Oud 14-07-2008, 18:46
Miekje*
Avatar van Miekje*
Miekje* is offline
Ik moest een verhaal schrijven voor Nederlands over een natuurramp, als je tijd en zin hebt om dit te lezen graag. Ik had er een negen voor maar volgens mij is het verhaal nogal standaard... Wat vinden jullie?

Het is 27 december 2004. We zijn op vakantie in Indonesië en ik lig op het strand. Het begint nu zo langzaamaan wel een beetje te vervelen. We doen heel de week al niets anders dan luieren en op het strand liggen. Mamma moest zo nodig naar Indonesië dit jaar. “Het is een schítterend land met een gewéldige cultuur!” had ze geroepen. Nou, ik vond er niet veel aan die cultuur. Er lopen meer bruine mensen rond dan in Nederland, het is hier warmer en de zee is helderblauw. Er zijn smalle straatjes en ze verkopen mango’s op straat. Op een gegeven moment gaat dat ook wel vervelen. Ik zou wel eens willen dat we eens gingen winkelen, wat verderop in de stad, maar mamma vind het onzin. “Het is hier toch ook heel mooi?” zegt ze dan.
Ik zet mijn zonnebril op mijn hoofd en ga rechtop zitten. Ik zie mijn zusje een zandkasteel bouwen, of iets wat er op moet lijken. “Kijk Sanne!” roept ze trots en lacht erbij van oor tot oor. “Mooi hé?” Ik glimlach. “Wauw wat gaaf!” roep ik enthousiast terug. “Waar zijn pappa en mamma?” ze heeft haar zandkasteel gelaten wat het was en komt naar me toegelopen, haar zanderige emmer en schep in haar handjes. “Ik denk dat ze wat aan het drinken zijn, kom je mee? Ik krijg het warm.”
Met mijn zusje aan mijn hand en mijn handdoek om mijn middel loop ik terug naar het hotel. Pfff, wat is het warm. Het is ruim 30 graden en er is geen wolkje aan de lucht. Ik grinnik bij het idee dat het in Nederland nu misschien wel vriest. Dan loop ik toch liever hier!
Mijn vader en moeder liggen in het zwembad. “Haai, lieverd!” zegt mijn moeder uitbundig. Om te janken gewoon. Ze heeft een hip badpak aan met hawaïbloemen erop. Als je moeder 40 is ziet dat er echt niet uit. Mijn vader stelt voor om met zijn allen te gaan wandelen. Great. Heb ik echt zin in ook. We kleden ons aan en lopen over de boulevard. Althans, zo noemen ze dat hier. Het is meer een paadje lang het strand met wat eettentjes en souvenirs winkeltjes. Mijn zusje huppelt vrolijk voor ons uit, mijn vader en moeder lopen hand in hand en ik slenter er maar een beetje achteraan. Geweldig deze vakantie. Ik mis het thuis zitten met warme chocolademelk met slagroom, kabeltruien en kerstbomen. Maar dat komt volgend jaar wel weer. Hoop ik. “Sophie, kijk nou toch uit!” hoor ik mijn moeder tegen mijn zusje roepen. Ze is tegen een hele dikke meneer met een beker milkshake in zijn had aangerend, en de man draait zich boos om. “I’m very very sorry, sir.” slijmt mijn moeder. “Doesn’t matter.” Bromt de dikke man. Wat een chagrijn, denk ik. “Kijk de zee nou!” roept mijn vader licht paniekerig. We keren allemaal onze hoofd om en kijken naar de zee, die zich met een behoorlijk tempo terugtrekt. “M-m-misschien is het wel heel snel eb aan het worden.” bazelt mijn moeder. “Laten we het daarop houden.” mompelt mijn vader.
Even later lopen we weer terug naar het hotel. Net als we naar binnen willen gaan horen we een meisje heel hard schreeuwen in een taal die ik niet versta. We kijken elkaar verbaast aan. Het meisje is ongeveer net zo oud als ik en ziet er erg Indonesisch uit, ze heeft een schooluniform aan met het embleem van de school en ze heeft haar haren is een strakke staart gebonden. Ze blijft schreeuwen en opeens rennen er heel veel mensen weg. Ik kijk mijn ouders aan en mijn moeder die zelf vloeiend Indonesisch spreekt, trekt wit weg. “Wat is er mam?” vraag ik voorzichtig. “Ze-ze-ze zegt dat er een tsunami aankomt.” stamelt ze. Een tsunami? Daar had ik nog nooit van gehoord. Wat is een tsunami? Een aardbeving ofzo? Maar dat hebben ze hier toch wel vaker gehad? “Kom, we gaan naar binnen.” zegt mijn vader kalm, maar ik hoor een bibber in zijn stem. “Ik weet niet of dat meisje gelijk heeft, maar het lijkt er wel op.” zegt mijn vader ernstig. “Wat is een tsundinges?” vraagt Sophie. “Een tsunami is hele hoge vloedgolf, die veroorzaakt wordt door een aardbeving in zee.” Legt mamma uit. “O…” zegt mijn zusje, die het nog niet helemaal snapt. “Is dat erg?” “Het ligt eraan hoe hoog hij is” zegt mijn vader. Ik kijk naar buiten, de mensen op het strand liggen lekker in de zon en alles lijkt normaal. “Als zo’n tsunami zo gevaarlijk is, waarom is er dan geen paniek? En waarom liggen die mensen dan gewoon op het strand?” vraag ik me hardop af. “Het zal allemaal wel meevallen, denk ik.” zegt mamma weer beheerst. “Laten we maar wat gaan drinken, voor de schrik.” stelt ze voor. We lopen weer naar buiten en gaan in het dichtstbijzijnde cafeetje aan een tafeltje zitten. Ik nip van mijn cola en kijk weer naar de zee. Ik tuur in de verte en ik denk een wit streepje te zien, heel dun. Ik verbeeld het me vast, denk ik. Het is vast de zon. Maar even later wordt het streepje dikker, en lijkt het dichterbij te komen. De zee trekt zich steeds verder terug en een dikke laag schelpen wordt zichtbaar, die normaal gesproken bij eb nooit zichtbaar is. Kinderen rennen enthousiast naar de schelpen en beginnen te zoeken, graaiend met hun handjes in het zand. Ze schreeuwen en lachen maar het enige dat me opvalt is dat streepje, dat nu een brede, witte baan is geworden, en steeds dichter