Oud 11-04-2005, 17:42
Ieke
Avatar van Ieke
Ieke is offline
Adriaan Nederlof en zijn broer

Het onweer barstte los boven het kleine dorp in de Alblasserwaard. Frank de Gruiter, inspecteur van de belastingdienst, verstevigde zijn grip op het stuur en kneep zijn ogen samen. “Vreemd”, dacht hij, “zit ik hier een cowboy na te doen in de zeikende stortregen...” Desalniettemin reed zijn wagen voort door het verduisterde polderlandschap, zijn aktetas met daarin de informatie over de zaak Nederhof enthousiast hobbelend op de bijrijderstoel. Frank vroeg zich af wanneer er voor het laatst een vrouw in zijn auto had gehobbeld. Hij herinnerde zich dat hij er drie dagen terug een zwerfkat uit had moeten jagen toen hij zijn raam open had laten staan. Dat was zijn meest intieme contact met warm vlees van de laatste zestien jaar. “Maar ach,” filosofeerde Frank wel eens, “inspecteur van de belastingdienst word je niet, dat bèn je.”

Als ware het een Suske en Wiske-avontuur werd een boom getroffen door de bliksem, waarna hij met donderend geraas omviel. Frank schrok zijn bril scheef, gaf een ruk aan het stuur, stootte zijn hoofd en brak voornoemde bril. Even bleef hij versuft door het gebroken glas kijken. Toen kwam hij weer bij, zag hij dat zijn aktetas in orde was maar dat zijn auto in de greppel lag. Hij dacht na. “Ik moet hier weg zien te komen. Auto's doen het helemaal niet goed in greppels, en ook al zou hij hier kunnen rijden, hij wordt er niet mooier van.” Mooie auto's, zo dacht Frank, zijn immers de sleutel naar het vrouwenhart. Dat hij verkeerd dacht en dat mooie auto's vaker de weg naar eenzaamheid en vruchteloze peniscompensatie inluidden, kwam niet op in de inspecteur van de belastingdienst.
Zijn wagen wilde niet meer starten en met de hand zou hij het metalen gevaarte er nooit uitkrijgen. Hij besloot uit te stappen, maar niet voordat hij zijn jas had uitgedaan en om zijn aktetas had gewikkeld. Hij rolde zijn broekspijpen op en zette er de klem op die alle ambtenaren op zijn kantoor uitgedeeld hadden gekregen. Om het fietsen te bevorderen, ook al wist Frank niet hoe hij over het asfalt zou moeten peddelen op een broekspijpomhooghouderklem.
Hij zakte tot zijn knie in de modder. “Waarom zijn greppels nooit gevuld met suikerspin?”, verzuchtte hij, maar hij bedacht zich toen hij zich herinnerde wat voor een plakkerig, smerig rotspul suikerspin was. Met moeite krabbelde hij terug op de weg. Hij keek beteuterd naar hoe zijn auto met veel rammend geweld de vochtige greppel gepenetreerd had. “Ja,... hij wel...”, mompelde Frank.
Nergens zag hij lichten. De Alblasserwaard staat niet bekend om haar drukke wegverkeer. Daar liften dus geen optie was, streek hij zijn haar plat en zette hij er stevig de pas in. In de verte was vast een lichtschijnsel met bijbehorend hotel.

