Registreer FAQ Ledenlijst Berichten van vandaag


Ga terug   Scholieren.com forum / Kunst & Cultuur / Verhalen & Gedichten
Reageren
 
Topictools Zoek in deze topic
Oud 21-03-2006, 16:01
Eztherz
Eztherz is offline
Ik mag hier dan net nieuw zijn, ik heb wel een vervolverhaal geschreven en het leek me leuk dat hier te plaatsen.

1.

“Ik tel tot honderd, daarna ga ik je zoeken!” Noah verstopte zijn hoofd in zijn armen, leunde tegen de dichtstbijzijnde boom aan en begon te tellen. Ondertussen zocht Marie naar een goede verstopplaats. Marie was een dun meisje, dertien jaar oud en helemaal wild van dieren. Noah, haar broer, was vijftien jaar en hield meer van wandelen door het bos. Ze woonden samen met hun ouders op een grote boerderij, in een afgelegen plaatsje waar buitenstaanders meestal nog nooit van hadden gehoord. Vlak naast de boerderij lag een groot bos, waar de twee kinderen vaak speelden. De boerderij had een dak van stro, en een paar stallen waarin paarden stonden. “Eenentwintig, tweeëntwintig,” Marie rende naar de schuur. Daar aangekomen deed ze de deur zachtjes open, zodat hij niet zou kraken. Voorzichtig glipte ze naar binnen en sloot de deur behoedzaam, zonder geluid te maken. De schuur was enorm groot, en er zaten maar een paar ramen in de houten wanden. Er lagen veel hooibalen, en een smalle trap leidde naar de vliering. Marie stapte voorzichtig verder de schuur binnen en zorgde ervoor dat haar voetstappen nauwelijks hoorbaar waren. Van buiten de schuur klonk Noah’s stem zachtjes en regelmatig. “Eenenzeventig, tweeënzeventig,” Marie klom de smalle trap op, en eenmaal op de vliering aangekomen verstopte ze zich achter een hooibaal. Daar zou Noah haar nooit kunnen vinden. Voor wat frisse lucht kroop ze nog verder naar achteren en zette een raampje open. Daarna verschool ze zich weer achter de hooibaal.
“Negenennegentig, honderd! Ik kom, wie niet weg is is gezien!” Speurend keek Noah om zich heen. Hij zag wel duizend mogelijke verstopplaatsen. Hij zuchtte even, hij had nooit toe moeten geven aan zijn zusje. Hij besloot eerst aan de bosrand te zoeken, waar genoeg hoge planten waren om je in te verschuilen. “Marietje, waar zit je?” Zachtjes riep hij zijn kleine zusje keer op keer, maar zoals verwacht kwam ze niet tevoorschijn. Noah waadde door de zee van planten en grassen, maar vond zijn zusje niet. Nadenkend bleef hij staan, ze moest ergens zitten. Hij keek nog eens goed om zich heen, en zijn blik bleef hangen op de schuur. Een glimlach speelde om zijn lippen. Natuurlijk, Marie verstopte zich meestal ik de schuur, en nu hij erover nadacht meende hij tijdens het tellen een deur gehoord te hebben. Vastberaden stapte hij op het houten bouwwerk af.
Marie’s benen begonnen te verkrampen, en ze nam een andere houding aan. Het hielp niet veel, maar wel een beetje. Ze vroeg zich af waar Noah het eerst zou zoeken, waarschijnlijk bij het bos. Daarna zou hij zich bedenken en op de schuur aflopen. Ze ging nog eens verzitten. Meestal verstopte ze zich in de schuur, maar ze had nog nooit op de vliering gezeten. Dat had vader ook verboden. Ze voelde zich niet helemaal op haar gemak, en vouwde haar handen even snel in en uit elkaar.
