bij de vraag over de nmbs
b)
1,25*Qerwt+0,75*Qwortel = 25
Qerwt is 8 (in de opgave staat dat ze altijd 8kg koopt)
10 + 0,75*Qwortel = 25
15/0,75 = Qwortel = 20
15/0,50 = Qwortel = 30
Ev = (10/20)/(-0,25/0,75)
= -1,5 = -3/2
15/0,50 = Qwortel = 30
15/0,25 = Qwortel = 60
Ev = (30/30)/(-0,25/0,50)
= -2
Ik denk hier dat m'n antw juist is. (zelfde als opl achteraan in het boek)
--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Gegeven zijn twee individuele lineaire vraagvergelijkingen:
QvA = -25 P + 100 met QvA = aantal pakjes koffie dat consument A vraagt.
QvB = -10 P + 50 met QvB = aantal pakjes koffie dat consument B vraagt.
Bepaal grafisch de collectieve vraagcurve naar koffie van beide consumenten.
kennelijk zou ik P = 0 en P = 4 moeten nemen, maar waarom?
Ik weet dat de grafiek van consument A de x as snijdt in punt 4, maar ik denk niet dat het daar iets mee te maken heeft.
------------------------------------------------------------------------------------
Ook zou het antwoord bij m'n eerste vraag +6 moeten zijn ipv 30%