Oud 28-03-2004, 17:10
lestat080
lestat080 is offline
Dit is het eerste gedeelte van mijn sage.
Ik zou het willen laten bundelen in een boek als het ooit afgraakt.
Het eerste hoofdstuk is al af, en klaar om commentaar te krijgen.
Ik sta open voor toejuichingen en afwijzingen.
Toevoegingen en wijzegingen.
Maar wees niet te hard, dit is de eerste maal dat ik iets schrijf, en ik ben nog maar veertien lentes jong.

Gulnave is een land geregeerd door grootgrondbezitters, en hun koning, louter een marionet.
Een marionet die zich teveel gedroeg als een mens en zo een storm ontwaakte.
Een oorlog tussen stad en land, oud en nieuw.
De koning en het barronaat tegen de steeds rijkere steden, die zich onafhankelijk verklaarden.
Dit is het verhaal van Honorsen, een simpele schelm, een bedrieger.
Een bedrieger die koos om zowel te vechten tegen de steden als tegen het barronaat.
Noch voor glorie, noch voor eer, maar voor zichzelf.

Proloog

Honorsen is de zoon van Honor, een van de meest bekende wapenhandelaars in Analta, een land dat constant wordt geplaagd door invallen van vreemde monsters, en mythische creaturen.
Honorsen vond het leven van een handelaar maar niets, en besloot om zich te voegen bij een rondtrekkende groep zigeuners.
Dit gebeurt allemaal in zijn zestiende levensjaar, zeer jong voor een avonturier.
Vier jaar lang leert hij hoe te bedriegen en te bestelen in zijn nieuwe familie, maar dan slaat het noodlot toe.
De groep avonturiers moet om Atumbar, de hoofdstad van de wereld, te bereiken trekken door Gulnave, een land waar een burgeroorlog woedt.
Een oorlog tussen de grootgrondbezitters, en de jonge dynamieke steden.
En zoals verwacht wordt het konvooi van wagenbewoners overvallen door een leger.
Maar het leger is van de grootgrondbezitters, noch van de steden, maar van een chaotische sekte, onder leiding van een kwaadaardige Druïde, die de macht in het land wil grijpen.
Dit is het verhaal van Honorsen, die dorstend naar wraak trekt naar Cador, de stad der misten, waar de troon van Macharius, de duistere heer, zetelt, en waar hij wraak wil nemen voor de dood van zijn vrienden.
Doch heeft de missie van Honorsen, onbewust, een groter doel bereikt.
Hij is het die de steden en het oude barronaat, die elkaar bevochten, heeft verenigd, om te vechten tegen de oprukkende legers van de zwarte orde van Macharius.


Hoofdstuk 1 Het getij keert



Honorsen keek aandachtig voor zich uit, en bewonderde het schouwspel der natuur.
De vlammen die spattend heen en weer dansten in de wolkeloze hemel.
Naast hem zat Ronyo, zijn leermeester, zijn vaderfiguur.
Een andere kende hij niet, zijn echte vader, had hij allang achter zich gelaten, tezamen met het hoge Noorden, waar hij ooit woonde.
Het enige overblijfsel van zijn Nordische afkomst was zijn naam, Honorsen.
Honorsen, een naam waar velen van zijn nieuwe familie om moesten lachen.
Zij kwamen van het Zuiden, van het verwilderde Korhandor, en brachten exotische namen met zich mee.
Maar buiten dat punt had Honorsen zich goed gemigreerd in de zigeunermaatschappij.
Zijn meester had hem geleerd hoe te bedriegen, hoe te bestelen, hoe te leven.
Zijn echte vader zou hem louter de kunst der letteren aangeleerd hebben, die hij met plezier heeft ingeruild voor een leven vol avontuur en plotse wendingen.
Maar deze wending had hij nooit verwacht, een wending die het verloop van zijn leven zou bepalen.
De hele stam, die een goede dertig zielen kende, als die nog niet aan de duivel verkocht waren, zat lachend rond het kampvuur hun maal te nuttigen.
Ze lachten en schreeuwden terwijl ze de halfrauwe stukken everzwijn, die ze gevangen hadden in het bos dat iets verderop lag, als een bende wilden verscheurden.
Hoewel de rest at als een bende Nalesh, zaten Ronyo en Honorsen rustig te genieten van hun maal.
Een van de vele lessen van Ronyo, die wijzer was dan een uil.
Terwijl het tafereel zich ongehinderd verder afspeelde, mekkerde Mokul, Honorsen’s ezel, op een bedelende toon, vragend om een kleine vergoeding, voor zijn vele uren arbeid.
Honorsen keek zuchtend naar Ronyo, die instemde door rustig te knikken, en vervolgens als een wijze te spreken: “De nacht is nog jong mijn zoon, je zielsverwant heeft honger, ga met hem naar het bos, en laat hem wat wortels eten ”.
Honorsen die de raad van de vos, want zo noemden ze hem nooit in de wind sloeg, stond zuchtend op en begaf zich met zijn ezel naar het bos dat zich een tweehonderdtal meter verder bevond.
Honorsen bracht zijn ezel mopperend naar een vruchtbare struik, en liet zijn lastdier daar zelf wat eten zoeken tussen de bladeren.
Terwijl Honorsen fluitend wachtte op het stillen van Mokul’s honger dacht hij terug aan de slag die zijn stam geslagen had.
Ze hadden een heel dorp, bestolen en belogen, en de apotheker volgepropt met geneesmiddelen die niet echt waren, in ruil voor geld, dat wel echt was.
Hij stelde zich al lachend voor hoe de inwoners van dat dorpje, die niet al te snugger waren, zich nu kwaad moesten maken op de bedriegers, die al lang verdwenen waren.
Nog even bekeek hij de sterren, om vervolgens het teken te krijgen van zijn ezel, om terug te gaan.
Hij pakte het touw, dat zijn ezel verbond met zijn hand, en vertrok opnieuw naar zijn familie, om daar zijn eigen maaltijd verder te zetten.
Maar dat zou niet gebeuren, op terugweg zag hij dat het kamp vuur had gevat, hij liet Mokul los, en stormde zich naar het reizende dorp.
Waar hij terechtkwam in een scène, regelrecht opgroepen uit de hel,
Zijn geliefde vrienden, lagen levenloos op de grond, allen van het hoofd beroofd.
De lichamen, of wat er nog van overbleef, waren niet meer waardig om zo genoemd te worden.
De enige persoon die niet onteerd was, bleek een van de schurken te zijn.
Hij was gehuldigd in een zwarte pij, die alles verborg, behalve zijn ogen.
Tegen het hoofd aan werd het pak puntig, en naar beneden toe werd het een soort rok.
Je zou het een beetje kunnen vergelijken met de dracht van de klu klux clan.
Hij had handschoenen aan met messen bevestigd aan de uiteinden, waarschijnlijk een van de wapens die deze chaos hadden aangericht.
Toen dit personage in het vizier van de charlatan kwam, stootte hij in een woedebui.
Hij nam Fenriur, zijn wapen, een rijkelijk versierde knuppel met vreemde inscripties op aangebracht, en sprong op de man, om diens lichaam te bewerken.
Kort daarna nam Honorsen de kleren van de man, en stopte ze in de zak die aan de zijde hing van Mokul.
Even treurde hij nog, om vervolgens al het bruikbare wat er nog overbleef in zijn zak te steken.
Veel bleef er niet over, een simpele wijnzak, en een paar vermomminginstrumenten.
Hij maakte zich klaar voor een reis zonder bestemming, een missie zonder doel.
In het midden van de nacht betrad hij, vergezeld door zijn trouwe ezel, het schemerwoud, dat zich over het hele land uitstrekte.
En zo vertrok hij, in het midden van de nacht, met een ezel en een vreemd priesterkleed, op zoek naar de zoete smaak der wraak, na deze bitterheid.

