Oud 20-11-2003, 21:23
alu_aapi
Avatar van alu_aapi
alu_aapi is offline
dit s een vaag verhaal, vind ik dan, maar goed. je moet zelf maar zeggen wat je er van vindt, kheb t gemaakt in de eerste, tijd geleden

Droom of werkelijkheid?

Jasmijn liep op de hoge rotsen, boven de kolkende zee. Ze kwam van hockey, en liep nu langs het kerkhof. De wind speelde met haar kastanjebruine haren. De wind deed pijn in haar mooie groenblauwe ogen. Aan het einde van de weg was haar huis, op zo’n tweehonderd meter afstand. Haar huis was aan de rand van het bos. Nu, net na negen, was het niet meer dan een vlek die nauwelijks afstak tegen de rest van de bijna zwarte lucht. Het enige licht was het zachte schijnsel van de bijna onzichtbare maan. De wind ruiste zachtjes. Woesj, woesj. Het leek een beetje op een zachte stem. Het geluid veranderde steeds meer. Na een minuut of twee stond ze even stil om beter te luisteren. Nu hoorde ze toch steeds duidelijker een stem. Opeens wist ze het zeker. “Help, help,” klonk het zachtjes. Ze keek over de rand van de klif, en schrok. Ze zag iets bewegen. Ze boog zich nog verder voorover. De wind waaide steeds harder. Ze was zo geconcentreerd aan het kijken, dat ze de voetstappen achter haar niet hoorde. Ze hoorde ook niet dat de voetstappen steeds meer haar richting opkwamen. Ze merkte pas iets, toen ze twee handen op haar rug voelde. Te laat. Één gil, en het was voorbij.

Badend in het zweet werd Jasmijn wakker. Ze lag op de grond naast haar bed. De wekker ging. Zeven uur, dacht ze automatisch. Nog een beetje in de war van haar rare droom liep ze naar de badkamer. Ze knalde met haar hoofd tegen de deur aan. Au, dat doet pijn! Wie is er dan ook zo stom om eerst naar binnen te willen lopen en dan pas de deur open te doen. Ja hoor, echt iets voor haar.

Iets te laat kwam ze beneden.
“Hoi mam.”
“Goedemorgen, lekker geslapen?” vroeg ma lekker standaard.
“Hm, ja, best wel.” Quasi-verbaasd vroeg Jasmijn “Hoezo?”.
“Je ziet zo wit!”
“Komt door de zeep, nooit geweten dat hij afgeeft?” antwoordde Jasmijn een beetje te melig.
Ze ging zitten aan de tafel en deed er natuurlijk weer een kwartier over om haar boterhammen te smeren. Ze ‘vergat’ haar ontbijt zoals gewoonlijk weer.

Op de fiets dacht ze nog na over haar droom. De wind wapperde door haar kastanjebruine haren. Ze had niet vaak van die duidelijke dromen. Nu vaker dan vroeger. Zou hij iets kunnen betekenen? Ze vond het een beetje eng, en zette het onderwerp van haar af. In plaats daarvan begon ze luid te zingen. Iemand fietste voorbij. Shit, als hij haar maar niet gehoord had! Ze leek hem te kennen. O nee, dat kon er ook nog wel bij. De leider van de bende, Mike, die haar grijnsend aankeek. Er zat nog meer gel in zijn bruine haar dan anders.
“Zo, kleintje, heb je poen bij je?” Hij sneed Jasmijn de weg af. Er kwam nog een fietser langs. Ze probeerde weer op haar fiets te stappen, maar hij hield haar vast.
“Niet zo snel, eerst nog even wat regelen.” Hij begon haar uit te schelden en hield zijn wekelijkse preek met wat ze altijd verkeerd doet. Jasmijn, die normaal bang van hém was, zag iets raars. Ze lette niet meer op het gescheld, maar op het vage licht om Mike heen. Het was voor het grootste deel witgeel, maar er zaten ook gaten en rode vlekken in. Wat was dat? Was ze aan het hallucineren? Mike haalde haar uit haar gedachten.
“Betaal je nog of hoe zit dat?! Ik heb geen uren de tijd!” zei Mike ongeduldig. Gedachteloos pakte Jasmijn haar portemonnee en haalde er tien euro uit. Mike was even verbaasd, normaal was ze zo bang voor hem dat ze niet eens haar portemonnee open kreeg, maar nu pakte ze zonder te protesteren geld, en wel tien euro! Lang dacht hij er niet over na, het ging hem tenslotte om het geld. Jasmijn had pas door wat er precies gebeurd was toen Mike al lang uit het zicht was. Wat was er toch met haar, zou het door de droom komen, of werd ze langzamerhand gek ofzo? Haar weinige vrienden zouden haar uitlachen als ze hoorden dat ze bij een psycholoog langsging, of nog erger, een psychiater! Hoewel, bij dat laatste zou ze het niet merken, dan zag ze vogels blaffen en koeien vliegen of iets dergelijks. Ze keek op haar horloge. Nog twee minuten voor de bel ging! Ze racete naar school.

