Registreer FAQ Ledenlijst Berichten van vandaag


Ga terug   Scholieren.com forum / Kunst & Cultuur / Verhalen & Gedichten
Topic gesloten
 
Topictools Zoek in deze topic
Oud 30-05-2009, 20:49
flyaway
Avatar van flyaway
flyaway is offline
Een Duik in het Verleden


Rustig, maar vastberaden liep de jonge landheer door de stille tuin van het klooster. Het was voorjaar; een kleurige verzameling exotische planten groeide langs het oude plaveisel. Hij wees zijn metgezel, een krachtig, adellijk heer die gestoken was in imponerende kledij, op een aantal uit Zuid-Spanje geïmporteerde orchideeën.
Uitgeput door de brandende zon nam het tweetal plaats op een bankje in de schaduw. Er werd weinig gesproken, hoogstens werd nogmaals de verbazing geuit over de voortreffelijke tuinierskunsten van de kloosterlingen. De landheer kon zich met moeite ervan weerhouden direct al te spreken over de reden van hun bezoek aan het klooster.
Eén van de hogere geestelijken voegde zich even later bij hen, en begeleidde hen richting de bibliotheek. Deze bevond zich aan de andere kant van het kloosterterrein, net buiten het zicht van de tuin. Het zag er uit als een klein armoedig optrekje, maar achter die stenen muren moest zich een schat aan informatie bevinden. Oude geschriften, herschreven en vertaald door knappe geestelijken, maar ook publiek werk als handelsregisters en stambomen maakten deel uit van de collectie.
De geestelijke keerde terug richting het klooster; blijkbaar hadden belangrijke lieden als graaf Jacob III Armagnac van La Marche en zijn metgezellen vrij toegang tot de bibliotheek. De man met de imponerende kledij stond aan het hoofd van één van de rijkste families in dit gedeelte van het land. Deze werd alom gerespecteerd, en zij genoot goede banden met de monarchie en de kerk. De graaf werd vergezeld door monsieur Leon Carignon, een landheer met een relatief kleine hoeveelheid horigen onder zich. Hij beschouwde zijn beschermelingen als zijn vrienden, en liet hen een aanzienlijk deel van de oogst voor zichzelf houden. Hij had immers zelf nog op het land gewerkt om zijn vader te helpen, toen die horige was. Zijn vader had voor zijn dood als één van de weinigen de kans gezien zelf een stukje land over te nemen, door slim ruilhandel te drijven met het kleine beetje oogst dat hij mocht houden. Het land, hoewel niet groot, was zeer goed gelegen en bijzonder vruchtbaar. De bijbehorende boeren aanbeden hun beschermheer; ze hadden gehoord dat andere horigen het vaak een stuk slechter hadden. De relatie tussen rijke families en kleine landheren werd veelal gekenmerkt door een open houding, hoewel er de laatste tijd wat spanningen ontstonden. Bovendien won de monarchie in deze tijd aan kracht, wat vaak ten koste ging van kleine landeigenaren.

Monsieur Carignon wierp een blik op zijn invloedrijke metgezel. Over hem gingen de geruchten, waar de familie zich overigens weinig aan stoorde, over en weer. Dan weer was de vrouw van de heer met een ander gezien, dan weer maakte de heer zich schuldig aan verwaarlozing van zijn horigen. Vaak was er niets van waar. Ondanks de aanhoudende geruchten genoot de familie Armagnac veel respect vanuit de omgeving, en vanuit heel Frankrijk. Monsieur Carignon keek op tegen de heer van afkomst, doch hij was vastberaden zich toe te eigenen waar hij recht op had.
-‘Ik weet zeker dat we ons geschil in volle eerlijkheid zullen oplossen,’ zei hij, toen ze voor de deuren van de bibliotheek stonden.
-‘Dat ben ik met u eens,’ antwoordde Armagnac, zoals gewoonlijk met een zeer nette, formele toon. ‘Een nietige zaak als deze behoort niet tot een eeuwigdurende twist te leiden. Desalniettemin is het belangrijk uit te zoeken wie de rechtmatige eigenaar is.’
-‘Na u,’ zei Carignon, terwijl hij een stap achteruit deed.

