheurtje in haar nagellak. Ze zag mij niet. Ze tuurde onafgebroken naar buiten met een droeve denkrimpel in haar gezicht. Het misstond haar. Een jongen die net binnenkwam bekeek haar schoonheid. Iets te lang. Ze draaide haar prachtige hoofd naar hem toe en keek hem kwaad aan. De jongen haalde zijn schouders op en ging een stuk verderop zitten. Ik draaide het pakje sigaretten in mijn handen om en om. Het irriteerde haar, nu ze niet meer alleen naar buiten keek, zichtbaar. Na ongeveer vijf minuten deed ze haar keurig gestifte mond open. "Zou ik misschien een sigaret van je mogen?" Ik keek ervan op. Haar stem was even mooi als haar verschijning en zoet als honing... met een verdrietige ondertoon. "Ja, natuurlijk.", antwoordde ik, en overhandigde haar een sigaret. In de tram mocht niet gerookt worden, en ze nam de sigaret zenuwachtig tussen haar vingers zonder hem aan te steken. Ze veegde haar haar uit haar gezicht. En toen zag ik het. De tegenstelling van perfectie. In haar nek zat een snee, omringd door een grote blauwe plek. Haar prachtige haar had het tot nu toe verborgen. Ook nu viel haar haar er meteen weer overheen, maar ik had het gezien. Ik bekeek haar verder en ontdekte nog een deel van een blauwe plek die zich, vlak boven haar decollete, half onder haar jas verschool. Haar rode ogen die knipperend de tranen probeerden tegen te houden, legden een verband met de blauwe plekken; er moest iets gebeurd zijn, voordat ze de tram binnenkwam. Ik had een gevoel van intens medelijden, want hoe kon iemand zo'n mooi meisje iets aandoen? Nog steeds zat ze daar met die sigaret. Langzaam begon een straaltje bloed, half geronnen, vanuit haar nek langs haar hals naar beneden te lopen. Ze voelde het. Met bange vegen probeerde ze het weg te krijgen, waarmee ze de vlekken alleen maar erger maakte. Een druppel bloed viel op haar kraakheldere blauwe rokje. "Verdomme!", vloekte ze door de coupe, en trok daarmee ook nog eens de aandacht van de andere reizigers. Ik vond de toestand bijna lachwekkend, maar bood haar met een medelijdende blik mijn schone zakdoek aan. Ze zei niets en hield hem tegen de wond in haar nek. Daar ging mijn zakdoek. Ik was dan wel niet zo mooi als haar, maar had niet graag in haar schoenen gestaan. De meeste passagiers keken nu af en toe in haar richting, maar staken geen poot uit. Sommigen fluisterden. Ze keek weer naar buiten en in haar groene ogen vlamde haat. Toen ging, zoals wel vaker in trams, haar telefoon af. Ze graaide als een bezetene in haar peperdure tasje en liet daarbij de sigaret vallen. "Ik ben zo blij dat je belt!", zei ze terwijl ze de sigaret weer van de grond haalde en het stof eraf blies. "Ja, alweer, ik weet het." Ik spitste mijn oortjes. "Iedereen zegt dat ik bij hem weg moet gaan, maar zo eenvoudig is dat niet, we zijn verloofd, dat weet je toch!", fluisterde ze. Onnodig, want de complete tram was stil en iedereen luisterde mee. "Ja, ik blijf voorlopig wel bij jou." Het werd steeds interessanter. "Nee, hij is geen maniak... hij is alleen soms wat jaloers!" Nu zat echt de complete coupe in haar richtig te staren, de jongen naast me was zelfs opgehouden met zijn brood te kauwen. "Oh Claire, als ik jou niet had...". Ze hing op en keek met een wantrouwende blik de coupe door. Meneer links dook direct weg in zijn krant, de jongen naast me slikte zijn brood door. Ik staarde naar buiten en gluurde af en toe in haar richting. Het eindpunt was in zicht. De tram stopte en ze wankelde naar de deur. "Bedankt voor de sigaret.", meldde ze nog kort. Ik wilde sarcastisch opmerken dat ze die vast wel kon gebruiken, maar hield wijselijk mijn mond. Buiten de tram gooide ze mijn zakdoek in de bosjes. Het schijnt dat hij er nu, een half jaar later, nog steeds ligt.
|