bij het land komt. “Sanne.” hoor ik iemand in de verte zeggen. “Sanne!!” tettert mijn moeder in mijn oor. “Zit je aan je vriendje te denken?” plaagt ze en ik geef haar een stomp op haar arm. “Ik heb helemaal geen vriendje!” roep ik boos. “Nou sorry hoor.” zegt ze en trekt een verontwaardigd gezicht. “Wat is er met je?” “Niks.” zeg ik kortaf. Ik tuur nog steeds naar de lijn, die nog steeds dichterbij komt. “Kijk.” zeg ik en ik wijs naar de zee. “Dát is er.” Mijn moeder kijkt en schrikt zichtbaar van wat ze ziet. Ze pakt mijn vader bij zijn arm. “E-e-edwin!” stamelt ze. “Edwin, kijk!” schreeuwt ze nu. Mijn vader mompelt een scheldwoord en staat op. Hij mikt wat geld op het tafeltje en trekt ons allemaal mee naar buiten, nog steeds naar de witte streep starend. De witte baan komt steeds dichterbij, en we horen het gerommel van de zee. We zien de streep langzaam in een golf veranderen, een hoge golf. Een hele hoge golf. Mijn vader pakt snel mijn zusje vast, tilt haar op en roept: “Kom op, wegwezen hier! Snel!” We rennen zo snel mogelijk het stadje in, weg van de zee, weg van het strand. Er komen nog meer mensen achter ons aan. Door een wirwar van straatjes weten we de weg niet meer en rennen we steeds straatjes in die dood lopen. We horen mensen schreeuwen, maar het geschreeuw wordt overstemd door gebulder van water. Een man wenkt ons een schreeuwt iets. In een vlaag van paniek rennen we achter hem aan, mijn zusje huilt, mijn moeder rent met een gezicht als een zombie achter ons aan. We volgen de man en komen in een gebouwtje waar we de trap op schieten, 3, 4 trappen omhoog. In een klein kamertje met een raam zakt mijn moeder in elkaar van vermoeidheid, mijn vader zet mijn zusje op de grond die zich onmiddellijk tegen mijn vader aanklemt, ik sta te trillen op mijn benen. Hoe lang hebben we gerend? 5, 10 minuten? Ik ga op een gammele houten stoel zitten die tegen de muur aanstaat en kijk naar mijn moeder, die op de grond zit. De man slaakt een kreet, en als ik naar hem kijk staan zijn ogen gejaagd, wild. Hij wijst naar buiten, en schreeuwt iets in het Indonesisch. Buiten houd het geraas van het water maar niet op. We gaan staan en rennen met zijn allen tegelijk naar het raam. Buiten zien we met grote snelheid een enorme vloedgolf op ons afkomen, die met donderend geraas neerstort, op de mensen en de huizen… We horen het gekraak van gebouwen, het bulderen van het water, het schreeuwen van mensen in doodsnood. En we staan er als verdoofd voor het raam, niet beseffend wat er nu eigenlijk allemaal gebeurt. Mijn zusje huilt niet meer, maar kijkt met betraande ogen naar de donkere, kolkende massa onder ons… Minuten lang staan we daar, tot de man op zijn knieën valt en in huilen uitbarst. Hij bonkt met zijn handen op de grond, prevelt woorden die ik niet versta. Dan opeens begint de grond onder ons te bewegen, langzaam eerst en dan steeds heviger totdat de grond onder onze voeten vandaan wordt gesleurd en we een zwarte, kolkende massa onder ons zien. Mam gilt, pap schreeuwt, Sophie krijst en ik doe mee. De man hoor en zie ik niet meer. We worden door de stroming meegesleurd, ik probeer de hand van mijn moeder te pakken maar het lukt niet, ze drijft een andere kant op. “Mamma!” schreeuw ik nog maar ik krijg geen antwoord. Ik probeer om me heen te kijken maar word steeds onder water getrokken. Met alle macht probeer ik boven water te blijven, maar na een paar seconden ben al zo moe dat ik me niet meer kan bewegen. Meubels, hout, auto’s en zelfs complete dakplaten drijven om me heen en ik wordt er door de golven tegenaan gesmeten. Ik probeer een stuk hout te pakken maar ik word zo heen en weer geslagen door de golven dat het me niet lukt. Ik probeer me vast te grijpen aan een ander stuk puin, maar de stroming is te sterk en sleurt me verder mee. Ik ga verdrinken, dringt het tot me door. Ik verdrink en er is niemand die dat weet… Terwijl ik dat denk knal ik nog steeds tegen allerlei puin aan dat in het water ligt. Een grote golf voert me mee en met een harde klap beland ik op iets hards en als ik me probeer op te richten zie ik dat het een golfplaat is, waarschijnlijk van een dak. Ik kan me niet meer bewegen, alles doet pijn. Het lijkt wel alsof mijn rug in duizend stukjes ligt, alsof mijn armen en benen van lood zijn. Mijn hoofd bonst en voorzichtig kijk ik om me heen. Ik zie wazig, en doe even mijn ogen dicht. Ik zie weer wat meer en kijk nog eens om me heen. Nu pas merk ik dat er een grote snee op mijn arm zit, over mijn gezicht loopt een straaltje bloed en er loopt nog een diepe snee dwars oven mijn been, maar ik voel niets. Om mij heen is alleen maar water en puin, en er drijft vlak voor mijn neus een pop voorbij. Een pop? Als ik goed kijk zie ik dat het geen pop is, maar een kind, het drijft op haar buik met haar hoofd naar beneden, armen en benen wijd. Dood, besef ik. Het kind is dood! Opeens zie ik nog en lichaam, en nog één, en nog één. Opeens bedenk ik me dat ik nog leef en denk aan pap, mam en Sophie. Waar zijn ze? Wat is er met ze gebeurd? Leven zij ook nog? De stroming voor mij mee en mijn vlot bonkt tegen iets hards. “A child!” hoor ik iemand roepen. “It’s a child, and she is alive!” Ik voel hoe een paar sterke handen mij van mijn vlot tillen, ik wil wat zeggen, maar ik kan het niet. Ik knipper met mijn ogen en vaag zie ik een gezicht, en daarna is er niets meer.