Monsieur Armagnac antwoordde niet. Hij liep met flinke passen door de reeds geopende deur de bibliotheek binnen. Door het contrast tussen de stralende zon en de slechts door wat olielampen verlichte bibliotheek tastte Carignon even in het duister. Armagnac daalde een stenen trapje af, Carignon volgde gestaag toen hij weer kon zien.
Voor hem strekte zich een lange, volgestouwde ruimte uit. Hoewel het een kleine streekbibliotheek betrof, die in het niet viel bij die in Parijs, was de hoeveelheid boeken haast duizelingwekkend. Hoewel zij uit vele blokboeken en handgeschreven werken bestond, bevatte de collectie al een aantal boeken dat vervaardigd was doormiddel van de handpers; een werktuig bestaande uit losse, gegoten letters waarmee kon worden gedrukt. Carignon had het geluk dat hij had leren lezen; niet veel mensen van zijn afkomst bezaten dat voorrecht.
-‘Kon de mens maar door de tijd reizen,’ zei hij, terwijl hij wat rondliep tussen de boekenkasten. ‘Dan konden we heel gemakkelijk ontdekken aan wie het stuk land toebehoort. En we zouden dingen kunnen veranderen, dingen die we anders zouden willen zien.’
Armagnac richtte zijn blik op Carignon, en keek even bedenkelijk.
-‘Dat zou inderdaad in ons voordeel kunnen werken. Helaas is dat onmogelijk.’
Monsieur Armagnac wendde zijn blik af en begon te struinen tussen de planken. Haast willekeurig pakte hij hier en daar een boek, bladerde er wat in, en zette het weer terug. Carignon voelde zich onzeker, liefst zou hij doormiddel van verstandig overleg en redenering tot een conclusie zijn gekomen. Feit was wel dat ergens tussen deze stoffige papierbundels de geschiedenis moest staan beschreven van een familie, die vlak naast het land van Carignon ooit een klein aantal acres (1 acre = 1/2hectare) had bezeten. Ook de grenzen van de provincie van Graaf Armagnac, La Marche, lagen niet ver van deze streek vandaan. Het stukje grond geraakte zonder landheer sinds de dood van de oude Drouillet, de laatste van zijn familie. De akkers lagen al lang dries, doordat niet werd besloten wie de rechtmatige eigenaar was. Vaak werd in een dergelijk geval het land toebedeeld aan de meest invloedrijke landheer, in dit geval Armagnac, of aan de monarchie. Het was ronduit opvallend dat de koning zich er vanaf het begin niet mee had bemoeid. Vermoedelijk lag het gebied te ver van het Franse territorium vandaan, waardoor de kosten hoger zouden zijn dan de baten. Koning Lodewijk XI had het bovendien naar verluid drukker met het inlijven van andere, grotere gebieden.
Armagnac was in eerste instantie ook niet erg happig geweest, en liet het land een tijd lang links liggen. Monsieur Carignon had natuurlijk maar al te graag gebruik gemaakt van het vruchtbare stuk grond, hij had hier echter aanvankelijk niet het personeel voor. Een aantal maanden verstreek voordat hij de mogelijkheid zag het land te bewerken, daartoe vroeg hij toestemming bij een magistraat. Vlak daarna gaf Monsieur Armagnac te kennen ook geïnteresseerd te zijn in het stuk land, wat tot een langdurige bureaucratische affaire leidde. De magistraat kwam er niet uit doordat al gauw duidelijk werd dat het een uitzonderlijke zaak betrof: doordat het stuk grond onderdeel uitmaakte van de erfenis van monsieur Drouillet bestond de kans dat de magistraat wettelijk gezien niet bevoegd was een toebedeling te maken. Als één van beide heren namelijk kon aantonen een band te hebben met de familie Drouillet, zou het land van hem zijn.