Eenmaal bij de schuurdeur aangekomen duwde Noah de klink zachtjes naar beneden, en gaf de deur een duw, zodat deze openzwaaide. Hij keek om zich heen. Her en der stonden stro en hooibalen verspreid, en een zoekactie zou lang duren. Desondanks begon hij aan het lange karwei, al was het met een zucht. Nadat hij alle hooibalen had doorzocht streek hij een keer door zijn zwarte krullen. Hij had zijn zusje niet gevonden. De situatie peilend keek hij naar de trap die naar de vliering leidde. Noah wist dat hun vader hen had verboden daarop te klimmen, omdat je makkelijk kon vallen. Aan de andere kant, Marie was altijd al een deugniet geweest, en trok zich nooit zoveel aan van wat haar ouders zeiden. Noah wilde zijn zusje dit spelletje niet laten winnen, maar hield ook niet van regels overtreden. In tweestrijd liep hij naar de trap en keek nog eens omhoog. Aarzelend zette hij zijn voet op de eerste trede. Hij meende gegiechel te horen van boven. Dat was voor hem de druppel, stap voor stap liep hij de trap op. Op de vliering aangekomen keek hij om zich heen. Hij was hier nog nooit eerder geweest. “Kom maar tevoorschijn Marie, ik weet dat je hier ergens zit.” Noah’s stem klonk hard in de stille ruimte, en sneed door de lucht. De vliering was aanzienlijk kleiner dan de begane grond van de schuur, dus Noah kon makkelijk alle hooibalen bij langs lopen. Voorzichtig baande hij zich een weg tussen al het hooi en stro, tot hij een hoekje van Marie’s jurk zag. Hij kroop voorzichtig in een halve cirkel om haar heen, totdat hij haar rug goed kon zien. Daarna sloop hij geruisloos naar voren en pakte haar onverwachts bij haar middel. Ze slaakte een klein gilletje. “Nu heb ik je.” Lachte Noah. Marie draaide zich om en begon haar broer te kietelen. “Die krijg je terug hoor No!” Lachend rolden de twee over de vliering, tot opeens een stem bulderbastte: “Wat mot dat in mijn schuur?” Verstijfd zaten Noah en Marie op de vliering. De stem kwam vanuit de deuropening van de schuur en behoorde tot hun vader. Angstig keken ze elkaar aan. “Pa vermoordt ons als hij erachter komt dat we op de vliering zitten!” Noah sprak heel zacht, en was bijna niet te verstaan. Ze hoorden hoe de vloer van de schuur kraakte terwijl hun vader dichterbij kwam. “Het raam!” Fluisterde Marie terug, terwijl ze zo zachtjes mogelijk naar achteren kroop om het raam aan een nader onderzoek te werpen. Het leek groot genoeg om doorheen te kruipen, maar ze zaten zo ver boven de grond. “Onze enige kans.” Noah duwde het raam wat verder open en stak zijn been naar buiten. “Marie, als ik beneden ben spring jij, dan vang ik je op, oké?” Noah boorde zijn ogen diep in die van zijn zusje, en ondanks zijn angst klonk hij vastberaden. Marie knikte zwijgend. Voorzichtig liet Noah zich zakken, tot hij aan zijn vingertoppen hing. Vader stampte nog altijd beneden rond. Noah liet de vensterbank los en kwam met een plof op het gras terecht. ‘Nu jij,’ Gebaarde hij naar zijn zusje, die angstig ook een been naar buiten stak. “Dus de vandalen zitten op de vliering? Dacht ik het niet.” Zware voetstappen klonken op de trap en Marie’s ogen hadden de proporties van schoteltjes. “Nu! Spring!” Noah siste luider dan verstandig was, maar hun vader klom de trap toch al op. Bibberend sloeg zijn zusje haar andere been ook over de vensterbank, en liet zich vallen. Noah kon haar nog maar net opvangen. “Je wordt steeds zwaarder zusje.” Grijnsde hij haar fluisterend toe. Marie glimlachte en gaf hem een duw, waarna ze allebei naar een stuk hoog gras sprintten en zich daar verscholen, wachtend tot hun vader naar buiten zou komen. “Sorry dat ik naar de vliering ben gegaan No, ik