“Wake up, girl, come on, wake up!” hoor ik een vriendelijke stem zeggen. Voorzichtig doe ik mijn ogen open en kijk in het gezicht van een gebruinde mevrouw. Waar zijn pap en mam? En Sophie? Dan weet ik het weer. Het water, het kamertje, het geschreeuw, het puin, de lichamen… Voorzichtig kom ik omhoog en kijk rond. Er zit wit verband om mijn arm en been en op mijn hoofd zit een grote pleister. “Water?’’ vraagt de mevrouw en ze houdt een flesje voor mijn neus. Ik knik voorzichtig. De pijn is erger geworden en mijn hoofd bonkt harder dan net. Hoelang geleden is net? Een uur? 2 uur? De mevrouw helpt me een beetje overeind en ik drink een paar slokjes. Over mij heen ligt een deken, maar ik heb het koud. Waar lig ik eigenlijk op? Ik kijk een rond en zie witte zuilen, een wit plafond, een beeld. “Where am I?” fluister ik. De mevrouw heeft het gehoord en zegt: “This is a churche.” Ik sluit mijn ogen weer. Ik ben doodmoe en ik heb overal pijn. Slapen kan ik niet. “What’s the time?” vraag ik nu. “It’s 6 o’clock.” Zes uur! Niet te geloven! Ik heb het gevoel alsof ik hier nog maar 10 minuten lig. Al snel val ik in een onrustige slaap.