Monsieur Carignon had aangegeven dat dit voor hem het geval moest zijn. Zijn vader had hem ooit verteld over diens zuster, wiens zoon getrouwd moest zijn geweest met de dochter van de oude Drouillet. Bewijs van de band tussen een neef die hij niet had gekend en de landeigenaar was er echter niet. Mocht dit gevonden worden, dan was dat volgens de magistraat nog niet eens genoeg om het land toebedeeld te krijgen. Er moest namelijk sprake zijn van een echte verwantschap; het feit dat er een aangetrouwd verband tussen de families zou bestaan was niet voldoende.
Carignon verzamelde wat registers waarmee hij hoopte een begin te kunnen maken met zijn zoektocht naar het eigendomsrecht. De bibliotheek stond vol met gegevens uit de streek, maar niemand wist er het fijne van. Ook de kloosterlingen besteedden weinig aandacht aan dingen als eigendomsakten van kleine perceeltjes, stambomen van families van horigen of nietsbetekenende handelsovereenkomsten van landeigenaren met een paar acres.
Toevallig stuitte Carignon op een document over de familie van monsieur Armagnac, dat beschreef hoe deze een stuk land aan het Franse koninkrijk had verkocht. Het dateerde echter al van een tijd terug, waardoor Carignon er geen aandacht aan besteedde.
Een lange tijd bladerde de landheer door voor hem nietszeggende paperassen. Zuchtend gleed hij met zijn vingers over de planken, een flinke laag stof wegvegend. Ook monsieur Armagnac leek niets te kunnen vinden, hoewel hij wel een aantal dikke boeken apart naast zich had neergelegd.
Het verbaasde Carignon dat een man als Armagnac hier in een stoffige streekbibliotheek op zoek was naar gegevens waaruit zou blijken dat hij de eigenaar was van een aantal acres. Een man met zijn status had dat gemakkelijk voor hem kunnen laten doen, zo niet zou hij met zijn macht het stuk land simpelweg hebben kunnen innemen. Toch leek Armagnac de zaak op een eerlijke manier te willen beslechten, iets wat veel respect afdwong bij Carignon. Die had namelijk veel verhalen gehoord over rijke families, waaronder die van Lodewijk XI, die doormiddel van machtspelletjes, intriges en omkoperij hun gezag probeerden uit te breiden.
In de zoektocht kwam monsieur Carignon meer informatie tegen over de familie Armagnac dan over zijn eigen familie of die van Drouillet. Dat was natuurlijk te verklaren door de rijkdom en invloed van de familie; bij hen gebeurde meer. Ook in de geschriften werd een aantal van de geruchten genoemd, overgenomen uit gesprekken van alle dag.

Carignon vond na een tijd zoeken plotseling een lijst met familienamen van Drouillet. Hij had behalve een zoon inderdaad een dochter gehad. Hierop besloot Carignon op zoek te gaan naar informatie over haar dood. Het bleek al snel dat de familie van Drouillet niet in de eigen provincie, maar in één ten zuiden daarvan lag begraven.
Op het moment dat monsieur Carignon over deze informatie beschikte, besefte hij dat hij hiermee wellicht al de sleutel tot het eigendomsrecht had gevonden. Op welke deur hij deze moest gebruiken wist hij niet direct, maar het leidde hem wel tot een meer selecte afbakening van boekenkasten waarin hij zou moeten zoeken. Geestelijken waren zich in deze tijd reeds bewust van het belang van informatie en geschiedkunde; veel werken werden gekopieerd en in andere kloosters ondergebracht. Dat gold ook voor geschriften uit het klooster van de provincie waar de familie Drouillet begraven lag; er bevond zich al een aantal in het klooster in La Marche.
Carignon werd in zijn studie naar deze stukken onderbroken toen voor het eerst sinds de heren binnen de stille muren van de bibliotheek aan het lezen waren monsieur Armagnac het woord nam.
-‘Herinnert u zich de moord op een ambtsmagistraat, zo’n tien jaar geleden?’
Carignon keek een moment bedenkelijk.
-‘Ik geloof het wel ja.’
-‘De dader is nooit gevonden. Hier staat er iets over.’
Armagnac overhandigde een stukje van een opsporingsbericht dat door de kerk was verspreid. Het noemde de naam van de magistraat, de plaats van de moord en meer.
-‘Met alle respect monsieur Armagnac, maar wat heeft dit met het stuk land te maken?’
-‘Ik dacht dat u het wel interessant zou vinden om te lezen.’
-‘Jazeker, jazeker,’ stamelde Carignon. Hij wendde zijn blik weer op zijn eigen geschriften.
-‘Ik zoek verderop verder. Als u mij nodig heeft hoor ik het graag.’
De doffe tikken van de schoenen van monsieur Armagnac die naar het andere einde van het gangpad marcheerde klonken door de stilte extra hard.