wilde je niet ik moeilijkheden brengen.” Noah knikte haar alleen maar toe en legde een vinger op haar lippen om haar tot stilte te manen. Nu de spanning grotendeels weg was nam hij de tijd om zijn zusje eens goed op te nemen. Ze was magerder geworden de laatste tijd, maar haar ogen zaten nog vol enthousiasme. Kleine twinkels dansten rond in haar pupillen als ze opkeek, en ondanks haar dunne buik begon ze mooie rondingen te krijgen. Ze was een leuke meid, en hij kon er niet over uit dat ze nog geen vriendje had. “Waarom staar je me zo aan?” Geamuseerd nam Marie Noah op, en daardoor raakte hij even van slag. “Gewoon, je bent m’n zusje.” Stug keek hij weer naar de schuur, verschillende gedachtes onderdrukkend.
Marie bleef hem nog een tijdje aankijken, tot ze een luid gekraak hoorde. Onmiddellijk keek ze naar de schuurdeur, die open was gezwaaid en waar nu een kleine, stevig gebouwde man uit kwam lopen. Dat was haar vader, hij heette Niels en was over het algemeen heel aardig voor zijn kinderen, behalve wanneer ze zijn regels overtraden. Zo te zien was zijn humeur niet al te best, en hij mopperde wat voor zich uit. Zeker knorrig omdat hij de indringers niet had gevonden. Bij die gedachte moest Marie even gniffelen, en dat leverde haar een waarschuwende blik van Noah op. Hij kon soms zo serieus zijn. Hij was een leuke broer, met wie ze goed kon stoeien, en leuke geintjes mee kon uithalen. Zijn zwarte haar sprong altijd alle kanten op, wat maakte dat hij altijd vrolijk keek. Ze vestigde haar aandacht weer op haar vader, die op het woonhuis toeliep. Hij sleepte met zijn linkerbeen, dat was nu al twee jaar zo. Hij had zichzelf in zijn been gehakt tijdens het hout kappen, en dit is wat hij er aan over had gehouden. Zodra haar vader in de deuropening verdween voelde ze Noah aan haar hand trekken. “Wat is er?” Ze durfde nu weer hardop te praten, en keek Noah nieuwsgierig aan. “Kom, ik moet je wat laten zien.” Ze liet zich gewillig door hem meetrekken, ze vertrouwde hem volkomen. Noah trok haar naar de bosrand, en liet haar daar los. “Weet je nog dat we een tijdje terug kleine konijntjes zagen?” Vroeg hij haar, en ze zag de twinkeling in zijn ogen. Een fijn gevoel overspoelde haar. “Ja, ze zaten in een hol onder de grote eikenboom.” Marie keek even naar het bos, waar ergens de boom stond die ze bedoelde. “Nou, nu zijn er vier nestjes jonge konijntjes.” Marie keek hem vol ongeloof aan. Nu snapte ze waarom hij zo opgewonden was, Noah had altijd al een zwak gehad voor de natuur en wist dat Marie datzelfde had met dieren. “Echt waar, kom maar mee, dan laat ik het je zien.” Noah pakte haar hand weer vast en sleepte haar mee het bos in. Nu verzette ze zich wel. “Maar No, de eikenboom is heel ver weg, en we moeten zo eten.” Smekend keek Marie hem aan, ze aten vanavond gevogelte en daarvoor wilde ze niet te laat aan tafel schuiven. Vertwijfeld keek Noah haar aan. “Oké, dan laat ik het morgen wel zien, goed?” Opgelucht knikte ze, en draaide zich al half om, toen Noah nog iets zei. “Maar vertel er ondertussen niemand iets over, beloofd?” Raar keek Marie haar broer aan, maar toch beloofde ze het. “Beloofd.” Noah keek haar dankbaar aan, en er verscheen een grijns op zijn gezicht. “Wie het eerste thuis is!” Riep hij, en rende ervandoor. “Oneerlijk!” Riep ze hem nog na, maar hij had al een grote voorsprong. Lachend rende ze achter hem aan.




