Een gastvrije druïde

De hele nacht reisden ze door het schemerwoud, zonder te weten waar ze uit zouden komen.
Maar zelfs een persoon gedreven door de grootste haat is niet onuitputtelijk.
Bij het ochtendgloren viel hij neer in een modderplas, en werd het zwart voor zijn ogen.

Honorsen werd wakker, gelegen in een zacht bed van ganzenveren, hij keek rond en bevond zich blijkbaar in de holte van een dikke boom.
Zonder de boom te onteren waren er vele rekjes en kastjes geplaatst, allen vervaardigt uit hout.
De rekjes werden bevolkt door geheimzinnige potjes en kruikjes, die de wildste fantasieën van Honorsen aanwakkerden.
Buiten het bed en de rekjes bevond zich in de kleine ruimte ook een tafel, vergezeld door een eenvoudige stoel.
Toen Honorsen recht wou komen, moest hij zijn actie staken, want een hevige pijnscheut in het hoofd maakte zich meester over hem.
Door de opening van de boomholte zag Honorsen Mokul, die er mistroostig bijstond, hij werd gevoerd door een vreemde man, waarschijnlijk een kluizenaar, “welke gek komt nu wonen in een boomstam”, bedacht Honorsen zich
Hij was gehuldigd in een besmeurd wit kleed, en had een lange witte baard.
Het accent op zijn anders zijn werd benadrukt door een grote bult op zijn rug.
Toen de man zag dat Honorsen was bijgekomen streelde hij de ezel nog even, om daarna tot Honorsen te hinken, op een uitzonderlijke manier.
Hij nam de hand van Honorsen vast en begon te spreken op een stotterende manier: “g gegroet m’neer, ik ben Alvidus, druïde van het zuidelijke schemerwoud.
Je hebt geluk dat ik je gevonden heb, of je was aan je lot overgelaten.
Ik heb gezien dat je een pij van de orde der misten bij je hebt, doch zie je er niet kwaadaardig uit, waarom draag je dat bij je?”
Alhoewel de man er dom uitzag, was hij dat niet, een druïde kan niet dom zijn.
Honorsen had al veel gehoord over de druïden, maar had er nooit eentje gezien.
Nu dan wel, maar hij dacht dat ze er anders uitzagen.
Hij antwoordde haastig: “Weet je wie ze zijn, Weet je wie ze zijn?”
De druïde bekeek Honorsen lachend en repliceerde: ,, Weet jij niet wie ze zijn, waar was jij de voorbije jaren?”
De man stortte in een helse lachbui, maar door de ernstige blik van de charlatan stopte die vrijwel onmiddellijk.
Hij vroeg heel kalm: “ Wie ben jij trouwens, sinds de burgeroorlog krijg ik niet veel bezoek meer, van dier noch mens.”
Honorsen raakte in een paniekbui, hij kon zijn ware identiteit niet onthullen, maar moest snel iets bedenken, voor de dienaar der natuur vragen begon te stellen in zijn eerlijkheid.
Honorsen antwoordde op een zelfzekere toon: “ Ik ben Petrus, handelaar is mijn baan, maar mijn karavaan werd overvallen door de schurken in zwarte gewaden, de zogenaamde Orde der misten”
Toen Honorsen terug moest denken aan de taferelen die zich de voorbije nacht hadden afgespeeld begon zijn wraakzin terug een hoog pijl te bereiken, schichtig vroeg hij: “ Wie zijn ze, waarom moorden ze zonder reden, zeg het me! “
De druïde kreeg terug een schaterlach en huppelde naar buiten om de ezel te strelen.
Honorsen wou rechtkomen, maar dezelfde pijn als de vorige keer vloeide door zijn lichaam.
Hij riep de niet al te snuggere man toe naar waar hij ging, die gauwgauw antwoordde dat hij zijn karavaan ging doorzoeken.
Maar dan zou hij te weten komen wie Honorsen was, en hem misschien zelfs vergiftigen, Honorsen moest ingrijpen, maar wist niet hoe, hij dronk dus de hele fles genezende wijn die naast hem stond, op een nachtkastje leeg, en wachtte ongeduldig af op de terugkomst van de gastvrije druïde.