Niet veel later flopte de zompige Frank inderdaad een café met bijbehorend hotel binnen. vochtig als hij was en met zijn aktetas onder zijn arm nam hij de aanwezigen in zich op. In een flits zag hij drie vrouwen waarmee hij wel het bed zou willen delen. Hij was trots dat hij de vierde vrouw in ieder geval in gedachten kon afwijzen, maar ach, Frank had nooit gehouden van ooglapjes. Hij verstevigde zijn greep op zijn tas en liep naar een kruk aan de bar.
“Uhm,… heeft u een kamer? Voor de nacht?” stotterde Frank, die wist dat alle ogen op hem gericht waren. “Zeker, antwoordde de barman. “Maar neemt u eerst een pint van het huis. Dat kunt u wel gebruiken, dacht ik zo”, en hij lachte onder zijn snor.
Frank nam het aanbod aan met een bedankje en slurpte van zijn bier. Nu was hij ook van binnen koud. Hij rilde, maar bleef uit beleefdheid zitten. Bovendien was het van belang een goed figuur te slaan bij de drie vrouwen waar hij een oogje op had. Hij stak zijn kin naar voren, herinnerde zich dat hij geen stoppels had, probeerde zijn hoed recht te zetten maar besefte opeens dat hij nog een kapotte bril op zijn neus had en nooit hoeden had gedragen. Zijn reeds in beweging gezette hand maakte een omtrekkende beweging langs de rechterflank van zijn hoofd, krabbelde aan een jeuk die nooit bestaan had, maar wel ontstond toen zijn hand weer weggleed, pakte in dezelfde beweging zijn bril beet, legde deze op de bar en hoopte dat niemand had gezien dat hij in eerste instantie naar zijn niet-bestaande hoed greep. Het waren spannende tijden voor Frank en alsof dit alles nog niet zenuwslopend genoeg was, drukte de barman op zijn snor en zei hij: “U bent niet van hier, nie’waar?”
Franks stem sloeg over toen hij antwoordde; “Nee, inderdaad. Ik kom uit Den Haag. Valt het erg op?” Frank voelde zich terstond een brutale boy uit de grote city maar raakte ietwat beteuterd toen hij zijn kapotte bril op de bar zag liggen. Het was een misselijkmakende dans van emoties.
“Ach, zo”, negeerde de barman zijn vraag. “Den Haag. Toe maar. En wat brengt u hier, als ik vragen mag?” Een stilte daalde over het café neer. De jukebox stopte met spelen en het licht knipperde even. Frank voelde de zoetzure regen op zijn rug jeuken en zag de microscopische bacteriën zijn poriën inkruipen en er eitjes in leggen. “Dat mag”, stamelde hij om tijd te winnen. Net als alle andere belangrijke en dankbare beroepen had een ambtenaar van de belastingdienst zwijgplicht. Onder geen beding mocht hij zeggen dat hij hier was om een mogelijke belastingfraude van de heer Hendrik Nederhof te onderzoeken. Frank knipperde verbaasd met zijn ogen. “Ik ben hier om de mogelijke belastingfraude van de Hendrik Nederhof te onderzoeken.”
Als Frank daarnet dacht dat het stil was in het café, dan had hij het mis. Het was nu nog veel en veel stiller. Een vallende speld zou de ramen hebben doen barsten van de herrie. In de verte rommelde het onweer en Frank liet van schrik een wind. De barman keek hem nog even aan en liet toen zijn karakteristieke “Ach zo” weer horen. Hij draaide zich om en begon met rommelen aan de kassa. Frank hijgde.

Eén van de drie vrouwen op wie Frank indruk probeerde te maken, kwam naast hem zitten. Hij deed alsof hij haar niet zag en keek naar een punt in de lucht tot zijn ogen brandden en hij bedacht dat hij ook moest knipperen.
De vrouw naast hem sprak. “Ik ken wel een Adriaan Nederhof… Heb bij hem in de klas gezeten, maar van Hendrik Nederhof heb ik nog nooit gehoord. Is het verre familie van hem?” Ze rolde met haar tong over haar lippen, maar alleen in de fantasie van Frank. Hij stamelde terug; “Volgens ons bestand is Adriaan Nederhof de eeneiige tweelingbroer van Hendrik Nederhof… je zou dus wel kunnen zeggen dat ze familie zijn, zeg maar, ook al zou ik niet zeggen dat het verre familie is, zeg. Ha.” De zenuwen dropen samen met het regenwater uit zijn kleren. De vrouw lachte zelfverzekerd. Verdomme, dacht Frank, waarom hebben die vrouwen altijd een zelfvertrouwen zo groot als hun boezem?
“Dan moet het een andere zijn”, zei de vrouw, “Adriaan heeft geen broers. Wel vreemd, want zo vaak komt de naam Nederhof hier niet voor.” Ze zei hem goedenacht en gleed van haar kruk. Die nacht was Frank de Gruiter erg droevig, zelfs nadat de mevrouw hem middels zijn fantasie tot twee orgasmen gebracht had. In zijn dromen werd hij geplaagd door Nederhof-dossiers die niet netjes in de schuiflade wilden.

