om·ma·ti·di·um (het; meervoud: ommatidiën, ommatidia; verkleinvorm: ommatidiummetje, ommatidiumpje)
1 elk van de afzonderlijke elementen van het samengestelde oog bij insecten en kreeften
Waarom noemen ze die niet gewoon oogdingen.
Ommatidiumpje, ommatidiummetje :')
Alle woorden voor dingen zijn zo pretentieus, zeg gewoon waar het op staat. Kleine oogdingen. Bij het menselijk oog hebben ze het tenminste goed begrepen. Oogspieren, blinde vlek, glasachtig lichaam. Maar nee, die insectenbiologen moesten zonodig met ommatidiummetjes gaan smijten.