Maar toen de Druïde terugkeerde op een zenuwachtige wijze, want een leugenaar bevond zich in zijn huis, vond hij een leeg bed terug.
Zijn meest zeldzame drankjes waren verdwenen, evenals zijn tweede kleed.
Hij mopperde in zichzelf dat hij het wel weten kon, maar dat zijn goedheid hem gedreven had.
“ Die charlatan heeft een arme Druïde nog armer gemaakt, en waarom, waarom zint hij zo op wraak, ze zijn toch onstuitbaar, ze zijn toch onsterfelijk.
Maar wie hij ook moge zijn, en wat zijn doel ook is, ik sta achter hem, wat er ook gebeurt, want hij laat zich lijden door zijn hart en ziel, en niet door zijn hoofd “

Een nieuwe kompaan

En zo vertrok hij van de arme kluizenaar, die nu nog minder rijk was.
Tezamen met zijn eeuwig trouwe Mokul, en een hele zak vol gestolen goederen.
Hij had niet alleen zijn eer achtergelaten, maar ook zijn laatste herinnering aan het Noorden en zijn echte familie.
Waar hij toch een hekel aan had, jammer genoeg heeft hij geen herinnering aan Ronyo, en de rest van zijn familie, zijn echte familie.
Het was een zonnige dag, en zijn geldbuidel woog lichtjes toen hij een dwerg met een huifkar voorbijstak.
Hij bleek een handelaar te zijn, want hij was rijkelijk gekleed in een zwart fluwelen overhemd, en een raar hoedje, vergezeld met een rode veer.
Zijn gezicht zat verborgen onder een dikke, krullende, zwarte baard, en hij had hypnotiserende zeeblauwe ogen.
Honorsen groette de kleine man die gezeten was op een veel te groot paard, en vroeg hem wie hij was, en wat zijn bestemming was.
“ Gegroet meester mens, ik ben Imgar de zwarte, wapenhandelaar die zaken wil gaan doen in Cador, een gouden stad voor een handelaar “: zei hij met zijn bruuske stem.
Honorsen werd gehypnotiseerd door de naam, Cador, de stad der misten, zou hij een levering hebben voor de orde der misten, of gewoon voor de stadswacht, Honorsen keek even om naar de kar en zag een immense lading klauwen, handschoenen met messen aan bevestigd, net zoals de man van wie hij de kleren had gestolen, met de klauwen erbij.
“ Wel een grote lading voor zo een klein gestalte, nietwaar m’neer ? “
De dwerg sloeg die zin in de wind en hervatte het gesprek zelf, terwijl hij zijn huifkar terug in beweging bracht, en Honorsen uitnodigde om naast hem te reiden op de brede handelsweg.
“ Wie ben jij, mens? “
“ Ik ben Johannes de spreker, verteller aan het hof van Atumbar, ik kom de burgeroorlog vereeuwigen. “ Loog Honorsen tegen de dwerg.
De dwerg antwoordde uitgebreid: “Atumbar,
Een land dat ooit heel dor regeerde, maar nu vervallen is tot een koninkrijkje.
Een koninkrijkje dat nog steeds veel macht en invloed uitoefent.
Ikzelf ben er nog maar één maal geweest, en dat was in de lente van mijn leven.
Ik werd overspoeld door de grootsheid en pracht van de hoofdstad.
Elke straat kende een tempel, een standbeeld of zelfs een paleis.
Elk huis was wit, alsof ze allemaal door dezelfde architect waren gebouwd, en door dezelfde man waren geschilderd, en de mensen die er ronddwaalden gedroegen zich als edellieden, zelfs de simpelste ambachtsman.
Was ik nu maar in Atumbar, maar nee, het lot heeft anders beslist.
Het lot heeft mij gebracht naar dit zogenaamde Gulnave, een land dat ooit zo rustig was, maar nu leeft in een bloedige burgeroorlog.”
“ En daar wil je munt uit slaan “: vroeg Honorsen op een sluwe wijze.
“Inderdaad meneer de verteller”: antwoordde hij kortaf.
Terwijl ze de weg naar de volgende stad aflegden praatten ze over elkaars leven en begon een vriendschap te bloeien.
Toen de zon haar ogen dicht begon te knijpen stelde Johannes voor om een kampvuur te maken, en de nacht door te brengen in het bos.
Zo geschiedde het ook, ze vonden een open plaatsje, overdekt door de hoge bomen, een gunstige plaats voor een kamp.
Honorsen, of Johannes, bond zijn ezel vast aan een boom en begon droge takken en mos te zoeken om een vuur aan te maken.
Toen hij terugkeerde zag hij dat de dwerg een tent aan het opstellen was waardig aan een prins.
Honorsen begon te lachten en zei beledigend: “ je komt toch niet naar de wildernis om een huis op te bouwen. “
De dwerg keek de verteller even argwanend aan en deed vervolgens geruisloos verder.
Honorsen begon het vuur aan te wakkeren met zijn tondeldoos, een soort luciferdoosje, en gooide een stuk everzwijn op het vuur, dat hij had gehaald uit de kar van Imgar.
Toen Imgar klaar was met zijn tent, en Honorsen het wild al goed had geroosterd, gingen ze samen rond het kleine kampvuur zitten net op het moment dat de zon zijn laatste machtsuitingen had gegeven.
Honorsen deelde het zwijn in vier stukken en gaf er drie aan de kleine bruut.
“ Waarom geef je mij zoveel meer, meester mens, jij bent zoveel groter. “ vroeg de dwerg.
“het is uw vlees, heer Imgar, en ik ben het niet gewoon om zo rijkelijk te eten, ik ben maar een reiziger en leef gewoonlijk van kaas en brood.“
De dwerg kon niet in de uitleg van de verteller komen en nam een slok van zijn wijnzak, gevuld met heerlijke halflingwijn.
Hij bood de rest van de wijn, dat niet veel was, aan Honorsen, die beleefd weigerde.
De dwerg keek hem aan en vroeg waarom hij niet wou drinken.
“drinken tast het denken en de tong aan, en is dus geen goed voor een verteller”: antwoordde hij zelfzeker.
Toen Honorsen zijn scharrel maaltijd had genuttigd excuseerde hij zich en begaf zich naar de beek, die iets verderop lag.
Hij verdween in de struiken, en de dwerg zag een kans om zijn spullen eens te doorzoeken.
Je weet maar nooit wie hij is, bedacht hij bij zichzelf, wie weet is hij wel een dief, of een demon.
Dat tweede was wat hoog gegrepen maar het eerste zat er niet ver naast.
In het midden van de nacht begon de dwerg de zak, die aan Mokul’s zijde hing, te doorzoeken.