Het ontbijt bestond uit aangebrande spek naast een plastiekachtig ei en een paar droge boterhammen met oude kaas. “Lekker, dank u”, loog Frank toen een mooi, jong meisje koffie inschonk. Hij dronk nooit koffie, maar wenste dat hij haar voor één keer op haar kont mocht slaan. Hij gooide er suiker en melk in tot er een bruine limonade overbleef en slurpte de warme drank naar binnen. Hij vergat niet tevreden “Ahhhh” te hijgen na elke slok, zodat hij bijna iets weg kreeg van een echte vrachtwagenchauffeur. Hij voelde nogmaals aan zijn kin maar nee; immer geen stoppels.
En oude man kwam plotseling bij hem aan tafel zitten. “Bent u de… man die op zoek is naar Nederhof? Hendrik Nederhof?” Hij stonk uit zijn mond. Bah, dacht Frank. Zestig jaar oud vlees kan zo vies ruiken.
“Ja, dat ben ik. Hoezo?” Hij slurpte daadkrachtig aan zijn limokoffie.
“Ik ben gekomen om u te waarschuwen. U bent niet de eerste van de belasting die hier komt. De zaak Nederhof is al eerder in behandeling genomen en de inspecteur die er toen was, hebben we op een nacht gillend weg zien rennen uit huize Nederhof. Nooit meer wat van hem vernomen.” De man keek naar zijn navel. “Niet dat we weken in de Merwede gedregd hebben, maar het zegt toch wel wat.”
Frank slikte.
“Dat alles was dertig jaar geleden, maar in huize Nederhof is nog niets veranderd. Als ik jou was, zou ik je aktetas pakken en weggaan.”
“Mijn aktetas pakken?”
“Nou ja, de mijne dan natuurlijk. Als ik jou ben is jouw aktetas de mijne. Begrijp je? Ach,… het doet er niet toe. Blijf weg van Nederhof en ga weer op je bureau vliegtuigjes vouwen. Ik heb je gewaarschuwd.” De man stond op en liep nog voordat Frank iets kon zeggen naar buiten. Hij dacht dat hij een paard weg hoorde galopperen.
Frank slikte nogmaals stevig en keek suf voor zich uit. “Besteedt er niet teveel aandacht aan, ouwe Gertje houdt ervan vreemdelingen bang te maken.”
“Oh”, stamelde Frank, “dus het is niet waar? Van die gillende inspecteur?” Hij merkte dat zijn benen trilden en probeerde ze te stoppen. Dit ging ten koste van zenuwachtige tafelgeroffel van zijn vingers.
“Nee, het was niet echt wegrennen wat hij deed. Als ik me goed herinner kroop hij eerder weg en hij gillen was veel meer een soort van hels gekrijs. Er klopt dus niet zoveel van wat Gertje zegt. Huize Nederhof is hier overigens om de hoek, als u direct met uw werk wilt beginnen.” De barman glimlachte en poetste het glas, zoals barmannen dat plegen te doen in hun vrije tijd.