Snel doorliep Carignon de titels die afkomstig waren uit het klooster van de naburige provincie. Hij stuitte op een rijke hoeveelheid geschriften uit de Griekse en Romeinse oudheid; werken waar geleerden, kunstenaars en geestelijken veel inspiratie uit hadden geput. Er stonden ook andere interessante geschriften waarvan Carignon het jammer vond dat hij geen tijd had om ze in te kijken. Na de zoveelste verhalen over grote steden als Parijs en over de kerk viel het oog van Carignon plotseling op een verslag van een monnik uit het andere klooster. Na wat gebedsteksten en liederen had de monnik verslag uitgebracht van de dag waarop de Drouillets waren gestorven. Een wat schurfterige vrouw had aangeklopt bij de poort van het klooster, ze was erg van streek geweest. Eén van de monniken wilde haar binnen laten, maar de vrouw stond erop dat de geestelijke haar zou volgen. Ze bracht hem naar de plaats van het onheil; een handelsroute een paar honderd meter verder. In het mulle zand had een boerenwagen gelegen, zonder spoor van het paard. De vier inzittenden hadden het ongeluk niet overleefd. De familie was, zo bleek uit de papieren die in de wagen lagen, op weg naar het zuiden van het land geweest om daar inkopen te doen. De kloosterlingen troffen de vrouw, zoon en dochter van Drouillet aan, de laatste vergezeld door haar man. Dit bleek inderdaad de neef van Carignon te zijn geweest.
De landheer besefte dat hiermee het huwelijk tussen de families was aangetoond, maar de directe verwantschap nog niet. In de hoop hier nog wat over te vinden las Carignon verder. Op het eerste gezicht leek het verslag ten einde te komen met de begrafenis van de verongelukten. Een aantal vertellingen later werd de vrouw die de monnik had gewaarschuwd echter weer vermeld. Een paar dagen na het ongeluk had ze weer bij het klooster aangeklopt, in hevig ontdane toestand. Het kind, dat ze uit de wagen had meegenomen om zelf te verzorgen, was ziek geworden. De verwarde vrouw had de geestelijke om vergiffenis gesmeekt, die dat maar had geschonken om er vanaf te zijn. Lucien Paien Carignon-Drouillet overleed een paar dagen later.