Voor de school stond ze stil. Ze voelde zich duizelig. Wat zag de school er raar uit! Nu zag ze het nog beter. Hij was afgebrand! Zag ze het echt wel goed? Vaag zag ze een paar brandweerauto’s rijden, en enige leraren die aan het praten waren met een brandweerlied. Een paar meter naast haar zag ze de directeur staan, die helemaal overstuur was. Hij leunde tegen een paaltje. De boom die altijd zo mooi bloeide was nu verdord en aangetast door de rook. Het werd steeds mistiger. Na een paar seconden zag ze de verdrietige directeur niet meer en een kleine minuut later zag ze geen hand meer voor ogen.

Toen de mist eindelijk optrok lag ze op bed. Ze was thuis. Ze keek om zich heen. Haar moeder zat naast haar met een bezorgd gezicht.
“Ben je weer wakker?” vroeg haar moeder.
“Ik denk het wel. Wat is er gebeurd?” Opeens zag Jasmijn weer dat rare licht om haar moeder heen stralen. Het was nu meer groen dan wit. Opeens voelde ze iets in haar voet. Het voelde alsof ze hem gekneusd had. Op de een of andere manier wist ze dat het haar eigen voet niet was.
“Je bent gevallen, iemand zag je liggen. Je was gevallen met je fiets of zoiets. Je was bewusteloos.”
“Heb je iets verkeerds met je voet gedaan?” Ze zei het opeens, ze schrok er zelf van.
“Hoezo? Ik heb elke dinsdag atletiek, en heb hem alleen gekneusd. Meer niet.”
“Nee, laat maar.”
“Zeg het maar gewoon.”
“Ik voelde dat gewoon.”
“Hm, vaag.” Jasmijn veranderde snel van onderwerp.
“Eh, heb je de school gezien? Erg hè?”
“Wat is er dan?”
“Heb je niet gezien dat hij afgebrand is?” Was ze dan zo bezorgd dat ze dat niet gezien heeft?
“Ik weet niet wat je bedoeld. De directeur belde vanuit zijn kamer, dat kan toch niet vanuit een afgebrande school? Je zal wel gedroomd hebben.”
“Ja, dat zal wel.” Toch was ze er niet helemaal zeker van, alles had ze zo vreselijk duidelijk gezien, tot de mist dan.
“Ik ga denk ik even slapen.” zei Jasmijn.
“Dat lijkt me een goed idee. Je doet zo vaag, volgens mij heb je iets raars gedroomd.
“Ja, kan wel,”zei Jasmijn afwezig.
“Welterusten.” Jasmijn kreeg een kus, en voor dat het licht uit was sliep ze al.

Jasmijn liep door het park. Daar stond een man, helemaal in het wit gekleed. Hij stond onder een mooi bloeiende boom. Ze moest gewoon stilstaan om te blijven kijken. Hij was zo sneeuwwit! Als zij een witte broek aandeed, was hij aan het einde van de dag grijs. De man leek niet echt te lopen, hij zweefde meer. Hij kwam op haar af. Zijn gezicht kon ze niet zien. Ze deed een paar stappen naar achteren. De man stak een hand op, als teken dat ze niet bang hoefde te zijn. Hij zei: “Wees niet bang, kind, ik ben gekomen om je iets te vertellen. Je moet naar een leraar toe gaan die je daarvoor geschikt vind, om uit te vinden wat je hebt. Ik zal je iets geven wat je toebehoort. Hier.” Hij gaf haar een papier. En weer kwam de mist.