Frank stond buiten het café met zijn aktetas. Hij wisselde het ding tussen zijn handen en mopperde dat gekke Gertje er niets mee te maken had. Hij moet gewoon met zijn oude rimpelpoten van mijn tas afblijven, dacht Frank. Frank dacht altijd grof in de mond.
De weg naar het huis van Nederhof was niet lang, maar bezaaid met grind. Elke stap knerpte alsof het ging om sneeuw en soms gleed Frank bijna uit. Het deed hem denken aan de campings waar hij vroeger met zijn ouders op vakantie was. Het was hetzelfde grind dat alle andere kinderen bij de schommels naar hem toe gegooid hadden. “Kutkinderen”, mompelde Frank en hij schopte wat grind weg.
Het huisnummer van Nederhof was 3. Het was daadwerkelijk om de hoek van het café, maar de hoeken in de Alblasserwaard zijn flink. Frank knerpte naar de deur en aarzelde even voordat hij op de bel drukte. Stel dat zijn illustere voorganger echt gek was geworden? Van angst? Van pijn? Of misschien… van waanzin? Frank twijfelde nog wat meer en zoals hij verwacht had, kraakte de deur vanzelf open. Een vrouw van achter in de vijftig verscheen in de opening.

Frank zat in een stoel met een geborduurd bloemetjesmotief en het zat oncomfortabel. Hij bedankte voor een oud koekje, maar nam de slappe thee aan. De koffielimonade had zijn ambtelijke maag bijna geperforeerd. Thee was meer zijn stiel. De vrouw, die de moeder van Hendrik Nederhof bleek te zijn, zat tegenover hem. Ze keek naar hem met de lach van een bejaarde vlak voordat deze omvalt in de bus. Frank keek af en toe glimlachend terug en wilde dat hij zich kon verstoppen in de kop thee die zijn vingers brandde.
Eindelijk sprak de vrouw. “Meneer de Gruiter,” Frank had zich netjes voorgesteld, “mag ik zo vrij zijn te vragen wat u hier komt doen? Wij hebben hier al in,… oh… ik denk dertig jaar geen inspecteur van de belastingdienst gezien. Frank ging ongemakkelijk verzitten naar een nog vervelendere houding. Gelukkig kon hij direct weer veranderen van houding toen hij zijn aktetas neerzette en opendeed als alibi. Hij pakte wat documenten als houvast en antwoordde. “Ik ben hier om mogelijke fraude van de heer Hendrik Nederhof te onderzoeken. Er zijn inconsequenties in ons systeem en ik zou graag de boekhouding van de heer Nederhof willen inzien.”
De vrouw trok ietwat bleek weg. “Oh”, zei ze geschrokken, en nog een keer “Oh”. Haar ogen werden vochtig en haar onderlip trilde.
“Hij’s dood, hè?” flapte Frank eruit en hij kon zich wel voor zijn kop slaan. “Oh, het spijt me… ik bedoel… uhm…” Het zweet brak hem uit. De oude vrouw lachte echter zachtjes. “Ja, Hendrik is inderdaad niet meer onder ons. Het gebeurde twee maanden terug… een ongeluk met de tractor. Droevig, een jonge man in de kracht van zijn leven… maar ach, als God het zo wilde…”
“Precies”, antwoordde Frank, zich nog stommer voelend. Het was stil.

Eindelijk sprak moeder Nederhof weer. “Ik zal de boekhouding van Hendrik voor u pakken… dan bent u niet voor niets gekomen”, en weg was ze. Frank bleef ongemakkelijk achter en bekeek de kamer. Het hing vol met foto’s. Veel van hen hadden een man met een snor in hun kader, die dikwijls poseerde voor de rokende schoorsteen van een fabriek, waar ‘Nederhof Paperclips’ op stond. Hij zag ook foto’s van een jongere man, die op de besnorde leek. Het was vast één van de tweeling, dacht Frank. Vreemd dat er geen enkele foto was waarop ze allebei stonden.
De vrouw kwam terug en onderbrak zijn gedachten. Ze legde de ordners op de tafel voor Frank en hij pakte ze gretig beet. Blij als een kind bladerde hij door de dossiers op zoek naar getallen die hij herkende. Het weerzien van de bekende formulieren en het lezen van die prachtige ambtelijke taal maakte hem warm en moedig. Hij kreeg er tevens een erectie van.
“Uhm,… dit is alleen de boekhouding van Hendrik, toch? Kunt u me dat van Adriaan misschien ook brengen? Ik heb beiden nodig om het kantoor tevreden te stellen.” Hij knikte vriendelijk en bedacht zich dat hij dat goed gedaan had. Door zichzelf te distantiëren van het kantoor had hij vast wat goodwill bij haar gekweekt en bovendien hoefde hij nu niet met een stijf lid door de kamer te banjeren, op zoek naar dossiers.
De vrouw bleef echter stil zitten. Ze leek na te denken en Frank maakte zich zorgen. Ze zou toch niet hier plompverloren doodgaan? Hij keek haar bezorgd aan, tot ze plotseling weer bewoog. “Ja, ik zal het voor je pakken.”