2.

Zwijgend zaten ze aan tafel, met de handen gevouwen en de ogen dicht. Noah aan de ene kant van de tafel met Marie ernaast, en aan de andere kant hun ouders, moeder tegenover Marie en vader tegenover Noah. Noah spiekte omslachtig even door zijn wimpers om te zien hoe ver zijn moeder was met het gebed. Dit duurde altijd zo lang, en de kip op tafel rook zo lekker. “Amen.” Eindelijk. Hij opende zijn ogen en pakte zijn bestek op. Vader schepte bij iedereen een groot stuk kip op, wat spruitjes en een paar aardappelen. Noah viel gretig aan op de kip, en kreeg meteen een bestraffende blik van zijn moeder. Hij haalde zijn schouders op en at wat langzamer door. Toen hij zijn bord had leeggegeten keek hij even snel om naar zijn zusje, die slim al haar spruitjes in haar jurk had gerold. Noah grinnikte even, en keek weer voor zich. Na een tijdje vouwde zijn moeder haar handen weer, ten teken dat ze moesten bidden. Hij vouwde gehoorzaam zijn handen en sloot zijn ogen weer. “Goede bekomst.” Noah schoof zijn stoel naar achteren, stond op, knikte naar zijn ouders en liep naar de keuken, waar hij snel zijn handen waste. Via de achterdeur liep hij naar de stallen, onderweg de voeremmer meenemend. “Hier Amaradis.” Met een glimlach keek hij toe hoe zijn paard de haver weg slobberde. Hij gooide wat extra hooi in zijn ruif, en liep de stal binnen. Noah begroef zijn gezicht in de hals van Amaradis, en voelde de tranen al bij hem opkomen. Het idee wat hij met zijn zusje moest doen stond hem helemaal niet aan. Hij hield van haar, en wilde graag een goede broer zijn, maar om te blijven leven moest hij haar meenemen. Amaradis draaide zijn hoofd en schuurde die tegen Noah aan, alsof hij hem begreep. Noah glimlachte door zijn tranen heen en streelde de neus van het paard. “Het komt allemaal goed.” Zijn paard hinnikte zacht. Met een zucht pakte hij een roskam en begon Amaradis te kammen.
Na het eten liep Marie naar de woonkamer om haar borduurwerk af te maken. Ze was er al enkele maanden mee bezig, en als ze doorwerkte kon ze het deze avond nog klaar hebben. Ze pakte naald en draad, en haalde haar borduurwerk uit een mand naast de bank. Rustig begon ze aan het hersenloze werkje, tot ze buiten een schreeuw hoorde. Noah, schoot het door haar hoofd. Ze smeet het borduurwerk op tafel, en rende via de achterdeur naar buiten, waar Noah bezig was zijn paard te zadelen. “Wat is er aan de hand?” Haar stem klonk angstig, en ze begreep Noah’s paniek niet. Als antwoord wees Noah links van het bos. De boerderij van hun buren stond in lichterlaaie. Terwijl ze de situatie nog moest verwerken drukte Noah de teugels van zijn paard in haar handen. “Hou Amaradis even vast, dan zadel ik vaders paard.” Noah keek haar even vlug aan, en net toen hij zich had omgedraaid sputterde ze tegen. “Zadel mijn paard, ik ga erheen.” Marie keek hem koel aan, en Noah deed wat zijn zusje zei. Even later reden ze samen op de boerderij af, hun vader zou later komen en moeder had de brandweer gebeld. Marie spoorde haar paard Ilumines nog harder aan, en in galop reden ze op de boerderij af. Op een flinke afstand hield ze halt, gebaarde Noah hetzelfde te doen en steeg