. International trends of the 1920s.
- De tegenstellingen van de oorlog verdwenen. Europese landen konden niet concurreren met het grote, succesvolle Amerika. De frans-duitse Aubert-Ufa deal hield in dat er Europese films gemaakt moesten worden, dus gezamenlijk. Er kwamen een aantal coproducties. Maar de meeste hadden geen succes, omdat ze de Amerikanen imiteerden. Van Duitsland, Frankrijk en Engeland was vaak meer dan de helft van de uitgebrachte films afkomstig uit de VS. Toen er in 1929 geluid kwam, werden nationale films weer populair, omdat de voorkeur uitging naar een eigen taal. Ook sloeg de depressie in Europa toe. In de jaren ’30 nam de filmproductie af, maar sommige effecten waren nog te zien.
- Stijlinvloeden wisselden elkaar uit door de verschillende landen.
- Carl Dreyer was een belangrijke regisseur in Europa. Hij maakt een van de beste internationale films ‘The Passion of Joan of Arc’(1928).
- buiten deze stijlen was er ook experimentele film. Filmers waren beïnvloed door het Kubisme, abstracte kunst, Futurisme, Dadaïsme en Surrealisme. Maar de jonge filmmakers dachten echter een nieuwe filmstijl uit te vinden in een non-commerciële, alternatieve cinema. Rond 1910 werd abstracte animatie ook een trend. Hans Richter was een bekende expressionist uit Duitsland en sloot zich aan bij een dadaïstische beweging in Zwitserland. Samen met Eggeling maakte hij een soort ‘visuele muziek’. Ruttman was de eerste die een abstracte film maakte. Richter ging ondertussen door met film maken. Hun successen vervaagden bij de komst van het geluid.
- Dadaïstische films kwamen op in de jaren ’15 als een gevolg van het betekenisloze verlies van leven in de WO I. Ze waren gefascineerd door collages met allerlei objecten die niets met elkaar te maken hadden. Tzara, Ray, Picabia, Duchamp en Richter behoorden tot de bekendste kunstenaars. Het dadaïsme was wel over rond 1922, de meeste kunstenaars stapten over op het surrealisme.
- het surrealisme had veel overeenkomsten met het dadaïsme. Alleen ging dit niet over dromen en het onbewuste, maar het overzetten daarvan in het visuele. Belangrijke surrealisten waren Ernst, Dalí, Miró en Klee. Ook Man Ray, Dulac, Bunuel etc.. Rond 1930 hield de stroming op. Wel was de invloed goed te merken na de WO II.
- Cinema Pur was het gebruik van allerdaagse objecten in een ritmische montage (1924).
- de City Symfonie was een gemixte documentaire-experimentele film.
- In de Sovjetunie was het documentairemaken het belangrijkst.