Het dossier van Hendrik Nederhof klopte voor geen meter. Pas nu hij dat van Adriaan er naast kon leggen viel Frank op wat er aan de hand was. “Uhm,…” stamelde hij, “waarom is Hendrik eigenlijk nooit naar school gegaan? Ik zie hier dat hij nooit ingeschreven is geweest, dat hij geen inentingen gehad heeft, nooit zijn veterdiploma haalde en geen enkele telefooncel sloopte, maar dat hij wel de afgelopen vierendertig jaar nachtdiensten heeft gedraaid in de fabriek van die hij samen met zijn broer van uw man heeft overgenomen. Ik lees trouwens dat Adriaan ook twee maanden terug onder een tractor terecht is gekomen. Wat moet dat tragisch zijn geweest voor u, allebei uw zoons zo te moeten verliezen…” Tijdens zijn gepraat was de vrouw stiller en stiller geworden. Ze zuchtte diep en sloot haar ogen.
“Goed. Ik zal u alles vertellen”, zei ze, “Ik ben oud en wil met een schoon geweten mijn Herder tegemoet treden. U moet weten dat de familie Nederhof al generaties lang in het paperclipmakersvak zit. Zelfs toen het nog kleine, handbediende kleitabletten waren om vellen papyrus bij elkaar te houden, was Nederhof de voornaamste leverancier van paperclips. Mijn man zaliger, Arie Nederhof, nam de fabriek over die zijn vader, Adri Nederhof hier had laten bouwen. Het was de grootste investering die ooit gedaan was in de geschiedenis van de Nederhof’s. Mijn man werkte hard. Paperclips maken is geen moeilijk vak en in feite is er slechts één man nodig die de fabriek bemand, aangezien de machines alles zelf doen. Er is alleen iemand nodig die om de zoveel tijd op een grote, rode knop drukt… ik heb het nooit begrepen, hoe vaak mijn man het me ook uitlegde. Het had iets te maken met ‘het bochtje naar links’, geloof ik. Enfin. Mijn man keek op een dag naar de schoorsteen van zijn fabriek en zuchtte dat het toch jammer was dat er geen rook uit kwam. Hij had dat zo graag willen zien. Ik bood hem aan eens op de knop te drukken terwijl hij vanaf de oever aan de overkant keek, maar hij verzekerde mij dat het een hele grote knop was en dat ook de psychologische druk niet mis was. Deze wens de rook te zien groeide uit tot een economische obsessie toen hij zich bedacht dat de fabriek, de grote investering waar zijn voorouders voor geploeterd hadden, de helft van de tijd leeg en ledig aan de oever stond. De ARBO had bepaald dat hij na een werkdag van twaalf uur niet meer in staat was op de rode knop te drukken en verplichtte hem pauzes en nachtrust te nemen. Zodoende zat mijn man verplicht urenlang thuis, op zijn horloge kijkend en de seconden aftellend.”
Frank had in zijn neus gepeuterd en merkte de stilte op. “Uhm,… maar… wat heeft dit allemaal te maken met Hendriks uitblijvende participatie aan de dingen des levens?”