Als ik wakker word is het donker. Ik voel me al een stuk beter en ga voorzichtig staan en recht mijn rug. Het lijkt wel alsof mijn rug bestaat uit allemaal naaldjes, maar al snel word het minder. Overal om mij heen liggen mensen. Sommige zitten te huilen, sommige slapen en anderen lopen rond. Aan de grote zuilen hangen lampionnen zodat ik wat kan zien. Ik stap voorzichtig over een aantal mensen heen, op zoek naar mijn ouders en mij zusje. Het is onbegonnen werk. Duizenden en duizenden mensen liggen in deze zaal, die zo groot is dat ik de overkant niet eens kan zien. De mevrouw die mij drinken heeft gegeven komt naar me toe gelopen. “Hi!” zegt ze. “What is your name?” “ Sanne.” zeg ik met bevende stem, Blij dat ik weer kan praten. “Where you come from?” “Holland.” antwoord ik. “Dan kan je gewoon Nederlands praten.” zegt ze vrolijk. Ik kijk verbaast. “Heb je trek?” vraagt ze. “Nee, ik ben misselijk. Dorst.” Zeg ik. Ik heb geen zin om te praten en ik kijk nog steeds of ik ergens mijn ouders of mijn zusje zie. Ze geeft me een flesje water en ik loop weg, tussen de mensen door naar buiten. Aan de hemel fonkelen miljoenen sterren, maar ik kijk er niet naar. Ik denk aan pap, mam en Sophie. Morgen ga ik ze zoeken, denk ik vastberaden. Ik loop weer naar binnen en val in slaap.

“Sanne!” hoor ik een bekende stem roepen. “Sanne, ik ben het!” Pappa! Flitst het door me heen. Het is pappa! Ik doe mijn ogen open en zie het gezicht van mijn vader, dat onder de schrammen en sneeën zit. “Pappa!” schreeuw ik en ik vlieg hem om de hals. “Waar zijn mamma en Sophie? Waar zijn ze?” vraag ik. Mijn vaders ogen staan opeens triest. “Ze… ik weet het niet… Misschien zijn ze wel… verdronken… dood.” En dan beginnen we allebei te huilen.

Ik houd de hand van mijn vader stevig vast als we tussen de mensen doorlopen. We zien hulpverleners die overleden mensen in witte linnen doeken wikkelen, we zien huilende mensen met gescheurde kleren en mensen bij wie er een been of arm mist. Allemaal beelden die ik normaal gesproken alleen in de krant of op televisie zie… Mijn vader hoest en ik kijk bezorgt naar hem. Hij kijkt er zo pijnlijk bij. We lopen door naar buiten en wat we daar zien, is onbeschrijfelijk… We staan op een soort heuvel, meer een berg, en we kunnen de hele stad zien. Het water is gezakt en de hele stad is één grote puinhoop. De huizen, de winkels en tempels, niets staat meer overeind. Overal liggen stukken steen, kapotte meubels en golfplaten, stukken boom kapotte auto’s en lichamen die opgezwollen zijn door de warmte. Ik kan het niet aanzien en draai me om. Misschien liggen mam en Sophie daar ook wel ergens tussen… denk ik bang.
Vrachtwagens volgestapeld met lichamen rijden af en aan. Waar ze heen worden gebracht, weet ik niet. De mevrouw van gisteren komt naar ons toe gelopen. “Er zijn verderop opvangkampen opgesteld, er komen straks een paar vrachtwagens die jullie en nog meer anderen die er redelijk aan toe zijn ophaalt.” Mijn vader knikt. Hij staart nog steeds naar de verwoeste stad, die erbij ligt als een hoopje afval. De vrouw neemt ons mee naar de andere kant van het gebouw, waar een paar vrachtwagens klaar staan om ons weg te brengen. We krijgen allemaal een doek, en een hulpverlener gebaart dat we die voor onze mond moeten binden. Waarom weet ik niet, misschien zijn er schadelijke dampen vrijgekomen en moeten we daarom een doek om. Aan iets anders wil ik niet denken…
Even later rijden we over de hobbelige wegen wat eigenlijk geen wegen meer zijn. Er hangt een geur van verrotting, van ontbindende lichamen. Overal liggen stukken rood plastic. “Ik heb gehoord dat daar de lichamen onder liggen.” zegt mijn vader zacht. Ik knik alleen maar. De stank overheerst en ik sla de doek voor mijn mond dubbel, maar het werkt niet. We rijden langs een leeggehaalde plek, die vol ligt met de ingewikkelde lichamen, allemaal op een rij. Er staat een bordje bij. ‘Kuburan massal’ staat erop. Ik vraag aan mijn vader wat het betekend. “Massagraf…” fluistert hij. Ik schrik. Zullen mamma en Sophie daar ook tussen liggen?

