Wat achtergrond informatie rondom het Sinterklaasfeest
Volgens de historici zijn er twee Nicolazen geweest. De een zou bisschop van Myra zijn geweest, en de ander abt van Sion en later bisschop van Pinara in Lycië. Hun levensbeschrijvingen, van Griekse oorsprong, zouden zijn samengevoegd en daaraan zouden in loop van de tijd in West-Europa verscheidene legenden zijn toegevoegd, waardoor het lastig is waarheid van verdichtsel te onderscheiden. Er zijn in ieder geval redelijk overtuigende gegevens om aan te nemen dat er in de vierde eeuw een bisschop van Myra moet hebben bestaan. Hij zou op wonderbaarlijke wijze tot bisschop zijn aangewezen en ooit, toen hij iemand een klap had gegeven en uit zijn functie was gezet, zou hij door toedoen van Jezus en Maria zijn ambt hebben herkregen.
Zeelieden vertellen hoe hij hen bij noodweer verscheen en advies gaf; hij werd de patroon van de zeelieden. Hij toverde voedsel tevoorschijn tijdens een hongersnood in Lycië, verschafte een noodlijdende edelman drie bruidsschatten voor zijn dochters en werd zo de beschermheilige van ongehuwde meisjes. Hij verscheen in een droom aan keizer Constantijn en beval hem drie tribunen vrij te laten die ten onrechte van verraad werden beschuldigd. Het bekendst wellicht zijn de legenden waarin Nicolaas kinderen te hulp snelt. Zo spoort hij het ontvoerde en verkochte jongetje Basilio op en bezorgt hem bij zijn ouders terug. Hij redt een gekookte baby: een moeder laat haar kind in het bad op het vuur staan om naar de installatie van de bisschop van Myra - Nicolaas zelf - te gaan kijken. Als ze terugkomt is er met de baby niets aan de hand: terwijl het water staat te borrelen zit hij kraaiend in zijn badje. En dan het smeuïge verhaal van de drie studenten die op weg naar huis onderdak vragen bij een herberg. De herbergier en zijn vrouw denken dat de jongens veel geld bij zich hebben en vermoorden hen. Omdat ze met de lijken toch ergens heen moeten, maken ze er gepekeld vlees van. De volgende dag (of, volgens een ander verhaal, zeven jaar later) komt er een oude man (Sint Nicolaas natuurlijk) aan de deur die het vlees krijgt voorgezet en onmiddellijk merkt dat er iets mee loos is. Hij tovert de jongens weer springlevend en de waard en zijn vrouw bekeren zich tot het christendom.
Vooral om deze verhalen wordt Nicolaas de beschermer van kinderen.
Eerst werd de heilige Nicolaas alleen in het oosten vereerd, in 1222 besliste het Concilie van 0xford dat de naamdag van Nicolaas tot de belangrijkste kerkelijke feestdagen gerekend moet worden. Zijn gebeente was in 1087 van Myra overgebracht naar de havenstad Bari (Zuid-Italië) en talloze kruisvaarders bezochten dit graf. In de bisschopsstad Utrecht was 6 december al eerder een officiële feestdag, Vier arme kinderen kregen daar jaarlijks hun schoentje gevuld met geld. In vele andere steden deelde het stadsbestuur of een liefdadige instelling brood aan de armen uit. Amsterdam koos Nicolaas tot schutspatroon en aan het IJ, dicht bij de plek waar vroeger de schepen aan- en afmeerden, staat de Sint-Nicolaaskerk. Hij werd vereerd door zeelieden en na Spanje kwam die verering naar Nederland.
De plaats die hij in de middeleeuwen en daarna als heilige innam, benaderde die van Maria. Het volksgebruik waarbij Nicolaas op de avond vóór zijn feestdag kinderen bezoekt en beloont met geschenken (of straft met de roe) zou uit de dertiende eeuw stammen. Zijn knecht is de duivel die hij aan zich heeft onderworpen; vroeger droeg hij dan ook rammelende kettingen om zijn benen. De witte schimmel was in de middeleeuwen als vervoermiddel te vergelijken met de witte Rolls Royce waarmee een beroemdheid of overwinnende sportclub nu wordt ingehaald. Zijn geschenken gooit de goedheiligman door de schoorsteen. Door deze verbinding met de buitenwereld zouden over het algemeen geesten en andere geheimzinnige zaken het huis binnenkomen. Bovendien verwijst deze gewoonte naar de buidels met geld die hij als bruidsschatten naar binnen wierp. Het schoen zetten zou te maken hebben met de symbolische betekenis van schoeisel: iemands schoenen losmaken of aantrekken geeft onderworpenheid aan. Als je zelf blootsvoets bent, geef je aan datje iemands mindere bent. Als kinderen hun schoen zetten, wat ze al in de zestiende eeuw gedaan schijnen te hebben, tonen ze daarmee eerbied voor Sinterklaas. De wortel, het brood, hooi en stro en eventueel water lijken realistische gaven voor het paard. Hij komt met zijn schip uit Spanje omdat daar een overvloed aan rijkdom was, of, volgens anderen, omdat de graanschepen voor Myra toen daar hongersnood heerste ook uit Spanje kwamen.