“Daar kom ik nu op,” zei moeder Nederhof. “Ik had zo te doen met het lijdende wachten van mijn man, dat ik nadacht over een oplossing. We zouden proberen een kind te krijgen, zodat deze mijn man kon helpen in de fabriek. Het inhuren van een werknemer behoorde financieel gezien niet tot de mogelijkheden en bovendien is Nederhof Paperclips een familiebedrijf. Om een lang verhaal kort te maken; ik raakte zwanger en Adriaan werd geboren. Mijn man had net een tweede schoorsteen laten maken, die af was de dag voordat Adriaan kwam, en zodoende kwam hij op een idee. Hij nam het kind onder zijn arm, fietste naar het gemeentekantoor en liet hem inschrijven. Hij ging naar buiten, het kind nog onder zijn arm, rolde een shagje, liep wat rond en toen hij klaar was ging hij weer naar binnen. Hij zei dat zijn vrouw tot zijn grote verrassing nóg een kind had gebaard en dat het een twee-eiige tweeling betrof. Hij liet Adriaan opnieuw inschrijven, maar dit keer als Hendrik. Op die manier zouden Adriaan en Hendrik elkaar op papier kunnen afwisselen in de fabriek, terwijl Adriaan zoveel op de rode knop kon drukken als hij wilde zonder lastig gevallen te worden door de ARBO.”
Franks mond viel open. “U heeft gelogen over uw aantal kinderen? Geen wonder dat we er niets meer van begrepen op het kantoor! Hoe kan het dat dit zo lang onontdekt gebleven is! Waarom vertelt u dit nu aan mij? Weet u wel niet wat voor enorme bedragen onterecht ontvangen kinderbelasting u ons nu gaat terugbetalen?”
Vrouw Nederhof lachte zachtjes. “Eén keer eerder, ongeveer dertig jaar geleden, toen Adriaan vier was, kwam er een andere inspecteur. Hij kwam onderzoeken waarom Adriaan wel, maar Hendrik niet ingeschreven was voor de basisschool. Hij had ook een aktetas bij zich en zat in dezelfde stoel als waar u nu zit. Hij kwam ook, net als u, achter de waarheid. Maar leert u mij inspecteurs van de belastingdienst kennen, meneer Frank. Leert u mij die kennen…”
Langzaam stond ze op. Het zweet brak Frank uit. Hij verwachtte ieder moment een mes in zijn borst, maar tot zijn grotere verbazing knoopte de vrouw haar blouse open en liet ze in een ruk haar verrimpelde, hangende borsten zien. Frank kroop achteruit in zijn stoel alsof de borsten naar de vloer zouden zakken om in zijn enkels te bijten. “Hij is krijsend van genot gevlucht uit het dorp, Frank, en hij heeft er nooit een woord over gesproken. Ik denk dat hij zo blij was omdat ik hem ontmaagde, denk je ook niet, Frank? Je lijkt me ook een fris, groen blaadje, als ik je zo zie…”
Frank sprong op uit zijn stoel, struikelde over zijn aktetas, knalde tegen de deur, keek om, zag niets, opende de deur en rende de straat op. In de verte kon zijn gegil gehoord worden. De barman en ouwe Gertje schudden hun hoofd, terwijl mevrouw Nederhof haar blouse weer dichtknoopte. In dertig jaren had zij alleen maar aan charme gewonnen.
__________________
Al is de reiziger nog zo snel, de ns vertraagt hem wel.
Advertentie
Topic gesloten

Topictools Zoek in deze topic
Zoek in deze topic:

Geavanceerd zoeken

Regels voor berichten
Je mag geen nieuwe topics starten
Je mag niet reageren op berichten
Je mag geen bijlagen versturen
Je mag niet je berichten bewerken

BB code is Aan
Smileys zijn Aan
[IMG]-code is Aan
HTML-code is Uit

Spring naar

Soortgelijke topics
Forum Topic Reacties Laatste bericht
Verhalen & Gedichten Winnaar Verhalenwedstrijd: Adrian Nederlof en zijn broer.
Verwijderd
51 08-06-2005 05:41
Verhalen & Gedichten Verhalenwedstrijd: Kies de winnaar.
Ieke
118 21-05-2005 13:34


Alle tijden zijn GMT +1. Het is nu 11:52.