Zwetend werd Jasmijn weer wakker. Ze voelde iets raars. In haar hand had ze een papier. Hoe kan dat? O, dat is de brief die de witte man haar gaf! Ze las hem:


Beste Jasmijn,

Ik wilde je het niet in je droom vertellen omdat je het dan misschien niet zou geloven. Ik heet Peter en kan in je gedachten komen. Ik ben een geest, al zo’n tweehonderd jaar, en help mensen zoals jij. Ga naar je leraar geschiedenis, die is hierin geïnteresseerd. Ik vertel je één ding: jouw visioenen, zoals je had met de school, kunnen uitkomen.
Peter.

Jasmijn stopte de brief onder haar hoofdkussen en sliep in.

Een kwartier te vroeg was Jasmijn op school. Ze moest denken aan de eerste dag op school. Meneer Dommels zou hun mentor zijn. Iedereen verwachtte zo’n saaie duffe man, zoals je je kan voorstellen bij een vak als geschiedenis. Zo’n man in een zwart-grijs pak en een bruin koffertje. Toen hij binnen kwam hing ieders mond op de grond. Daar stond een man van rond de dertig, in een leren pak en een te grote sporttas om zijn arm. Dit hadden ze nooit verwacht. De eerste les had iedereen geboeid geluisterd, maar in een van die lessen daarna zei Lieke, Jasmijn’s vriendin, tegen haar: “Nog één zo’n saai verhaal over Lodewijk de zoveelste, en ik dommel in slaap.” Jasmijn kon maar net haar lachen inhouden.

Bij de gedachte aan die dag, moest Jasmijn nog steeds lachen.
Ze liep regelrecht naar de geschiedenisleraar.
“Meneer Dommels?”
“Ja Jasmijn?”
“Eh, ik, ehm,…”
“Ga even rustig zitten.” Jasmijn ging zitten.
“Ik zal bij het begin beginnen.” Ze keek hem recht in zijn grote groene ogen en begon haar verhaal. Jasmijn vertelde over de dromen, het rare licht om mensen heen, de pijn in haar enkel en de afgebrande school. Ze liet de brief zien en vertelde over de witte man. Zo was ze wel een half uur aan het woord, zonder te merken dat ze al veel te laat was voor haar les. Toen ze op haar horloge keek wilde ze opstaan en naar de les toe gaan.
“Nee, blijf maar zitten,” zei de leraar vriendelijk. “Dat is heel wat. Ik heb een idee. Wij gaan nu naar een persoon toe die er meer van weet. Ik meld ons wel af, ga alvast maar naar buiten.

Ze reden in de auto. Weer werd Jasmijn duizelig. Ze zag een rode gloed om haar leraar.
“Meneer, ik zie een rode gloed om u heen.”
“Wat zou dat betekenen? Dat vragen we straks die meneer.”
“Ik ben bang.”
“Waarom?”
“Het is allemaal zo… griezelig!”
“Ik snap het best, maar die meneer gaat je daar mee helpen. Hij heet Kees. Hij leert je het beter begrijpen.”
“Ok.”

Ze stonden voor een rode deur. Meneer Dommels drukte op de bel. Er werd opengedaan. Daar stond een man met een blauwe broek aan en een geruite trui. Hij zag er vriendelijk uit. Zijn blonde haar stak wit af tegen zijn bruine gezicht. Zijn kleine bruine ogen stonden dicht bij elkaar. Hij stak zijn hand uit, en stelde zich voor.
“Hallo, ik ben meneer Chrinsknovich. Zeg maar Hensch. Ik zie dat jullie honger hebben. Kom binnen, dan krijg je een koekje en wat thee ofzo. Zeg maar wat. Wat wil jij, Jasmijn?” Jasmijn’s mond hing open van verbazing. Ze had veel meegemaakt, maar zoiets?! Hoe wist hij dat ze honger had, en haar naam?!
“Ja, schrik maar niet, ik heb ook een soort gave. Maar kom binnen.”

Ze liepen naar binnen. Het was een gezellige huiskamer. Er stonden twee rode banken en een paar planten. Het vloerkleed was lichtroze. Er stonden zo’n vijf boekenkasten, als het er niet meer waren.
“Ga zitten,” zei Hensch Chrinsknovich vriendelijk. Zelf plofte hij neer in een luie stoel. Jasmijn ging voorzichtig op de bank zitten, en meneer Dommels zakte naast haar neer.
“Zo, jij hebt wat rare visioenen en aura’s gezien, is ’t niet?” Kees keek Jasmijn aan. Jasmijn probeerde haar verbaasdheid te verbergen en knikte. “Ik ga je helpen met die dingen. Op jouw leeftijd heb je veel fantasie en hoeven niet alle visoenen waar te zijn.” Jasmijn keek op haar horloge, twaalf uur al! “Je hebt vast wel een geest ontmoet, iemand als… Peter?” Peter antwoordde: “Zeg maar ja, en hoe je mij hebt leren kennen.” Jasmijn schrok een beetje, dit was de eerste keer dat hij tegen haar sprak.
“Ja, in een droom kwam ik hem tegen.” Ze gaf de brief aan hem. Hij las hem even, en zei: “We rijden even naar het kerkhof hier in de buurt, dat ken je vast wel.”