Een zak vol met drankjes

En zo overwon Imgar’s nieuwsgierigheid zijn beleefdheid, en hij stormde naar de zwaar bepakte zak die aan de zijde hing van Mokul, die trouwe ezel.
De grootste angst van Imgar werd waarheid, de zak was bepakt met allerlei klederen, vermomminginstrumenten, en drankjes met exotische namen.
“ Een verteller heeft toch geen nood aan magie, of hij heeft iets verzwegen, of hij liegt, als het tweede waar is, zal onze jonge vriendschap teneinde zijn. “ Mopperde hij tegen zichzelf.
Zijn ontzetting werd nog grootser toen hij een uniform vond van de orde der misten, de sekte waaraan hij wapens moest gaan leveren.
“ Is deze man een huurmoordenaar, dat kost hun minder geld dan de lading wapens die ik bij me heb. “ raasde door Imgar’s hoofd
Voor de zekerheid wond Imgar zijn kruisboog op, een toonbeeld van de dwarvische mechaniek, in het geval dat zijn grootste angsten waar zouden zijn.
Stilletjes wachtte de kleine dwerg de grote bedrieger op, die na een kwartier terugkwam, met een wijnzak, gevuld met water.
Hij ging rustig zitten, en merkte onmiddellijk dat de blik van Imgar niet normaal was, “ Wat is er Imgar, teveel wijn gedronken. “ vroeg hij.
“Neen, maar misschien teveel gif.”Was het korte antwoord van de dwerg.
“Wat bedoel je daar nu mee, wie zou jou nu vergiftigen, je bent het gif nog niet waard.”: Zei Honorsen op een ludieke wijze, en begon te lachen.
“ Ik misschien niet, maar mijn kar wel, is het niet, spion? “
Honorsen stopte prompt met lachen en vroeg op een serieuze toon wat er aan de hand was.
“ Waarom heeft een verteller aan het hof van Atumbar nood aan magische drankjes.“
“Oh.“ zei Honorsen op een blijde toon, “ Daarom ben je zo argwanend, vrees niet mijn beste vriend, dat zijn genezende drankjes, die ik van mijn vader meegekregen heb, hij is namelijk apotheker. “
De dwerg zen antwoord was kort en krachtig: “ Maakt een apotheker ook klederen voor een chaotische sekte? “
Honorsen werd rood van woede, die dwerg dacht echt dat Honorsen in de orde der misten zat.
“ Neen, die heb ik afgenomen van iemand die mij overvallen heeft, maar in zijn opzet mislukte. “
Imgar zuchtte van opluchting en kreeg een brede glimlach op zijn gezicht.
Waarom had hij zich nu bang gemaakt, wat deze man zei was pure waarheid, dat dacht hij toch.
De sfeer werd weer wat aangenamer en Honorsen begon weer te weven aan zijn web van leugens, terwijl de dwerg aandachtig luisterde.
De kruisboog was alweer in de kar gegooid, en Imgar werd stilaan dronken.
Honorsen bleef maar vertellen, tot de dwerg erbij neerviel en begon te snurken als een Ork.
Honorsen zag nu een kans, om de dwerg zijn kar eens te doorzoeken, en de levering voor de orde der misten te saboteren.
“ De dwerg is te dronken om nog wakker te worden, nu is mijn kans. “ sprak hij zelfzeker tegen zijn ezel.
Hij sprong in de kar, en begon alles te bekijken.

Buiten een kistje met persoonlijke bezittingen, en een doos met gedroogd vlees vond Honorsen maar één ding, klauwen, klauwen en nog eens klauwen, allemaal voor Macharius en zijn onderdanen.
Dit kon hij niet zomaar wegnemen, het was teveel, teveel om te verstoppen, er moest een andere manier gevonden worden.
“ Ik kan mijzelf natuurlijk verkleden als een huurling voor de orde der misten, en een explosief goedje op de kar gooien, zodat alles in lichterlaaie opgaat. “: Sprak hij nu tegen het paard.
Dit was de grondslag voor zijn duivels plan, om de wapens van de duivelsaanbidders te verwijderen van de aarde.
Hij begon koortsachtig plannen te smeden, om zijn geniale operatie zo vlot mogelijk te laten verlopen.
“ Natuurlijk moet ik eerst een explosief drankje vinden, of brouwen “, zei hij ditmaal tegen zichzelf.
De goden bleken hem die dag, of beter nacht, gunstig te zijn, want tussen de drankjes van de druïde vond hij een flesje petroleum, een zeldzame vloeistof uit het verre Westen, dat als het in aanraking kwam met vuur onstuitbaar was.
Honorsen maakte een kleine sprong van vreugde, en goot de petroleum over de kar, en over de klauwen, nadat hij zelf twee handschoenen had genomen.
Vervolgens moest hij een manier vinden om ongemerkt in een chaotische duivelsaanbidder te transformeren, zonder teveel aandacht te trekken van de dwerg.
Hij kon in de ochtend zeggen dat hij zich ging wassen in de rivier, en dan toeslaan, en na de aanval terugkeren als Johannes, de verteller.
“ Met genoeg alcohol in zijn hoofd moet dit plan lukken. “ zei hij fier tegen zichzelf.
Hij vulde de wijnzak met demonenbloed, die hij had gehaald uit de kist van persoonlijke bezittingen van Imgar, een goedje honderd maal zo sterk als wijn, en goot het in de wijnzak.
“ Nu nog wachten tot morgenvroeg, het startschot van mijn wraak. “: fluisterde hij voor hij de wereld der dromen betrad.

