Hey..
Ik moet voor school allerlei opdrachten maken die te maken hebben met gedichten. bij opdracht 2 (waar ik dus jullie hulp nodig heb..) ben ik nu gebleven en hoop dat jullie me kunnen helpen met het beantwoorden van een paar vragen.
Eerst het gedicht waar het om gaat (zet ook ff rijmschema erachter)
Tegenwoordigheid van geest (a)
En realisme in het kwadraat (b)
Vieren onverstoorbaar feest (a)
In een opgebroken straat (b)
Hoog en spijkerhard de hemel (a)
Met een blikkerende zon of (b)
zwart en laag in wilde wemel (a)
langs skeletten van beton (c)
Doorheen geloken luxaflexen (a)
Torenhoog de wooncomplexen (a)
Stapelen den einder dicht (b)
Posthistorisch versgezicht (a)
Rotterdam gehakt uit marmer (b)
Kant’lend in het tegenlicht (a)
Je moet als eerst de rijmschema's noemen voor zover ze erin zitten. In de 1e strofe zit duidelijk een gekruist rijm,alleen ik weet niet of er in de 2e,3e en 4e ook een rijmschema zit?????
De 2e vraag: Kun je ook alliteratie vinden? Zo ja, waar?
De 3e vraag: Zoek een vorm van personificatie in dit gedicht
De 4e vraag: Jules Deelder( de schrijver van t gedicht) gebruikt ook metaforen. Noteer er een en geef aan wat de werkelijkheid die weggelaten is en wat het beeld is.
De 5e vraag: Wat vind de schrijver volgens jou van het hedendaagse Rotterdam?
Ik hoop echt dat jullie mij kunnen helpen want ik moet dit morgen af hebben... Alvast bedankt!!
Kuzz
|