Het hek kraakte toen ze naar binnen liepen. De lucht was er erg vochtig. Rijen, rijen en nog eens rijen graven lagen er. Overal ratten. Duizenden kruizen. Honderden verdorde bloemen. Tien halfdode bomen verspreid over het veld. En nu drie mensen. Ze liepen langs een paar rijen zonder iets te zeggen. Weer schrok Jasmijn toen Peter iets zei: “Ga drie rijen verder. Nu naar rechts. Ja. En nu daarheen. Kijk daar eens.” Jasmijn volgde de aanwijzingen op en de rest volgde haar. Ze keken op de grafsteen: ‘Peter, onze geliefde echtgenoot en vader.’ Jasmijn moest een beetje lachen toen ze Peter hoorde snuffen. Het was ook allemaal zo raar.

Elke week ging Jasmijn stiekem naar Hensch toe. Jaren gingen voorbij. Steeds meer leerde ze. Elke week een stapje verder.

Op een dag liep ze naar huis. Ze was inmiddels twintig jaar. Ze kwam net van meneer Chrenschknovich. vandaan. Het was een best koude avond. Jasmijn liep op de hoge rotsen, boven de kolkende zee. en liep nu langs het kerkhof. Aan het einde van de weg was haar huis, op zo’n tweehonderd meter afstand. Haar huis was aan de rand van het bos. Nu, net na negen, was het niet meer dan een vlek die nauwelijks afstak tegen de rest van de bijna zwarte lucht. Het enige licht was het zachte schijnsel van de bijna onzichtbare maan. De wind ruiste zachtjes. Woesj, woesj. Het leek een beetje op een zachte stem. Het kwam haar erg bekend voor allemaal. Het geluid veranderde steeds meer. Na een minuut of twee stond ze even stil om beter te luisteren. Nu hoorde ze toch steeds duidelijker een stem. Opeens wist ze het zeker. “Help, help,” klonk het zachtjes. Ze keek over de rand van de klif, en schrok. Ze zag iets bewegen. Ze boog zich nog verder voorover. De wind waaide steeds harder. Ze was zo geconcentreerd aan het kijken, dat ze de voetstappen achter haar niet hoorde. Ze hoorde ook niet dat de voetstappen steeds meer haar richting opkwamen. Ze merkte pas iets, toen ze twee handen op haar rug voelde. Te laat. Één gil, en het was voorbij.

doeidoei
alu_aapi
__________________
leraren zijn eng; ik word eng
Met citaat reageren
Advertentie
Reageren

Topictools Zoek in deze topic
Zoek in deze topic:

Geavanceerd zoeken

Regels voor berichten
Je mag geen nieuwe topics starten
Je mag niet reageren op berichten
Je mag geen bijlagen versturen
Je mag niet je berichten bewerken

BB code is Aan
Smileys zijn Aan
[IMG]-code is Aan
HTML-code is Uit

Spring naar

Soortgelijke topics
Forum Topic Reacties Laatste bericht
Verhalen & Gedichten Het Sleutelgat... (verhaal)
Cathinca
10 27-04-2006 19:37
Verhalen & Gedichten Ik ben Plato, de opper a-seksuele mens (verhaal)
Verwijderd
226 27-11-2005 11:00
Verhalen & Gedichten [Verhaal] Gootsteenontstopper
Verwijderd
10 13-12-2004 14:35
Verhalen & Gedichten [Verhaal] verloren tss liefde en vrijheid
*nerwen elensar
28 15-08-2004 20:35
Verhalen & Gedichten Verhaal: Droom
Verwijderd
7 12-01-2004 00:15
Verhalen & Gedichten [Verhaal} Planet of the Ducks (part IV)
weetikveel
7 01-07-2003 15:14


Alle tijden zijn GMT +1. Het is nu 18:26.