Een vurige ochtend

Het tafereel dat zich die ochtend afspeelde was gewoonweg prachtig, de vogels floten in een prachtig koor, en het duo ontwaakte dankzij de muziek der nnatuur.
Imgar begon luidkeels te vloeken en te jammeren, hij had dorst.
Honorsen speelde er gretig op in door hem aan te raden een slokje wijn te drinken.
De dwerg antwoordde door de halfvolle wijnzak, die gevuld was met sterke drank, in een lange slok leeg te drinken.
Even daarna begon hij te praten in een taal onbekend voor alle bewoners van het bos, en viel snurkend neer, op de modderige grond.
Nu was het zijn kans!
Hij riep tegen de snurkende dwerg: “Oh Imgar, ik ga me even wassen!”
Daarna verdween hij naar de vijver, met zijn ezel, die natuurlijk de zak met kleren bij zich had.
Daar stond hij nu, klaar om zijn plan uit te voeren, het enige wat hij nog moest doen was zichzelf vermommen, zichzelf vermommen als een moordenaar.
Even kreeg hij een traan in zijn gezicht, toen hij het pak bekeek.
“ Ik hoop dat dit pak me niet even moordzuchtig maakt als de vorige eigenaar. “ Mopperde hij tegen de eeuwig trouwe mokul.
Het tegendeel zou weldra bevestigd worden.
Kort daarna deed hij zijn eigen kleren uit, een simpele leren broek, en een wit overhemd.
Hij verstopte ze in de holle stam van een boom, en stond daar nu, naakt, in het midden van een bos.
Hij bekeek het pak nog even, om het vervolgens aan te trekken.
Hij deed de lange zwarte rok aan, en bond het duistere touw om zijn middel, over zijn bovenlijf trok hij het pak, dat alles verborg behalve zijn ogen.
Toen Honorsen in het pak zat voelde hij al het kwaadaardige dat in hem zat, naar boven komen.
Toen begreep hij dat het kleed meer was dan gewoon een priesterpij, het bezat iets magische, iets chaotisch.
Het riep al het kwade in iemand op, waardoor zelfs een elf zou gaan moorden.
Daarna trok de schelm de handschoenen aan, met scherpe messen aan de uiteinden, vervolgens nam hij zijn tondeldoos, waarmee hij een stuk hout in brand stak.
Daarna begaf hij zich naar de plaats waar Imgar’s kar zich bevond en stak ze in lichterlaaie.
Imgar, die rustig zijn roes lag uit te slapen, werd wakker door het schatergelach van Honorsen.
Toen hij de tempelier van de orde der mist zag, (waarvan hij niet wist dat het zijn vriend was) sprong hij recht en begon te smeken om genade.
“ Oh heer, het spijt me dat ik te laat was, ik wou komen, echt “: zei de brute dwerg op een veel minder brute toon.
Honorsen, die bijna moest beginnen lachen van de angstige dwerg riep op een profijtige toon: “ Uw wapenen zijn ontmanteld, buig en volg de verteller tot de dood, of ik zal u ook ontmantelen. “
Een beetje later gooide Honorsen een drankje dat rook veroorzaakt op de grond, en verdween in de chaos van de rook.
Toen hij rende naar de plaats waar hij zijn kleren had opgeborgen lachte hij, maar hij lachte niet zoals Honorsen zou lachen, hij lachte op een puurdere en kwaadaardigere manier.
Toen hij her priesterkleed uitdeed voelde hij de goede krachten in hem terugkeren,
Hij kreeg weer een lach over zijn gezicht, en begon medelijden te voelen met de zwartharige dwerg.
Hij vond het spijtig dat het moest gebeuren, maar hij heeft de dwerg zelf geen schade aangericht, enkel wat aan hem behoorde.
Hij heeft trouwens zijn doos met eten, en zijn kist met bezittingen naast zijn tent gelegd, zodat enkel de klauwen en de kar tot as herleid zijn.
Honorsen verstopte het kleed goed in de zak die aan de ezel hing, en stapte terug in zijn alledaagse kleren.
Op terugweg beloofde hij zichzelf dat hij nooit meer dat kleed zou dragen, een belofte die snel verbroken zou worden.
Honorsen mocht dan wel een bedrieger zijn, en leven op andermans rug, maar hij was niet slecht.
Hij mocht dan wel anderen bestelen tot ze verhongerden, maar hij zou nooit zelf een moord kunnen plegen.
Hij bedacht zich onderweg iets, “ de dwerg zal vragen waar ik was toen het gebeurde .“
Hij moest een bewijs vinden dat hij de duivelsaanbidder niet was, maar hoe, hij was het wel.
Er bleek maar een oplossing voor te zijn, zichzelf bezeren met de klauw.
Alhoewel Honorsen het niet prettig vond, sneed hij zich in de arm met een van de klauwen, die nog steeds aan zijn handen kleefden.
Hij bekeek zijn handen even: “ waarom heb ik die nog niet uitgedaan? “
Hij deed de handschoenen snel uit en stopte ze in de zak.
Toen hij terugkeerde zag hij de dwerg huilend bij het bijna gedoofde kampvuur zitten.
“ Ze hebben mij men kar afgenomen, die voor hen bedoeld was. “ zei hij op een meelijwekkende toon.
“Ik heb hem gezien, hij heeft mij met zijn duivelshanden geraakt, zie maar” Honorsen toonde zijn arm en liep naar de mistroostig uitziende dwerg toe.
” We moeten wraak nemen Imgar, wraak tegen die roekeloze wezens, van jou hebben ze de wapens afgenomen, maar van mij hebben ze iets veel dierbaarder ontnomen “
Toen hij aankwam bij de dwerg, rook hij dat hij nog niet nuchter was, en tilde hem op, wat niet moeilijk was vermits zijn kleine gestalte, en legde hem op Mokul, die daar niet erg blij mee bleek te zijn.
Honorsen pakte de tent in, en nam de belangrijkste voorwerpen van de dwerg mee, en hervatte de reis naar het zuiden, naar Cador, de stad der misten.