Hoewel Carignon liever had gehad dat zijn neef en diens familie nog leefden, was hij enthousiast over de snelheid waarmee hij de bewijzen had gevonden. Hij schoof zijn stoel naar achteren en stond op.
-‘Monsieur Armagnac, wij kunnen onze zoektocht, en daarmee onze twist, beëindigen. Ik heb de gegevens over de tragische dood van mijn neef en zijn familie gevonden.’
De nieuwe eigenaar van het land overhandigde de papieren aan Armagnac, die deze rustig doornam. Monsieur Carignon hield niet van wachten, maar bewaarde zijn geduld door in het speelse licht van een olielamp te turen. Minutenlang zaten de heren zwijgend tegenover elkaar; de stilte werd slechts verbroken door het geritsel van papier. Uiteindelijk legde Armagnac de bundel op tafel. Er verscheen een vriendelijke lach op zijn gezicht.
-‘De gegevens bewijzen inderdaad dat u de rechtmatige eigenaar bent van de grond. Gefeliciteerd.’
Carignon wist even niet wat hij moest zeggen. Hij had niet verwacht dat de welgestelde man de zaak zo simpel af zou doen. De heren keken elkaar afwachtend aan; geen van beide maakte aanstalten de bibliotheek te verlaten. Na een paar seconden nam Monsieur Armagnac de papierbundels die hij net had neergelegd weer in handen.
-‘Ik moet u bekennen, dat ook ik een kleine duik in het verleden heb genomen. Ik moest immers wat om handen hebben, terwijl u informatie opzocht over uw familie.’
-‘Dat spreekt voor zich,’ antwoordde Carignon.
-‘Ik liet u zo pas een opsporingsbericht zien, betreffende de moord op een magistraat, nietwaar?’
-‘Dat klopt.’
-‘Waarschijnlijk vindt u het wel interessant om er meer over te weten. Ik zal even wat voorlezen.’
-‘Gaat u gang.’
Monsieur Armagnac stond op en droeg een stukje voor, terwijl hij wat in de richting van het stenen trapje liep.
-‘“Tien jaar na de dood van de magistraat is dankzij een verklaring van een getuige alsnog bekend geworden wie de dader is geweest. De getuige heeft bij de huidige ambtsmagistraat officieel verklaard dat wijlen Augustin Carignon op de bewuste avond de moord heeft gepleegd.”’
Monsieur Carignon sperde zijn ogen wijd open. Een moment van overmacht deed hem geloven dat het echt waar was, dat zijn vader het echt had gedaan. Toen hij iets bij zinnen kwam drong het absurde van het verhaal tot hem door.
-‘Wie heeft dat geschreven? Daar is niets van waar.’
-‘Natuurlijk is het niet waar,’ antwoordde Armagnac gedecideerd. ‘Daar gaat het niet om. Als men het maar gelooft. De familie van een moordenaar heeft immers geen recht op land of andere eigendommen, nietwaar? Ook niet als het dat al bezat.’
Carignon besefte dat de man zijn verstand moest zijn verloren. Verbaasd en met stomheid geslagen probeerde hij een logica te ontdekken in de dingen die Armagnac net had gezegd.
-‘Dit document verklaart dat uw vader een crimineel is. Dat betekent dat het land van uw familie en het stuk dat u er net heeft bij gekregen, niet aan u toebehoort.’
Nog steeds wist Carignon geen woord uit te brengen. Hij wilde op zijn opponent aflopen, maar deze greep naar een scherp voorwerp in zijn kledij. Carignon zou geen kans maken.
-‘Ze zullen u niet geloven,’ zei deze. ‘Iedereen weet dat mijn vader een eerlijk man was.’
Er verscheen een glimlach op het gezicht van Armagnac. Hij reikte naar een olielamp en hield deze even naast zijn gezicht, alsof hij dit wilde verwarmen. Het volgende moment strekte hij zijn arm uit en werd het pad verlicht door een aanwakkerend vuur in één van de boekenkasten. Ook aan de andere kant laaide een vuur op, dat zich snel verspreidde over de planken. Monsieur Carignon deed een paar stappen achteruit.
-‘De geestelijken zullen de rook zien en direct hierheen komen. Wat denkt u hiermee te bereiken?’
-‘Het blijkt maar weer hoe handig het is als één van je ooms het klooster ingaat en een hoge geestelijke wordt. De lasterende verhalen op deze planken doen onze familienaam geen goed. Hij vond het niet erg even de andere kant op te kijken, als u begrijpt wat ik bedoel. Hoe denkt u trouwens dat we hier zijn gekomen, als niet-geestelijken?’
Monsieur Carignon keek naar het vuur dat zich steeds verder verspreidde, en moest steeds verder achteruit om het te ontwijken. Via een zijpad bereikte hij een andere rij kasten; aan de overzijde daarvan stond Armagnac. Deze bracht de olielamp weer voorzichtig richting een rij papierbundels.
-‘Waarom?’ vroeg Carignon, happend naar lucht.
-‘Mijn beste heer, dit is hoe het spelletje gespeeld wordt. De monarchie wint aan kracht, er is geen ontkomen meer aan. Iedereen met wat land loopt gevaar het kwijt te raken. De legerleiders van Lodewijk XI dragen slechts een klein deel bij aan de uitbreiding van het Franse koninkrijk. Die sluwe vos gebruikt vooral andere methodes: macht, intriges, verraad. En omkoperij. De helft van het land dat ik in mijn bezit weet te krijgen, gaat naar die vunzige man. Hij hoeft er niets voor te doen, en ik hoef niet bang te zijn dat hij zijn leger op me afstuurt om mijn land in te nemen. Een gunstige afspraak dacht ik zo.’
Monsieur Carignon bevond zich aan de kant van de vuurzee, waar die hem de weg naar het stenen trapje blokkeerde. Verblind door de rook en hevig snakkend naar lucht probeerde hij een manier te vinden om aan de andere kant te komen, maar de Graaf van La Marche zou hem dat verhinderen. Armagnac, aan de voor hem goede kant van het vuur, gooide een bundel geschriften over de vlammen. Het kwam terecht voor de voeten van Carignon.
-‘Lees dit nog maar even. Ik heb thuis genoeg exemplaren, gedrukt met gegoten letters; een prachtige nieuwe uitvinding! Monsieur Carignon, de geschiedenis bestaat uit dat wat men denkt dat er gebeurd is, niet uit wat er werkelijk heeft plaatsgevonden. Ik behoef niet door de tijd te reizen om haar te veranderen.’
Met die woorden draaide Graaf Jacob III van La Marche zich om en betrad hij het stenen trapje. De deur liet hij met een doffe klap achter zich in het slot vallen.