af. Ze bond Ilumines niet vast, uit angst dat de brand zou uitbreiden en dat haar paard geen kant op kon dan de vlammenzee in. Kuchend door de rook volgde ze haar broer, die al op weg was naar de voorzijde van de boerderij. Daar stond de familie Kemser, gelukkig ongedeerd. Zodra de familie Marie en Noah opmerkte, begonnen ze met hun armen te zwaaien en luidkeels te schreeuwen. Boven het geruis van de vlammen was vaag te horen wat er werd geroepen. “Ga terug, haast je en breng jezelf in veiligheid, vergeet de brand!” Noah keek Marie verwonderend aan, en maakte een gebaar dat betekende dat hij het ook niet meer wist. Marie bleef echter naar de familie kijken, en zag dat deze langzaam vervaagde totdat er niks meer te zien was. Ze hapte naar adem, en keek Noah met grote ogen aan. Ze zag aan hem dat hij het tafereel gemist had. Snel pakte ze hem bij zijn arm en trok hem mee naar hun paarden, die er gelukkig nog stonden. “Schiet op!” Het kon haar niet snel genoeg gaan. Hoe eerder ze hier weg waren, hoe beter.
“Wat is er nou ineens?” Noah begreep haar haast niet. Marie scheen helemaal over haar toeren, ze pakte Ilumines bij de teugels, steeg op en reed in rengalop weg. Hij streek door zijn krullen, en steeg daarna ook maar op. Voorzichtig leidde hij Amaradis een eindje weg van de brandende boerderij, en galoppeerde daarna iets rustiger terug naar huis. Halverwege kwam hij zijn vader tegen, die zijn paard steigerend tot een halt riep. “Wat is er met Marie? Ze raasde me voorbij alsof de duivel haar op de hielen zat.” Vader keek Noah onderzoekend aan, die helaas geen antwoord op zijn vraag kon geven. “Ik weet het niet vader, ze doet al zo vreemd sinds ze de familie Kemser heeft zien staan bij de boerderij.” “Ben je zot ofzo? Je weet toch dat de Kemsers bij familie in Oostenrijk zijn logeren? Nou ja, ga maar naar bed wanneer je thuis aankomt.” Voor Noah kon tegensputteren had vader zijn paard alweer de sporen gegeven. Verward stuurde hij Amaradis stapvoets voort. Toen hij de lichten van zijn boerderij al duidelijk kon zien, stopte Amaradis opeens, deed zijn hoofd naar beneden en vlak daarna weer omhoog. “Kom op jongen, doorlopen.” Noah zette zijn hakken in de flanken van zijn paard, maar die reageerde niet. Amaradis draaide zijn hoofd, en schuurde met zijn neus langs Noah’s knie. Nu zag hij dat zijn paard een stuk papier in zijn mond had. Voorzichtig pakte hij het eruit en zag mooie, ouderwetse, gekrulde letters staan. Er stond een zin op het papier die luidde: ‘Haal je zusje of je weet wat er gebeurt.’ Een koude rilling liep langs zijn rug. Hij had nog maar twee dagen om haar over te halen mee te gaan. Dat was niet veel, maar wie kon hem vertellen of ze hem niet alsnog zouden opsluiten als hij haar bij hen bracht? Of, misschien hen samen wel zouden opsluiten. Toch voelde hij ergens dat het risico genomen moest worden, hij had geen keus. Rillend vervolgde Noah zijn weg naar huis. Daar aangekomen stalde hij Amaradis, nadat hij hem lang had drooggewreven. Nog steeds in gedachten verzonken kroop hij niet lang daarna diep onder de lakens, alle gebeurtenissen van die dag nog eens nalopend.


























