|
- - -
“Alsjeblieft, gefeliciteerd dan maar,” en hij duwde me een pakket in mijn handen. Het voelde niet zwaar, maar iets daarbinnen bewoog. Ik hoorde kleine nagels langs karton schrapen en een zacht gepiep. Ik schudde en het hield even op. Vragend keek ik Dirk aan. “Maak open dan! Wacht er trouwens maar niet te lang mee, want volgens mij is hij vrij luchtdicht ingepakt…”
“Luchtdicht?” vroeg ik. Hij knikte slechts en lachte naar het doosje met een enthousiasme dat mij zou moeten toebehoren. Ik scheurde het papier eraf en hoorde zenuwachtig getrippel in het doosje. Wat zou die malloot nu weer uitgevreten hebben.
Een onduidelijk dierenwinkeldoosje verscheen onder het pakpapier. Na een korte aanraking barste de bovenkant open en fladderde een psychotisch iets mijn gezicht in. Nagels krastten over mijn wang en ik mepte het in een reflex weg. Angstig vloog het beest naar de lamp waar het schichtig bleef zitten.
“Een kanarie,” stamelde ik.
“Nee, man… een grasparkiet! Hij is toch groen?”
“Je geeft mij een kanarie…” Ik werd nu boos.
“Nee, ik geef je een parkiet. Een grasparkiet. Is tof toch? Je kan niet zeggen dat je er al één had.”
“Nee, ik heb nog geen kanarie, dat klopt. Heb je er ooit over nagedacht dat dat misschien komt omdat ik geen kooi of wat dan ook voor zo’n beest heb?”
“Hm,…” krabde Dirk aan zijn kin, zijn domme vriendin lachend achter hem. “Als ik jou was, zou ik dat dan maar snel aanschaffen. Want een losse parkiet, dat is geen porem.”
Het was inderdaad geen porem. De rest van de visite, voornamelijk mijn kleine neefjes en nichtjes, vonden het eerst nog wel aandoenlijk om het beest een duizend angstdoden te zien sterven, maar na de zoveelste poep in de borrelnoten en veer in de koffie werd men het toch zat. Daar ik echt geen kooi of iets vergelijkbaars had, probeerde ik het beest weer in zijn kartonnen doos te doen. Met kleine stukjes appels, een tip van een Dirk die zich prima vermaakte met zijn hand in de trui van zijn vriendin, lokte ik het beest naar een hoge tafel. Van achter pakte ik het beest vast en met geweld smeet ik het de kartonnen doos in. Sommigen zeiden “Aaah,” maar ik wees er op dat er gaten in de doos gemaakt waren en dat na al die eeuwen dierenwinkel de meeste kanaries geëvolueerd waren naar beesten die het uitstekend konden doen in kartonnen dozen. De kinderen hingen aan mijn lippen, de ouders lachten en Dirk was een lul die vroeg om bier. “Oh, enne… het is een grasparkiet.”
Die avond haalde ik mijn besnavelde kwelgeest weer uit zijn doos. Ik had alle ramen gesloten en deuren dichtgedaan, zodat hij er niet vandoor zou gaan. Vreemd, want ik was hem liever kwijt dan rijk. Voorzichtig deed ik het klepje naar binnen en twee angstige kraaloogjes keken me aan. “Eigenlijk ben je best een lief beestje, kanarie,” mompelde ik. Ik probeerde hem met mijn vinger te aaien en plotseling zette hij zijn messcherpe snavel erin. Het beest sleurde ik mee naar buiten terwijl ik met een wapperende arm, kanarie er nog aan, door de kamer danste. De telefoon ging, de kanarie liet niet los en dus nam ik op met links.
“Ja, met Dirk. Een maat van me heeft nog een kooi voor je. Voor vijftig euro is hij van jou!”
“Nee, dank je. Dat klotebeest bijt net mijn handen er bijna af en morgen gaat hij weer terug!” Boos gooide ik de hoorn er weer op. Dat zou helemaal mooi zijn… krijg ik een cadeau, moet ik er verdomme nog vijftig euro bijleggen. Wat een lul was die Dirk ook. Het zou me niets verbazen als hij zelf die maat met die kooi was en dacht er zo af te komen. Leuke grap, hoor. Ik zag hem al lachend op de bank zitten, jonglerend met de borsten van zijn vriendin.
Ik herinnerde me dat er een kanarie aan mijn vinger hing. “Je bent een doorzettertje, beest. Maar morgen ga je maar ergens anders doorzetten. Ik moet je niet.” Ik pakte de pootjes van de kanarie en trok hem los van mijn hand. Ik deed hem terug in zijn doos en vouwde deze dicht. Nadat ik een pleister op mijn vinger gedaan had, rolde ik een halve meter plakband over het deksel van de doos. Ik had geen zin in bijtende psycho-kanaries in mijn bed.
De volgende dag was het benauwd warm. Ik genoot van het heerlijke weer en pas toen ik een appel at, schoot de kanarie me weer door het hoofd. In deze hitte was dat beest vast al lang gebraden. Ik pakte het doosje van de kast, schudde het door elkaar en hoorde gekras en gepiep. Dat zat nog wel snor. Ik deed het direct onder mijn snelbinder en fietste naar de dierenwinkel waar Dirk het monster vermoedelijk aangeschaft had.