hier is ook een deeltje van het tweede hoofdstuk

Hoofdstuk 2 De consul en de bedrieger

Na drie dagen en drie nachten te hebben gereisd in de bitterzoete schemering van de winter, stond het tweetal voor de poorten van Petrograd, de hoofdstad van het stedelijke Cordobaat.
Mokul was opgelucht, hij was bijna van die dwerg af, die hij drie dagen op zijn rug had moeten dragen, omdat hij teveel drank had ingenomen.
Dat was natuurlijk niet opzettelijk, maar door een kleine mislukking in Honorsen’s plan.
Toen ze eenmaal door de poort waren en hun tol betaald hadden, werden ze door de menigte weliswaar getrokken naar het centrum van de stad.
Eens was Petrograd, net zoals Augustograd en Benedictigrad, een simpel stadje, dat diende als handelsschijf voor de veebarronen, maar dat is veranderd sinds de burgeroorlog.
Nu worden de smalle steegjes uitbundig bevolkt, en de benedenverdieping van de hoge huizen is meestal wel de plaats voor een winkel.
De meeste mensen zijn hier zonder lastdier, enkel de hogere dienaren van de consul, Ebonhearted, zoals ze hem noemen, rijden op prachtige paarden.
Honorsen trok Mokul verder door de smalle straatjes, en hij werd door vele handelaars aangetrokken om goederen te kopen.
Maar een charlatan laat zichzelf niet bedriegen, hij bedriegt enkel zelf, en met opgeheven hoofd marcheerde hij naar het centrum, omdat hij nergens anders heen kon, want al het volk stroomde ernaartoe sinds het klokkenspel begon te luiden.
Plotseling scheerde een onaangename gedachte door het hoofd van de charlatan, misschien is die klok wel een alarm, en inderdaad, rond hem zat hij dat het volk in paniek lopen naar het marktplein.
Hoelang hij meegetrokken is geweest door de massa herinnerd hij zich niet, maar het duurde verduiveld lang.
Het marktplein is een immens grote cirkel, wat ooit een verzamelplaats was voor de koninklijke veemarkt.
Een gebouw steekt nog boven de grootse herenhuizen uit, het is een groots wit gebouw, met een goudkleurige koepel.
Het vierkante gebouw, dat wat voren geschoven is kent ook een groots balkon, waar bij nader inzien vele trompetiers zich al opgesteld hebben, wat had Honorsen kunnen verwachten, een klassiek concert?
De goudkleurige deur van het balkon ging traag open, en twee officieren van de stadswacht kwamen op het balkon staan.
Officieren waren herkenbaar omdat ze een goudkleurige helm droegen, in tegenstelling tot gewone stadswachters, die zilverkleurige helmen droegen.
Ze werden gevolgd door een rijkelijk geklede man.
De trompetten begonnen te luiden en een van de officieren riep: ‘ Heil Ebonhearted, eerste consul van het stedelijke Cordobaat.’
Bij het zien van deze begon het volk zijn naam te roepen, een naam die bij velen de fantasie op hol doet slaan.
Ebonhearted, Ebonhearted, Ebonhearted, het bleef maar duren, tot de jonge man zijn hand ophief en begon te spreken.
‘ Wat eens was zal niet meer zijn.
De opjagers zullen de opgejaagden worden, evenals de schapen zullen herleid worden tot wolven.
Scherp de zwaarden, en blink de schilden, want binnen drie zonsrijzingen zal de stormvloed van het volk beginnen.
Laat zie die elkaar ooit bevochten, nu zij aan zij vechten tegen de woekeraars,
En laat zij die ooit vochten voor geld en wraak, strijden voor glorie en eer.’
De menigte, die zich even stil had gehouden begon weer te juichen, en zij die een wapen bij zich droegen namen het, en hieven het op, zichtbaar voor iedereen.
Een man in zwarte pij kwam naar voor en droeg een zwaard op een rood fluwelen kussen, dat de consul van het Cordobaat opnam en vervolgens riep: ‘ Ten strijde ‘.
Het volk herhaalde hem tot hij terug verdween in het immense gebouw met de gouden koepel.
Honorsen was al lang verdwenen van dit decor, toen hij de toespraak gehoord had verliet hij het grootse plein op zoek naar een herberg om zijn vriend te laten rusten.
Na enige tijd te zoeken vond hij in een van de smalle steegjes een hotelletje ‘Den Vinnige Druïde’, zogenaamd.
Honorsen bracht zijn ezel naar de stallen en betaalde de kosten voor het verblijf van Mokul.
Hij droeg Imgar op zijn rug tot in de herberg.
De herberg was een grote door olielampen verlichte zaal, zonder ramen, dat een ietwat spookachtig uitzicht gaf.
Honorsen die de dwerg nog steeds droeg begaf zich naar de toog, waar de waard zich momenteel bevond.
Hij vroeg twee kamers, en betaalde de man die de herberg uitbuitte.
Het was een grote dikke man, die blijkbaar van het verre Asgard kwam, het land van de druïden.
Hij glimlachte en nam het geld met plezier aan, veel van een druïde had hij niet weg.
Nadat Honorsen zich had ontdaan van Imgar en zijn bagage begaf hij zich weer naar de gelagzaal waar hij aan een klein tafeltje ging zitten.
Na een tijdje kwam een dienstmeisje af, ze was gekleed in hedendaagse kleren, doch droeg ze daarover een witte short, om herkenbaar te zijn voor de klanten.
Ze was bleek en had lange krullende zwarte haren, en sproetjes maakten zich meester van haar aangezicht.
‘ Gegroet meneer, waarbij kan ik u helpen? ‘ Vroeg ze op een hedendaagse toon.
‘ Wel, ik zou eigenlijk drie dingen willen, als u dat niet erg vind? ‘ zei Honorsen zelfzeker.
‘ Zolang het maar niets oneerbaars is, zeker ‘ antwoordde het meisje.
‘ Wel allereerst zou ik wat eten en drinken willen, dan uw naam, en dan wat informatie’ Honorsen schoof daarna een paar goudstukken in de hand van de vrouw.
‘ Tuurlijk, ik breng u de dagschotel meneer, ik ben Laetitia trouwens, en voor informatie moet u zijn bij Berenfried. ’ Na het noemen van die naam wees ze naar een man die alleen zat aan een tafel, druk in gesprek met zichzelf en zijn glas bier.
‘ Hij ziet er dan niet wijs uit, maar hij is het zeker, geloof me.’ Zei het meisje.
Vervolgens verdween ze in een kamer, hoogstwaarschijnlijk de keuken, om daarna terug te keren met een houten bord en een leren fles, waarschijnlijk gevuld met bier.
‘ Ziezo meneer, dat is dan drie Gulnaven, bedankt. ‘ Het meisje boog even door haar benen en begaf zich daarna naar Berenfried, waarmee ze een gesprek begon.
Na even wat woorden uit te wisselen knikte de oude man en het meisje zette haar werk verder.
Na dit tafereel te zien beëindigen richtte Honorsen zijn blik naar zijn bord.
‘Brood met kaas en appelen, niet veel schoons voor drie Gulnaven’ mompelde hij bij zichzelf.
Hij begon met de consumptie van zijn scharrel maal, net toen hij de appel gauw had binnengepeuzeld kwam de man bij hem zitten, hij begon te spreken.
‘ Gegroet, ik ben Berenfried, u wou iets weten ben ik ter ore gekomen. Wat wilt u dan juist weten? ‘
‘ Een manier om Cador te verslaan. ‘ Zei Honorsen.
Bij het horen van die zin begon de man luidkeels te lachen.
Hij riep, zodat de hele herberg het kon horen: ‘Waarom niet meteen Lokthor vermoorden.’
Honorsen zei op een ruwe toon, want hij voelde zich beledigd: ‘Als u wil dat ik iemand anders betaal om uitleg te geven, doe dan gerust verder met uw zwijnenlach.’
De man hield op en begon rustig te spreken: ‘De toren waarin Macharius zetelt, is om te beginnen al onbereikbaar voor jou en mij, rond zijn land, het zogenaamde Cador, heeft hij bakens gebouwd.
Ook wel eens de stenen van Ediad genoemd.
Honorsen riep Laetitia en bestelde twee wijnzakken, die snel gebracht werden, leren zakken, vervaardigt uit koeienvel, gevuld met heerlijke wijn.
Gaf er eentje aan de verteller en spitste zijn oren, klaar om het verhaal te aan te horen.