Even later komen we bij het kamp aan. Rijen witte tenten, grote en kleine, staan in keurige lijnen naast elkaar. We stappen uit de vrachtwagen en er komt een man naar ons toegelopen. “Together?” vraagt hij en hij wijst naar mijn vader en mij. “Yes.” zegt mijn vader. Ze praten met elkaar in het Engels, maar ik kan het niet volgen. Even later keert mijn vader zich weer om. “We krijgen een tent aangewezen, Sanne. We moeten deze man volgen.” zegt hij zacht. We volgen de man en onderweg krijgen we slaapmatjes, dekens en flessen water mee. Als we bij de tent komen en alle spullen neerleggen krijgen we een papier en dan loopt de man weg. “Wat staat er op?” vraag ik nieuwsgierig. Pappa kijkt er even naar. “Het is een plattegrond van het kamp.” zegt hij. “Hier ongeveer is onze tent, hier kunnen we eten en water halen en hier moeten we ons inschrijven.” Hij wijst naar verschillende vierkantjes op de plattegrond. “Ik heb honger, zullen we eten gaan halen?” vraag ik. Mijn vader geeft geen antwoord maar pakt mijn hand en loopt het pad op. Zwijgend lopen we door. Bij de gebouwtjes waar voedsel af wordt gegeven staan enorme lange rijen, we staan er bijna 2 uur te wachten voor een bord met gekookte rijst. Maar we kunnen tenminste iets eten.
Na het eten halen we nog een paar flessen water en lopen terug naar de tent. Ondertussen begint het al te schemeren. “Laten we gaan slapen.” zegt mijn vader. “Het is straks toch donker en dan zien we niets meer.” Ik knik. Ik ben moe en ga op mijn matje liggen. Al snel val ik in slaap.

De volgende morgen ben ik al vroeg wakker en besluit vast eten te gaan halen. Als ik terugkom zit mijn vader voor de tent voor zich uit te staren, hij hoest nog steeds, het is erger geworden. Hij zweet en trilt. “Gaat het wel, pap?” vraag ik zachtjes. “Ja.” antwoordt hij schor. “Het gaat wel. Ik ben gewoon moe. Ik heb geen trek, eet jij het maar op.” zegt hij als hij het ontbijt ziet. Het is niet meer dan een beetje rijst met rode saus, maar het is toch wat en ik heb honger, dus 2 porties gaan er wel in.
Na het ontbijt lopen we samen naar de inschrijvingen, waar ook lange rijen staan. Gelukkig hebben we water meegenomen. Ik kijk wat rond en zie dan opeens een vrouw, die me vaag bekend voorkomt. Ze heeft een klein meisje bij zich, die zich aan haar been vastklemt. De vrouw draagt een rood jurkje en het meisje een groen shirtje, ik ken ze ergens van… Dan draait de vrouw zich om… Het is mamma! En naast haar staat Sophie! “Pappa!” schreeuw ik. “Kijk, mamma, daar is mamma!” Mijn vader draait zich om en slaakt een kreet van opluchting. “Mamma!” schreeuw ik, zo hard ik kan. “Mamma!” Mijn moeder draait zich met een ruk om, en alle vier tegelijk rennen we naar elkaar toe, vallen elkaar om de hals en barsten we in huilen uit. We zijn weer compleet, ze zijn niet dood, ze zijn er nog, denk ik opgelucht. “Het komt goed.” zegt mijn vader. “Het komt allemaal goed.” En met z’n allen lopen we terug naar de tent, de inschrijvingen vergetend.