Volgens een andere lezing zou de sinterklaasviering te maken hebben met de Wodanfeesten die de Germanen rond die tijd werden. Ook Wodan zou op een schimmel hebben gereden, door de lucht, hij zou een lange witte baard hebben gehad en had een soort knecht bij zich die noten en erwten strooide (net als rijstkorrels bij een huwelijk: vruchtbaarheidssymbolen). Op het land zou men een schoof hebben neergezet voor het paard. Deze lezing hoeft niet met de eerste in strijd te zijn. Misschien is er, ook al is de 'echte' Sint Nicolaas uit het oosten afkomstig, sprake van vermenging.
Er wordt ook gewezen op de kinderbisschop die op Onnozele kinderen (28 december) optrad.
Als gevolg van het calvinisme moest in de zestiende, zeventiende eeuw ook het sinterklaasfeest verdwijnen, maar dat is niet gelukt. Het had zich vanuit de kloosterscholen inmiddels al verplaatst naar de familiekring. Ook de protestanten hielden eraan vast en beschouwden het blijkbaar dusdanig als familiefeest dat het roomse karakter er niet toe deed. Maar of het ook altijd zo gezellig was? Op het bekende schilderij van Jan Steen zien we een jongen die er niet vrolijk uitziet; hij heeft een roe (of gard) in zijn schoen gevonden, en er bestaan nogal wat andere afbeeldingen die de sfeer van het familiefeest niet helemaal weergeven zoals wij die kennen. Dan weer neemt de 'goede oude Sint' met satanisch genoegen een peuter over de knie, dan weer propt hij doodsbange kinderen in een zak om ze naar de hel af te voeren. De Sint als kinderschrik! Kinderen kregen tot in de negentiende eeuw een zakje zout of een roe (bijeengebonden twijgen) in hun schoen om ze duidelijk te maken dat ze te oud waren om nog in Sinterklaas te geloven. Zowel de roe als het zout hadden de functie van vruchtbaarheidssymbolen en die herinnerden de opschietende jeugd er al vroeg aan dat de volwassenheid voor de deur stond. Pas in de twintigste eeuw is Nicolaas een echte 'goed heilige' aan het worden. Weliswaar kon er nog wel in het grote boek staan dat je in je neus peuterde en keek je met grote spanning uit naar de sinterklaastijd, het was toch een prettig soort spanning.
Niettemin gingen opvoeders er toch aan twijfelen of die jaarlijkse spanning wel gezond was voor kinderen, en het karakter van Sint en Piet werd er steeds zachtmoediger op. Daar kwam bij dat een 'zwarte' Piet toch eigenlijk als discriminerend werd gezien, en de roetzwart geschminkte, grrrollende en grrrappende Piet verdween nagenoeg van het toneel.
Speculaas en andere soorten kruid- en peperkoek, suikergoed in allerlei figuren, marsepein en met amandelspijs gevuld bladerdeeg (banket) zijn op 5 en 6 december de traditionele snoeperijen. Een vrijer of vrijster van taaitaai of speculaas gaf men aan de wat oudere kinderen: een voorproefje van hun toekomst. Het suikerhart, vroeger wel versierd met cupidootjes of duifjes gaf iemand aan zijn of haar geliefde, soms met een vrijer of vrijster erbij: Sinterklaas als huwelijksmakelaar. De speculaasplank met verschillende vormpjes, die we nog steeds gebruiken voor dit soort koek, werd al in de zestiende eeuw gebruikt.
In het dorp Grouw (Friesland) wordt niet Sint Nicolaas maar Sint Pieter als de gul gevende heilige gevierd op 22 februari. Op de Waddeneilanden bestond er lange tijd - en nog - een soort tweede sinterklaasviering. Rond 5 december of zelfs een week na de reguliere Sint, verschijnen Sinteromes, Klozems, Klaasomes, Sunderums of Sunderklazen. De viering varieert van het verkleed rondlopen en met verdraaide stem praten op bijvoorbeeld Texel en Schiermonnikoog, tot een nogal woest gedoe op Ameland. Daar namelijk moeten vrouwen en kinderen beneden de achttien vanaf vijf uur 's middags thuis blijven en lopen mannen vanaf achttien jaar knorrend als varkens met een laken om geknoopt de hele nacht op straat. Wie zich buiten waagt krijgt een pak slaag ('banevegen'), maar daar komt het spelelement om de hoek kijken: het is juist de kunst wel naar buiten te gaan en uit hun handen te blijven. Sommigen willen in deze viering overblijfselen zien van de zogenoemde wilde jacht, de nacht waarin dolende geesten blaffend rondspoken (2 november: Allerzielen).
Begin jaren negentig lijkt het erop dat Sinterklaas steeds verder naar de achtergrond verdwijnt en plaats maakt voor een nogal uitbundige kerstviering. 'Aan sinterklaas doen' gaat zich meer en meer beperken tot de gezinnen met jonge kinderen. De anderen 'doen' meer aan kerst, wat ook betekent dat de cadeaus op die dagen worden uitgedeeld. De tijd zal leren wie er wint. De uit de Verenigde Staten overgewaaide dikke kabouter met drankneus, toeters en bellen en rendieren, Santa Claus - afstammeling van de echte Sinterklaas die door emigranten in de zeventiende eeuw naar Amerika is meegenomen? Of de eerbiedwaardige oude Sint zelf, statig op zijn schimmel, minzaam groetend, die ons als wijze vader op het matje roept? En als hij verliest, hoe moeten we elkaar dan nog van kritiek voorzien; hoe kunnen we elkaar nog plagen als het niet meer één keer per jaar met milde rijmelarij en malle surprises kan?
IMHO wel