Laatst gewijzigd op 28-03-2004 om 18:24.
Met citaat reageren
Advertentie
Oud 28-03-2004, 17:11
lestat080
lestat080 is offline
Dit is ook in het kort het scheppingsverhaal

In het begin der tijden zoefde het eiland als een roerloze grasvlakte door de oneindige zeeën.
Tot op een dag de god Dor twee kinderen schiep.
Atum, een beeldschone vrouw, en Bar, een hardwerkende man.
Ze brachten volgens de legende zeven zonen ter aarde: Atumbar, een goede jongen, die bij zijn ouders bleef, Cordovan die naar het tweestromengebied gebied migreerde en daar de stad Cordova oprichtte.
Yliarin, die verzot was op dieren, en zelfs huwde met een paard, en zo het ras der half mensen half paarden creëerde, ook wel eens de centauren genoemd.
Korhandor, een avonturier die naar de verste uithoek van het eiland trok.
Asgardius, een rationeel en nadenkend man die zich terugtrok naar de bergen en daar Jonurtheim stichtte.
Gulnavus, die boven alles een rustig leven op een boerderij verkoos, en aldus wegtrok naar Gulnave.
Xelcon, een visser die zich vestigde aan de kusten, maar werd verdreven door zijn broers, en zich vestigde in Xelcon, een eiland dat bijna altijd onder water staat, daar was zijn leven zo miserabel dat hij huwde met een draak, Xarsl, om het bittere leven van zijn nageslacht te verzoeten.
Maar er was nog een achtste zoon, Lokthor, die niets liever had dan macht, en probeerde het land van zijn broers te stelen, Bar besloot om hem te verbannen naar de berg Chenrir, en hem uit te laten hongeren.
Atum schonk aan al haar zonen een vrouw, om zo een nageslacht te creëren, behalve aan Lokthor, die dringend moest ingrijpen voor zijn geslacht uit zou sterven.
Eerst vroeg hij Yliarin’s vrouw, omdat die toch al gehuwd was met een paard, maar die weigerde, omdat paarden niet konden koken.
Vervolgens vroeg hij Xelcon zijn vrouw, die eveneens weigerde, niet omdat hij de vrouw nodig had, maar omdat Lokthor hem ooit had verdreven van het vasteland.
Lokthor trok zich terug in de bergen en besloot dan ook maar met een dier te huwen.
Maar hij huwde met draak noch paard, maar met een creatuur dat hijzelf geschapen had, een kobold.
Hij creëerde de kobold als een wezen van normaal postuur, zeer driftige geslachtsorganen, en vrouwen die snel kinderen konden baren.
Natuurlijk deed hij dat niet uit liefde voor het lelijke, maar hij zag de kobold als een manier om zo snel mogelijk het grootste volk te krijgen, en het lukte hem ook, duizend jaar later overspoelden de aardmannen zich over heel het eiland, en bevolkten alle bergen die er waren.
Atumbar was daar niet blij mee, en schiep het ras der dwergen, die zich nog meer thuis voelden in de bergen, en daar de aardmannen wegjaagden naar het duistere land van Lokthor.
Lokthor besloot dan om te paren met een wolvin, Fenria, en zo een ras te creëren dat de bossen zou overspoelen met zijn dominerende wil.
Voor een tweede maal slaagde hij, maar de goden protesteerden en creëerden de bosmensen, klein van gestalte, maar groot van moed, en indrukwekkend met de boog.
Ditmaal verjoegen de bosmensen ze naar de Lokthor bergketen, waar de wolven zich aan de bergen aanpasten door op twee benen te gaan staan, aldus de geboorte van de Nalesh.
Lokthor voelde zich teruggedreven en in het 900ste jaar sinds de geboorte van Atum en Bar besloot hij om een familiereünie te organiseren in zijn berg Lokthor.
Iedereen bleek daarmee akkoord te gaan, en alle stamvaders trokken naar de berg Chenrir, waar Lokthor hen opsloot in de grote gelagzaal van het maal, en zo de enige vrije onsterfelijke was op aarde.
De goden konden hier niet op ingaan, maar schiepen zelfs een ras van onsterfelijken, tovenaars.
12 tovenaars creëerden ze en gaven ze elk een toren aan de randen van de zee, die als verdediging en baken moeten dienen als de kwade legers van overzee komen om het land te onteren.
Jaren verstreken, en de landen groeiden op, het volk van de bergen in Asgard die groot waren geworden werden de reuzen genoemd, in Yliarin werden de paardmensen centauren genoemd.
En de visachtigen in Xelcon werden voortaan de schublingen genoemd.
In het 2000ste jaar vielen de hordes van Lokthor weer aan, ditmaal niet enkel als aardmannen en Nalesh, maar ook als Krills een kruising, die zowel de bergen als de wouden konden bevolken.
De wereld werd overspoeld door de duistere rassen, en ditmaal kon geen enkel ras verzet bieden.
Het was het land van Atumbar, onder leiding van keizerin Sonja, dat alle landen verenigde, en de legers van het kwaad terugdreef naar de diepe gangen van de grotten, en de verre valleien van de wouden.
Dat was het begin van de opkomst van Atumbar, dat voortaan de hele wereld zou regeren.
Maar de macht van Atumbar vergrootte ook de bevolking, en de grenzen van het rijk strekten zich uit tot de poorten van Lir, waar het senaat van Cordova niet blij mee was.
Ze drongen Atumbar terug met een goedgetraind leger en dwongen de landen tot een verdrag dat de grenzen vastlegde.
Nu wacht men nog steeds op de volgende aanval van Lokthor, die zeker zal terugkeren.
Men zegt dat er maar één iemand is die de landen zal verenigen tegen de kwade troepen van Lokthor, die de wereld zouden overspoelen met het kwaad.
Met citaat reageren
Oud 28-03-2004, 17:14
Mux
Mux is offline
gaaf!
zo'n boek heb ik latijd al een keer willen schrijven maar mij lukt het niet
Met citaat reageren
Oud 28-03-2004, 18:50
lestat080
lestat080 is offline
Zijn er trouwens nog andere sites waar ik een tekst kan plaatsen om ze te laten beoordelen
Met citaat reageren
Oud 28-03-2004, 19:03
duivelaartje
Avatar van duivelaartje
duivelaartje is offline
Het is werkelijk best irritant dat je elke nieuwe zin op een nieuwe regel begint. Sorry, maar als het goed is heb je op de basisschool geleerd dat je ook gewoon achter elkaar door mag schrijven. En pas op "enter" hoeft te drukken voor een nieuwe alinea.