De kenmerkende dierenwinkelgeur kwam me bij het opendoen van de deur tegemoet walmen. Een bel rinkelde en deed de winkelier verschijnen. Tussen de blubbende vissen, krijsende vogels en zakkende hondenvoeren wist ik me een weg naar de toonbank te banen. Met de daadkrachtige klap die hoorde bij een ontevreden klant, zette ik het verfomfaaide doosje neer. Binnen piepte het.
“Goedendag. Een grapjas deed mij gisteren een kanarie cadeau en ik vermoed dat hij hem hier gekocht heeft. Ik heb echter geen kooi en wil van het beest af. Ik kom hem dus terugbrengen.”
“Ah, een tweedehands kanarie! Wel, laat u hem dan maar eens zien.”
“Uhm… Ik maak het doosje liever niet open.”
“Maar meneer, dan kan ik toch niet zien of het wel om een kanarie gaat? Straks splitst u me een zwangere hamster in mijn maag! Dat is onze taak! Hup, open die doos.”
Met mijn korte nagels wist ik het plakband lost te maken. Het karton barstte als vanzelf open en de kanarie fladderde, via mijn gezicht, een hoek van de winkel in.
“Zo, da’s een enthousiaste! Maar… maar… het is helemaal geen kanarie?”
“Was is het dan, een zwangere hamster soms?”
“Neen, meneertje, het is een grasparkiet! Die kan niet van hier komen, beste man. Wij verkopen die dingen niet.”
“Niet? En wat is dat dan?” wees ik op een wand met kooien die tot de nok toe gevuld waren met grasparkieten.
“Dat zijn grasparkieten.”
“Ja, een enorme hoeveelheid.”
“Zeker, en dat komt omdat we ze niet verkopen! Uw vriend kan deze rakker dus onmogelijk bij ons gekocht hebben, dus kan ik hem ook niet terugnemen.”
“Niet terugnemen?”
“Sorry meneer. Ik kan u wel voor een zacht prijsje, laten we zeggen vijftig euro, een kooi verkopen. Dat is wat comfortabeler dan een kartonnen doos.”
“Nee hoor, dank u,” antwoordde ik, “zo’n doosje loopt comfortabel genoeg.”
Met moeite kreeg ik de kanarie weer in het doosje en boos liep ik de winkel uit.
Ik zat aan de tafel, de doos waarin het monster tegenover me. Wild gepiep en gekrabbel raasde door de doos. Misschien had ik niet de route met de klinkerweg moeten nemen. Misschien had ik hem ook wat eten moeten geven. Misschien moest ik me er maar gewoon bij neerleggen dat ik vanaf heden een trots kanariebezitter was. Ik pakte het doosje en schudde het heen en weer. Het gepiep was even stil en begon weer. Hé, dat was vermakelijk.
Ik pakte het met twee handen beet en schudde het nog even. Het beestje viel om en schoof heen en weer, paniekerig gepiep. Nog wat schudden, stil, schudden, stil… er zat ritme in! Ik stampte met mijn voet op de grond om de maat aan te geven, schudde de kanarie naar hartelust en floot de melodie. Dit swingde! Dit was geweldig!
Ik sprong op en stapte resoluut naar buiten. In de lage zomeravondzon liep ik over de straat en maakte enthousiast en met een glimlach mijn muziek. Al snel volgden meer mensen mij, aangestoken door mijn ritmische muziek. Uit het niets ontstond een lied.
Eerste couplet:
Kanarie, kanarie, kanarie.
Wat ben je me toch een klotebeest.
Kanarie, kanarie, kanarie.
Ik wilde dat je er was geweest.
Kanarie, kanarie, kanarie.
Ik wil je dus echt-ah totaal niet.
Kanarie, kanarie, kanarie.
Weet je,…
Je bent een bedroevend stuk verdriet,
Ook al ben je maar een gras – par – kiet!
Refrein:
Gras – par – kiet!
Kanarie, kanarie, kanarie.
Gras – par – kiet!
Kanarie, kanarie, kanarie.
Tweede couplet:
Grasparkiet, grasparkiet, grasparkiet
Wat doe je mij toch aan, lief beessie!
Grasparkiet, grasparkiet, grasparkiet
Dankzij jou heb ik toch een feessie!
Grasparkiet, grasparkiet, grasparkiet
Fladder at jij het ooit zo erg zout?
Grasparkiet, grasparkiet, grasparkiet
Weet je,...
Het laat me eigenlijk koud, koud, koud,
Zolang ik maar van je houd, houd, houd!
Refrein (twee keer).
Ramen sprongen open, deuren knalden uit hun posten. Overal stroomden mensen vandaan. Sommigen met muziekinstrumenten, andere met kleine doosjes waaruit ritmisch gepiep en geschuifel was te horen. Confetti fladderde door de straten, een vliegtuig trok feestelijke strepen door het luchtruim, een fanfarekorps kwam om de hoek en op ieder kruispunt toeterden de auto’s lachend.
De feestelijke stoet verdween aan de horizon in een warme, goudgele gloed.
- - -
LUH-3417
|