3.

Wanneer de eerste zonnestralen Marie’s kamer belichtten lag ze nog steeds na te denken over wat ze had gezien. De hele nacht had Marie gewoeld, maar had met geen mogelijkheid kunnen verklaren wat haar ogen haar gezegd hadden. Uitgeput stapte ze uit bed, schoof in haar pantoffels en liep naar de ontbijttafel. Daar zag ze Noah zitten, die haar blik probeerde te vangen. Marie ontweek hem, ging zitten en smeerde een boterham met appelstroop. “Kaas of kipfilet ’s ochtends Marie.” Ze keek naar links, en merkte haar vader op in de deuropening. “Ja vader.” Marie duwde haar boterham met appelstroop naar de zijkant van haar bord, pakte een nieuwe en legde daar een plak kaas op. Langzaam begon ze haar boterham naar binnen te werken, nog steeds blikken van Noah ontwijkend. Toen Marie haar boterham al voor driekwart ophad stond Noah eindelijk op, slaakte een zucht en pakte de boterham met appelstroop. “Zal ik die dan maar meenemen voor Amaradis?” Blijkbaar gaf vader zijn goedkeuring, want Noah liep ermee naar buiten, richting stallen. Marie hoorde haar vader dichterbij komen, en zag hem even later aan tafel schuiven, tegenover haar. Stug naar beneden kijkend kwam opeens de gedachte bij haar op dat zijn naam, Niels, niet echt bij hem paste. Bang voor een gesprek stond ze snel op en liep naar buiten. Terwijl ze doorliep tot aan de rand van het bos at ze de laatste restjes van haar boterham op. Achter een berkenboom zeeg ze neer op de bosgrond en bukte zo diep dat haar hoofd niet meer boven de hoge grashalmen uitkwam.
Noah zat op de grond te kijken hoe Amaradis de boterham wegknabbelde. Gefrustreerd over het gedrag van zijn zusje, en verbaasd over de verslagenheid die zijn vader had getoond vanochtend, was hij even helemaal in de war en zat hier om alles een plek te geven. Onbewust trok hij stukjes stro uit elkaar, en hij merkte het niet eens toen zijn paard met zijn neus tegen zijn slaap aan duwde, bedelend om meer brood met appelstroop. Hij had een geheim, Marie begon zich te gedragen alsof zij er ook een had, en Niels wist niets. Met een plof liet hij zichzelf achterover in het stro vallen. Amaradis begroef zijn neus onmiddellijk in Noah’s linkerbroekzak. Opeens moest Noah niezen, en hij veegde de strospriet weg die zijn neus had gekieteld. Toen merkte hij Amaradis pas op, die ondertussen kauwde op een oud snoepje dat nog in zijn broekzak had gezeten, en moest lachen. Langzaam ging hij staan, gaf zijn paard een klopje op zijn nek en duwde zijn neus tegen die van Amaradis aan. Ontspannen begon hij de manen met zijn vingers te kammen, om alle klitten eruit te halen en ergens mee bezig te zijn. Amaradis was zijn beste vriend, hij kon alles aan hem vertellen en had een hechtere band met het paard dan met enig ander persoon op de wereld. Noah had hem gekocht toen hij nog een veulen was, het was liefde op het eerste gezicht geweest. Het was een Morgan, met zo’n donkere vacht dat het af en toe wel zwart leek. Noah kamde hem vaak en goed, zodat zijn vacht altijd mooi glansde. Het was af en toe een beetje een nerveus paard, en er zat zeker veel pit in. Gelukkig wist Noah hoe hij met paarden om moest gaan, en zo ontstond er in de eerste maand al een hechte band tussen de twee. Amaradis liet niemand anders hem aanraken dan Noah, en berijden al helemaal niet. Zodra een vreemde te dicht in de buurt kwam werd hij nukkig en begon te bokken. Amaradis was nu vier, het jongste paard van de boerderij, en dus ook het meest onervaren. Noah stopte met kammen en stak zijn hand uit zodat Amaradis er even aan kon snuiven. “Ik ga even lopen, kom morgen weer terug, oké?” Amaradis leek het te begrijpen, en duwde zijn hoofd tegen Noah’s zij aan. Daar moest hij van lachen, liep de box uit en sloot de deur achter zich.
Marie lag nog steeds doodstil, en ze luisterde ondertussen naar de geluiden om haar heen. Ze bedacht zich dat het eigenlijk nooit stil was, omdat er altijd wel iets te horen was, al was het de stilte. Het hoge gras kietelde haar voetzolen, en waaide zachtjes heen en weer in de wind. Ze sloot haar ogen en zonk langzaam weg, tot ze hoefgetrappel hoorde. Als door een wesp gestoken opende ze haar ogen, verstopt in het hoge gras en slapend kon ze wel vertrapt raken. Voorzichtig ging ze rechtop zitten, aan het geluid te horen moest het paard vlak bij haar voeten staan. Er stond geen paard, maar er lag wel een brief. Terwijl de geluiden van het paard zich van