Je zet ook af en toe komma's op een plaats waar het helemaal niet nodig is of waar je eigenlijk een punt neer zou moeten zetten. Ook zijn sommige zinnen veelste lang doordat je maar komma's en steeds maar en blijft zeggen.

Maar het verhaal is wel goed. Leuk onderwerp en mooi geschreven. Volgens mij ook weinig spellingsfouten, maar daar heb ik ook niet echt op gelet.

Voor een broekie in de schrijfwereld heb je het goed gedaan hoor. Ik zou alleen goed op je leestekens en de opbouw van je verhaal letten (zinsbouw bijvoorbeeld).

Duivelaartje
Met citaat reageren
Oud 28-03-2004, 19:04
duivelaartje
Avatar van duivelaartje
duivelaartje is offline
Citaat:
lestat080 schreef op 28-03-2004 @ 18:50:
Zijn er trouwens nog andere sites waar ik een tekst kan plaatsen om ze te laten beoordelen
Andere fora misschien?
Met citaat reageren
Oud 28-03-2004, 20:39
Verwijderd
Als je in de vernieuwde superannouncement van dit forum kijkt, zie je onderaan bij de links nog een aantal sites staan waar je verhalen kan plaatsen. Maar weet wel dat je dan naar de concurrect gaat!

LUH-3417
Met citaat reageren
Oud 28-03-2004, 23:19
lestat080
lestat080 is offline
zit de verhaallijn tot nu toe goed in mekaar, komt alles duidelijk over ?
Met citaat reageren
Oud 29-03-2004, 08:09
duivelaartje
Avatar van duivelaartje
duivelaartje is offline
Citaat:
lestat080 schreef op 28-03-2004 @ 23:19:
zit de verhaallijn tot nu toe goed in mekaar, komt alles duidelijk over ?
Ja, dat wel. Maar door elke zin op een nieuwe regel te beginnen leest nogal onhandig waardoor het misschien wat minder duidelijk overkomt. Maar het verhaal is goed hoor.
Met citaat reageren
Oud 29-03-2004, 11:23
lestat080
lestat080 is offline
Komen de namen enzo niet te overweldigend over
en zitten de dialogen goed in elkaar ?
Met citaat reageren
Oud 29-03-2004, 14:17
Raakvlak
Raakvlak is offline
Um, is de verhaallijn orgineel? kan je je beter afvragen.
Met citaat reageren
Oud 29-03-2004, 17:50
lestat080
lestat080 is offline
is ze dan niet origineel, het is van niets gestolen hoor...
Met citaat reageren
Oud 29-03-2004, 19:50
Verwijderd
Citaat:
lestat080 schreef op 29-03-2004 @ 17:50:
is ze dan niet origineel, het is van niets gestolen hoor...
Er zijn meer dingen die daarbij meespelen... Als iedereen dezelfde schoenen heeft als jij, dan zij die schoenen toch ook niet origineel meer? En daar hoef je die schoenen echt niet voor gestolen te hebben.
Met citaat reageren
Oud 29-03-2004, 22:19
lestat080
lestat080 is offline
Ik denk dat de meeste boeken handelen over het leven van helden, terwijl het mijne over het leven van een charlatan gaat.
Met citaat reageren
Oud 29-03-2004, 22:30
Raakvlak
Raakvlak is offline
Dan schrijf vooral verder en bewijs mijn ongelijk.
Met citaat reageren
Advertentie
Reageren

Topictools Zoek in deze topic
Zoek in deze topic:

Geavanceerd zoeken

Regels voor berichten
Je mag geen nieuwe topics starten
Je mag niet reageren op berichten
Je mag geen bijlagen versturen
Je mag niet je berichten bewerken

BB code is Aan
Smileys zijn Aan
[IMG]-code is Aan
HTML-code is Uit

Spring naar

Soortgelijke topics
Forum Topic Reacties Laatste bericht
Verhalen & Gedichten [Verhalenwedstrijd] Graal
flyaway
0 29-05-2009 21:50
Verhalen & Gedichten Verhalenwedstrijd - Morituri te salutant
Verwijderd
0 05-03-2006 19:20
Verhalen & Gedichten Opdracht nederlands
Cherry Springs
2 01-11-2005 19:05
Verhalen & Gedichten Wilt u dit eens lezen en keuren
lestat080
14 15-11-2004 14:00
Verhalen & Gedichten [ verhaal ]
-Melody-
290 15-08-2004 15:54
De Kantine Groot Moppentopic [1]
Negrotiator
82 16-01-2004 08:44


Alle tijden zijn GMT +1. Het is nu 04:19.