Hoofd- en bijzaken onderscheiden blijft voor sommige mensen moeilijk bij geschiedenis. Het helpt om jezelf de volgende vragen te stellen tijdens het lezen:
- wat heeft (in die tijd) de meeste mensen beïnvloed?
- wat heeft (in die tijd) de meeste veranderingen teweeg gebracht?
- wat is voor de wereld in onze tijd waarschijnlijk het meest interessant of van belang?
Concentreer je daarbij op woorden die je vóór dit geschiedenisonderwerp nog niet kende.
Als het goed is hou je per paragraaf dan 3 of 4 kernbegrippen over, waar je de rest aan op zou kunnen hangen. Zou kunnen.. je kunt ook gewoon een alinea-voor-alinea-samenvatting maken, maar als je echt alles op alles wilt zetten (en wilt oefenen met het leggen van verbanden) zou je ook het volgende kunnen proberen:
Maak flashcards van de kernbegrippen waarbij je op de ene kant het begrip schrijft, en op de andere kant de vragen 'wat', 'wanneer', 'door wie', 'waarom' en 'met welk gevolg' beantwoordt. Als het goed is moet je nu de overige begrippen uit het hoofdstuk wel ergens op zo'n flashcard zetten. Oefen met de flashcards.
Vervolgens oefen je met het leggen van verbindingen tussen willekeurige flashcards. Dat is namelijk wat je docent ook vaak doet als hij zo'n ingewikkelde inzichtsvraag stelt.
Dit natuurlijk naast het doen van je huiswerk
Succes!