|
Goed, hier dus.
Ik heb een hekel aan dialogen, dus dat telefoongesprek is niet echt mijn beste stukje ooit.
Maar goed, doen we nu niks meer aan.
***
Hij werd wakker van een hoop zonlicht, de gedachte aan de halve Roemeense maffia die waarschijnlijk op zijn kloten aan het jagen waren en een verschrikkelijke dorst. Zoals hij de afgelopen tien maanden had geleerd, was hij meteen klaarwakker. Hij bleef stil liggen, hoorde of zag niks bijzonders, nam aan dat het daarom wel goed zou zitten, en kwam overeind.
Goed gehoord. Niemand te bekennen, afgezien van een paar auto’s bij de benzinepomp aan de andere kant van de parkeerplaats en zijn passagier, die naar de benzinepomp liep.
Op de klok in het dashboard zag hij dat het kwart over negen was. Helemaal prima. Een uur de tijd om dat grietje uit te horen, en daarna alle tijd van de wereld om eens goed te praten met de chef. Dat zou een verdomd leuk gesprekje gaan worden.
Jack stapte de auto uit en twijfelde of hij het pistool onder zijn stoel vandaan zou halen om het mee te nemen. Hij besloot van niet, de benzinepomp, waar hij wat te eten wilde gaan halen, was nog geen tweehonderd meter ver. Als die klootzakken uit Roemenië hem in het kwartier dat hij weg zou zijn zouden vinden, was er vast wel iets te bedenken.
“Doe er ook maar een pak sigaretten bij,” zei Jack tegen de dikke, oude vrouw die achter de kassa zat. Toen ze hem dom en niet-begrijpend aankeek sloeg hij een arm om Marieke heen, die aan het betalen was. Hij was aangenaam verrast toen hij merkte dat het meisje zich zacht tegen hem aandrukte. De vrouw begreep hoe de vork in de steel zat, dat dacht ze tenminste, en legde het gevraagde pakje sigaretten bij de bestelling van Marieke. Jezus, dacht Jack geamuseerd, dat grietje heeft genoeg eten gekocht voor de rest van de maand.
Met allebei een tas in de hand liepen ze terug naar de auto, legden het meerendeel in de kofferbak en namen de rest mee naar een grasveldje aan de rand van de parkeerplaats. Ze praatten over niks bijzonders, hingen wat vage verhalen op over plaatsen waar ze waren geweest, en al die tijd had Jack moeite zijn aandacht erbij te houden. Hij bereidde zich voor op het gesprek met de chef, en hij had er totaal geen zin in.
“Luister, meid,” zei hij tegen Marieke, toen ze uitgegeten waren, “ik moet even bellen, en het bereik hier is om te janken. Ik denk dat ik gisternacht in het donker de grens van de beschaving overgereden ben zonder dat ik het doorhad. Ik zag net een telefoon in die winkel, dus ik probeer het daar even. Kun je je even een half uur zelf amuseren?”
Zonder al te veel op haar antwoord te letten liep Jack naar de benzinepomp toe. De dikke vrouw zat er nog, en in vloeiend Duits legde ze hem uit hoe de telefoon werkte. Overal anders, die krengen, dacht Jack.
Hij draaide het nummer, kreeg een of andere secretaresse aan de lijn, en maakte haar in drie woorden duidelijk dat hij geen zin had in geouwehoer en de baas wou spreken. En wel nu, verdomme.
“Goedemorgen Jack, waarmee kan ik je van dienst zijn? Wat een eer, dat jij belt,” klonk de zoals gewoonlijk gemaakt opgewekte stem aan de andere kant.
“Even geen grapjes vriend, gewoon even je kop houden en luisteren, als dat kan,” in tegenstelling tot zijn baas, die in het Duits had opgenomen, sprak Jack nu Nederlands.
“Doe jij godverdomme eens even nor...Jack, waarom praat je geen Duits, verdammt?”
“Luister vriend, we doen dit gewoon even in het Nederlands. De muren hebben oren, zeg jij altijd, en ik kan zogezegd geen een kloterige muur meer zien.
Wat heb jij gehoord over die klerezooi in Roemenië?”
“Roeme...klerewát?” De chef had blijkbaar nog niks gehoord. Des te beter, vond Jack.
“Dat dacht ik verdomme al, ja. Ga zitten, hou je klep en luister,” hij ging te ver, door zo tegen de baas te praten, maar dat maakte niks uit. Jack had een pesthumeur.
“Roemenie, ja, die kutklus die je me in Brasov te doen gaf, weet je nog. Nou, dat is één hele grote kutzooi geworden. Die maatjes van je, die Radu en die klootzak van een Valeriu, die vonden het dus nodig om voor zichzelf te gaan beginnen, als je begrijpt wat ik bedoel.”
“Voor zichzelf...wass?”
“Oh, verdomme. Voor zichzelf, ja. De hele mieterse bende verlinken aan die boerenkinkels daar. Onze plannen verpatsen voor een zooi luizige Roebels, of waarmee ze daar ook lappen.”
“En Stefan und Anton? Sinds sie auch...”
“Ja, die ook ja. Die hele club kloothommels van je, allemaal overgelopen. Iedereen, begrijp dat dan , verdomme.”
“Is er iets uitgelekt,” vroeg de baas, die duidelijk niet op verraad had gerekend.
“Nee, maar dat scheelde niet veel. Ik heb de hele troep kunnen afmaken. Een grote klerebende, dat is het geworden. En nu zit..”
“Afmaken..”, werd Jack onderbroken, “je bedoelt..”
“Je begrijpt verdomd goed wat ik bedoel, vriend. Afmaken, exekutiert, abgemacht of wat je ook wilt. Ik ben bang dat ik nu het complete circus uit Barsov achter m’n kont aan heb, en ik ben het godverdommes zat aan het worden.”
“Nee, nu moet je even goed luisteren,” Jack schreeuwde bijna, toen hij opnieuw werd onderbroken. De vrouw achter de kassa keek even verstoord op, en las toen weer verder in het krantje wat ze vasthad.
“Ik zit nu in Hongarije, en ik ben van plan er even te blijven. Ik ben het sowieso allemaal even goed zat. Die volgevreten pad die jij zonodig wil uitkleden blijft nog wel even zitten, dus dat geeft niet veel.
Ik zoek hier een hotel op, ga drie dagen alleen maar slapen, en in de tussentijd zorg jij dat ik weer gewoon m’n kop kan laten zien in Barsov. Ik heb er nog zat te doen, en ik heb geen zin in gezeik met die maffioso’s daar. Wat denk je ervan?”
De baas dacht er niks van. Zoals Jack al had gehoopt, had hij hem kunnen overrompelen en er vervolgens zijn eigen voordeel uit halen. Ze spraken af om over vier dagen weer contact met elkaar te zoeken, waarna Jack ophing. Toen hij de winkel uitwas stak hij een sigaret op en keek tevreden om zich heen. Vier dagen vrij. Het leven was zo slecht nog niet. Helemaal niet slecht.
|