Snel graaide Carignon de papieren bij elkaar en hij waagde een sprong door het vuur. Een brandende pijn schoot door zijn gehele lichaam op het moment dat de vlammen hem raakten, maar hij bereikte de overkant. Strompelend beklom hij de stenen treden en hij ramde tegen de massief houten deur; er was geen beweging in te krijgen. Dodelijk vermoeid zakte de landheer door zijn knieën. Hij wierp een blik op het verslag in zijn met roet besmeurde handen.

“In de smeulende resten van de kloosterbibliotheek werd slechts het lichaam van een bewoner van de abdij gevonden. Naar verluid was hij daar om onbekende redenen in gezelschap van monsieur Leon Carignon. Na navraag bleek in de bibliotheek al eerder materiaal te zijn gevonden dat de familienaam Carignon verbindt aan een moord uit het verleden. Mogelijk is dit de reden dat de bibliotheek tot aan de grond toe is vernietigd. Van monsieur Carignon werd niets meer vernomen. – Kloosterbibliotheek te La Marche, opgericht 21 augustus 1315; verwoest 19 mei 1472.”
Advertentie
Topic gesloten


Regels voor berichten
Je mag geen nieuwe topics starten
Je mag niet reageren op berichten
Je mag geen bijlagen versturen
Je mag niet je berichten bewerken

BB code is Aan
Smileys zijn Aan
[IMG]-code is Aan
HTML-code is Uit

Spring naar

Soortgelijke topics
Forum Topic Reacties Laatste bericht
Verhalen & Gedichten [Poll] Verhalenwedstrijd - bespreking
flyaway
64 21-06-2009 10:39
Verhalen & Gedichten [Winnaar] Verhalenwedstrijd
flyaway
0 18-06-2009 17:15


Alle tijden zijn GMT +1. Het is nu 00:45.