Ik weet dat hij heel lang is
__________________
Wouldn't it be great if there was a war and nobody came?

Laatst gewijzigd op 15-07-2008 om 18:45.
Met citaat reageren
Advertentie
Oud 15-07-2008, 17:37
JustADreamer
JustADreamer is offline
Ja hij is echt heel erg lang Ik kan hem ook niet verder lezen op dit moment want ik moet gaan eten... Maar ik vind het verhaal wel goed... Op wat spelfouten als ik wordT na...
__________________
I'm just a dreamer, dreaming of better days...
Met citaat reageren
Oud 15-07-2008, 18:43
Miekje*
Avatar van Miekje*
Miekje* is offline
dankje, owjah, stomme fout, dankje !
__________________
Wouldn't it be great if there was a war and nobody came?
Met citaat reageren
Oud 17-07-2008, 11:40
Verwijderd
Ik ben na de eerste alinea scannend gaan lezen. Na de vierde afgehaakt.

De opening kan veel beter, spannender en vooral: eerder. Waarom niet beginnen met de actie? Dat trekt lezers er meteen bij. Nu verlies je je publiek vrijwel meteen in het begin.
Met citaat reageren
Oud 01-08-2008, 14:54
Littleladylike
Avatar van Littleladylike
Littleladylike is offline
Ik vind het geweldig!! Wat goed geschreven, ik leefde helemaal mee!
__________________
There is no such thing as True Love when your young
Met citaat reageren
Oud 02-08-2008, 19:29
Miekje*
Avatar van Miekje*
Miekje* is offline
Dankjewel!
__________________
Wouldn't it be great if there was a war and nobody came?
Met citaat reageren
Oud 02-08-2008, 22:51
Verwijderd
knap!! ( en ik lees en reageer hier normaal nooit ) *hier geraakt via L&G *
Met citaat reageren
Oud 04-08-2008, 18:37
Miekje*
Avatar van Miekje*
Miekje* is offline
Citaat:
knap!! ( en ik lees en reageer hier normaal nooit ) *hier geraakt via L&G *
dankje! ik had het idd genoemt, bij de discussie over beelddenken
__________________
Wouldn't it be great if there was a war and nobody came?
Met citaat reageren
Oud 05-08-2008, 09:57
Vogelvrij
Avatar van Vogelvrij
Vogelvrij is offline
Ik ben het wel een beetje met alluman eens, aan de andere kant: je bent veertien, tijd zat nog om te leren hoe je een verhaal moet opbouwen. Wat ik er zo van gezien heb, lukt het je wel goed om zinnen te maken. Waar ik mee wil zeggen dat het best fijn leest, het is misschien wat standaard, maar je zinnen zitten goed in elkaar en je springt niet van de hak op de tak en zo. Verder wilde ik nog even zeggen dat 'Indonesisch' niet echt een taal is, dat wordt Bahasa Indonesia genoemd.

En o ja, let wel op de interpunctie bij je dialogen, dat je dat consistent doet.
__________________
Het werkelijke leven is een veel oppervlakkiger gedoe dan men zichzelf bekennen wil. (T. Thijssen)
Met citaat reageren
Advertentie
Reageren

Topictools Zoek in deze topic
Zoek in deze topic:

Geavanceerd zoeken

Regels voor berichten
Je mag geen nieuwe topics starten
Je mag niet reageren op berichten
Je mag geen bijlagen versturen
Je mag niet je berichten bewerken

BB code is Aan
Smileys zijn Aan
[IMG]-code is Aan
HTML-code is Uit

Spring naar

Soortgelijke topics
Forum Topic Reacties Laatste bericht
De Kantine Dexter's Saai #989
Verwijderd
500 31-05-2010 02:39
Lichaam & Gezondheid Vertel over jouw handicap!
koelieboelie
113 30-03-2009 10:43
Nieuws, Achtergronden & Wetenschap Nieuwsberichten zonder nieuwswaarde à la 'Tiswah'
T_ID
500 10-02-2007 01:38


Alle tijden zijn GMT +1. Het is nu 11:48.