haar vandaan verwijderden stak ze haar hand uit en pakte de brief op. Het papier was een beetje vergeeld, en op de voorkant stond iets in grote krullerige en ouderwetse letters geschreven, helaas in een andere taal, zodat Marie niet kon lezen wat er stond. De brief was dubbelgevouwen zodat ze de inhoud niet kon lezen voor ze hem had opengevouwen. In de rechterbovenhoek stond een teken, een pentagram met een slang er omheen gewikkeld. Dit teken beangstigde haar, wat de reden was dat ze de brief niet openmaakte en las. Er ging een dreiging van uit die ze niet kon beschrijven, en ze wist niet of ze er goed aan deed hem te openen en te lezen. Marie besloot het aan haar broer voor te leggen, en wilde al opstaan en weglopen, toen een onzichtbare kracht haar tegenhield. Onmiddellijk begreep ze dat de brief niet verplaatst wilde worden, dus legde ze hem temidden van het hoge gras neer, waarna ze naar de stallen rende.
Noah zag zijn kleine zusje komen aanrennen, en liep haar tegemoet. “Marie? Wat is er?” Marie boog zich voorover en leunde met haar handen op haar knieën. Verbaasd keek hij haar aan. “Het is…” Veel verder kwam Marie niet, want ze viel bewusteloos op de grond. Geschrokken ving Noah Marie op en droeg haar naar binnen. Daar legde hij Marie op haar bed, en stoof naar beneden. “Niels… Marie… bewusteloos…” Zijn vader keek hem recht in zijn ogen en zag dat hij het meende. Daarop rende die naar boven. Noah ging in een stoel zitten en pijnigde zijn hersenen over wat er gebeurd kon zijn. Na alle mogelijkheden bij langs te zijn gegaan had hij nog geen antwoord, en kwam de gedachte bij hem op of dit misschien een waarschuwing was van de Carkcha’s. Misschien was zijn tijd op, hij had immers geen vooruitgang geboekt met Marie. Aarzelend liep hij naar boven en klopte op de slaapkamerdeur van zijn zusje. Die zat inmiddels alweer rechtop en keek hem vreemd aan. “Wat wilde je me nou vertellen?” Noah brandde van nieuwsgierigheid. “Ik weet het niet No, het laatste wat ik me herinner is dat ik in het gras lag, het volgende moment was ik hier.” Marie’s stem klonk zwak, en op dat moment besefte hij dat het inderdaad was wat hij dacht. Zichzelf vervloekend rende hij de kamer uit, het huis uit, recht naar de grote eik. Eenmaal daar boog hij voorover met zijn handen op zijn knieën om uit te hijgen. “Vanavond, ben ik, hier, met haar.” Kon hij met de grootste moeite uitbrengen. Een ijzige windvlaag liet zijn krullen opspringen en een monotone stem antwoordde: “Hou je daaraan, of…” Een lichtflits brandde een teken op zijn netvlies. Een slang om een pentagram gekronkeld. Daarop viel Noah bewusteloos neer.
Marie drukte haar handen op haar slapen en kreunde even. Haar broer was net weggerend, en haar vader was niet lang daarna naar beneden gegaan om soep voor haar te maken. Over Noah repten ze beiden met geen woord. Ze voelde zich schuldig, ze was bewusteloos geraakt en wist zich niet eens meer te herinneren dat ze het erf op was gelopen. Niels was bezorgd, dat wist ze al zonder hem aan te kijken, maar waarom Noah wegrende was haar ook een raadsel. Hij deed al een tijdje raar, twee of drie dagen, maar hij had zelfs gevloekt. Marie keek naar haar handen. Misschien moest ze Noah achterna gaan, maar wat schoot ze daarmee op? Toch zei een stemmetje in haar hoofd dat hij in gevaar was. Ze gooide de dekens van zich af en stond op. Eventjes draaide alles voor haar ogen, maar meteen het moment daarop hervond ze haar evenwicht. Rustig liep ze de trap af naar beneden, waar haar vader in de keuken soep aan het maken was. “Ik ga kijken waar Noah is,” zei ze, haar vader niet aankijkend. “En ik ga alleen.” Niels’ blik verhardde, en zonder een woord te zeggen draaide hij zijn rug naar Marie toe en stampte de trap op.
__________________
No bounce, No play
Met citaat reageren
Advertentie
Reageren


Regels voor berichten
Je mag geen nieuwe topics starten
Je mag niet reageren op berichten
Je mag geen bijlagen versturen
Je mag niet je berichten bewerken

BB code is Aan
Smileys zijn Aan
[IMG]-code is Aan
HTML-code is Uit

Spring naar

Soortgelijke topics
Forum Topic Reacties Laatste bericht
Verhalen & Gedichten [vervolgverhaal] Ik durf geen ik te zijn
Tovenaar
3 04-01-2006 14:22
Verhalen & Gedichten Biografie van Karel van Straeten.
ell'nn
26 23-08-2004 16:40
Verhalen & Gedichten Vervolgverhaal: Moordzaken
Vlooienband
14 31-01-2003 20:15


Alle tijden zijn GMT +1. Het is nu 00:53.