Achter me valt een glas. Ik schrik van het geluid en kijk achterom. Een meisje bukt zich en raapt het glas op.Ze doet me denken aan het oude fotootje dat op de schoorsteenmantel bij mijn oma staat. Er stond een nichtje van mijn oma op dat maar zestien jaar oud is geworden. Vroeger vond ik haar eng, er klopte iets niet aan haar gezicht. Sinds een paar jaar draait oma het lijstje om als ik op visite kom. Nu ik om me heen kijk, zie ik dat iedereen hier op haar lijkt. Het zijn wel mensen, maar toch is er iets anders aan ze. De manier waarop ze kijken, bewegen, alsof ze eigenlijk ergens anders zouden moeten zijn. Ik zet het masker op en loop op een groepje feestgangers af. Zou het echt helpen? Het groepje is helemaal niet zo heel ver weg, maar toch komt het niet dichterbij als ik erheen wil lopen. Als ik stil sta, zie ik dat het zich zelfs van me verwijdert. Plots wordt alles kleiner, ik begin sneller te lopen, maar alles om me heen zweeft weg. Alsof ik uitzoom terwijl ik door een camera kijk. Ik kan het gewoon niet tegenhouden, hoe hard ik ook loop. Alles om me heen is verdwenen, en ik sta op een lege, witte vlakte. Ik schreeuw, en ruk het masker van mijn gezicht af.
|