>>Mijn schoenen heb ik al uit gedaan en in mijn hand genomen. Ik loop nu met mijn sokken over het verlaten wegdek. Een wegdek, midden door de stad, dat oneindig lijkt. En ik loop. Ik loop, terwijl de huizen aan de kanten van de weg stilte weerkaatsen. Absolute stilte. Met de feestvierders achter me loop ik alleen over dit oneindig lijkende wegdek. Een plek waar normaal leven is. Waar mensen in hun nieuwste model auto overheen scheuren op weg naar iets. Naar iets wat ik niet weet, naar iets wat mij verwondert, maar iets zal altijd ongedefineert blijven en vragen laten waarvoor ze bedoeld zijn; verwondering. En nu niets, het verlengde, grondbeginsel of tegenovergestelde van iets, maar veel mooier, dat weet ik nu. Niets op deze weg, behalve ik, behalve mijn ronddwalende ziel in mijn lichaam. Zo beindrukt deze weg mij.
Achter me de feestvierders met wie ik tot voor kort nog mee kon doen. Ze lopen niet meer achter mij aan, maar vieren feest op de plek waar ze nu zijn. En mij mist niemand, maar ze weten dan ook nog niets. Door mijn sokken heen voel ik het asfalt, voel ik de eentonigheid van een leven. Hoe je het ook wendt of keert, bij mij is er toch altijd een soort regelmaat in gekropen. Door iets wat ik niet weet, word ik, lopend over deze weg, uit mijn regelmatige leventje getrokken. Als water spoelt het langzaam van mijn lichaam af en het asfalt zuigt het op, om mijn leven daar en hier te vereeuwigen. Totdat alleen mijn lichaam nog overblijft, een nietszeggend lichaam. Het lichaam dat toch verder loopt en begint te piekeren over de oneindigheid van iets, van dit wegdek bijvoorbeeld. Oneindigheid bestaat niet in dit leven, dus hier zal ik het niet vinden, dat weet ik. Toch loop ik op een oneindigend wegdek en laat ik alles achter me. Nu pas besef ik dat je als mens geheel alleen op de wereld staat.
In tijdeenheden van seconden laat ik alles los en leer ik mezelf volledig kennen. Ik weet alles, ik weet wat er gebeurt, ik doe het zelf. Maar terug gaan om met behulp van deze informatie mijn leven te verbeteren, kan ik niet. Niet meer. Ik ben, zoals ze zeggen, al tever heen. Een vermoeide zucht uit mijn leven blaast mij verder dit pad op en welwillend zie ik mezelf doorlopen.
Waar het wegdek ophoudt, zie ik niet, ik ervaar het op een goed moment. Dat weet ik. Ik weet alles. In een paar seconden tijd mag ik een goddelijke kracht ervaren die ik eigenlijk mijn hele leven al bezat, maar dat nooit wilde geloven. En dan voel ik het ineens... Mijn lichaam heeft zich overgegeven aan de ogenschijnlijke oneindigheid en laat zich neervallen. Omgevallen door iets wat ik al niet meer weet, ligt ze daar. Door verstikking, verbranding, uitdroging of verdrinking ligt ze levenloos op het ruwe wegdek, maar tegelijkertijd wordt ik losgelaten en ervaar ik de absolute vrijheid. Ik zweef. Ik heb alle antwoorden voor de hand en word weer van mijn nieuwste ervaringen ontdaan. Ik zweef in het niets, mijn thuis. Het niets is prachtig. Het niets is iets dat ik niet kan beschrijven, je moet het zelf meemaken. Het voelt waanzinnig. Na een bepaalde tijdseenheid in bekrompenheid te hebben geleefd, gebonden te worden aan het begrip tijd, verloochent te worden door een menselijk verstand, ben ik vrij. Voor even, want klaar ben ik nog niet. Ik zweef door deze vrijheid totdat een nieuw lichaam me weer te pakken neemt. En dan begint dit spel weer van voor af aan.
__________________
...Catch me flying in your Sun...
|