Oud 23-01-2004, 17:45
Ewuor
Ewuor is offline
Hoofdstuk 2 – Regen


‘Regen’ Als er iets was wat in staat was een neerslachtige stemming te bevorderen dan was het wel regen. En dan vooral het miezerende, doorwekende soort. Corin begon het getik van de regen op zijn tentdak inmiddels aardig irritant te vinden. Hij legde zijn schrijfveer met een zucht neer en wreef over zijn slapen. Wat extra slaap zou geen overbodige luxe zijn. Corin stond op en liep naar de lamp die aan de tentpaal was bevestigd. De elf sloot zijn ogen en legde zijn handen tegen de lamp. Magie vloeide door zijn lichaam en via zijn handen naar de lamp. Onmiddellijk laaide de vlam hoger op. Met een tevreden knikje keerde Corin terug naar zijn stoel. De vochtigheid was een ramp voor zijn tekstrollen. Vastberaden boog hij zich weer over het papier. Enkele minuten later richtte Corin zich op en veegde zijn schrijfveer af aan een vodje. Het was altijd goed om na hard werk iets eindelijk voltooit te hebben. Met een grijns besloot de elf om dit te vieren met een goed glas Vorn. Corin was net bezig het glas vol te schenken toen de voortdurend tikkende regen een zwakke plek in zijn tentdak vond. Met afgrijzen zag hij hoe één druppel de afdaling naar zijn net afgemaakte tekst begon. De drup spatte uiteen op het papier en langzaam begon de inkt aan alle kanten uit te lopen. Corin leegde zijn glas in een teug en zette die vervolgens onder het lek neer. De elf borg zijn tekstrollen op en greep zijn mantel. Hij moest iemand vinden om dat lek te dichten.

Eenmaal buiten werd Corin verwelkomd door een vlaag regen. Met moeite worstelde de elf zich door de zuigende modder. Even schuilend voor de wind zocht hij steun tegen een tentpaal. Het kampement van de elfen strekte zich over een rivierdal uit, een kleine open plek in de Zilverpijnbossen. Aan de buitenkant van het kamp stonden de tenten van de soldaten als een muur van staal. Aan de binnenkant waren degenen gelegerd die niet konden vechten: sommigen van de vrouwen en mannen, de kinderen en de priesters en wijsgeren zoals hij. Alles bij elkaar iets meer dan duizend vluchtelingen. Alles wat er over was van het volk Quel’Thalas. Dat was tenminste zo als je de bloedelfen niet meerekende die het andere gedeelte van het dal bezetten. Met zo’n vijfhonderd krijgers vergezelde Tanin Haviksvleugel, de bloedmagiër, de hoogelfen in hun vlucht. Zijn mantel stevig om zich heen wikkelend stortte Corin zich wederom in de regen en de wind. Tegen de tijd dat hij de grote verzameltent had bereikt was hij doorweekt van top tot teen en al te blij om naar binnen te gaan en zich aan het weer te onttrekken.

In Quel’Thalas hadden de hoogelfen altijd pleinen gemaakt in hun steden. Deze pleinen waren omringd door stenen banken, meestal prachtig versierd, en in het midden stond een fontein waarvan het water, klaar en helder, drinkbaar was. Dat waren plaatsen geweest waar elfen, jong en oud, man of vrouw, priester of soldaat, samen kwamen om zaken te bespreken, muziek te maken, samen te drinken en te eten of enkel en alleen om van elkanders gezelschap te genieten. Om deze mooie gewoonte niet verloren te laten gaan, en om de bewoners van kamp het mogelijk te maken om elkaar regelmatig te ontmoeten had vrouwe Adariëlle deze grote tenten laten opzetten. Houten banken en tafels stonden hier en daar tussen de steunpalen van de tent opgesteld en bij het licht van de elfenlampen zag Corin dat het ook nu, laat op de dag, nog druk was. Elfen zaten hier en daar alleen of in groepjes.
In het midden van de ruimte stond een jonge vrouw. Haar lange blonde haar was in verschillende vlechten achter haar hoofd gebonden zodat het haar niet hinderde. Tegenover haar aan de andere kant van een tafel stonden drie mannen die elk met een frons op hun gezicht naar een aantal papieren stonden te kijken die net in hun handen waren gedrukt. Fenix was zoals Corin het zou noemen enigszins haastig. Als dochter in een lange lijn van krijgers was ze een bedreven vechter met een sterke wil en dapperheid die niet onderdeed voor die van haar broer: Daeron. Corin liep naar de tafel en wachtte tot de drie andere elfen klaar waren. ‘Het maakt mij niet uit hoe je het voor elkaar krijgt, zolang je het maar doet.’, bitste Fenix tegen het trio, ‘Het eten moet droog blijven anders sterft het hele kamp binnenkort aan de hongerdood!’ Met een korte buiging en een haastig ‘natuurlijk vrouwe’ maakten de elfen dat ze weg kwamen. En groot gelijk hadden ze dacht Corin. Als Fenix een slecht humeur had was ze zogezegd in staat je neus eraf te bijten. ‘Mijn tent lekt.’, zei hij. Fenix keek op van de stapel papieren die voor haar op tafel lagen, lijsten met voorraden waarschijnlijk, en een glimlach verscheen op haar gezicht: ‘Natuurlijk, Corin, we zijn allemaal in levensgevaar hier met de ondoden op onze hielen maar wanneer Corins tent lekt dan moeten alle andere dingen wijken want we willen niet dat onze meest gewaardeerde priester natte voeten krijgt.’ Corin beantwoorde haar glimlach: ‘Het is goed te weten dat ik op waarde word geschat. Het spijt me, ik zie dat je het druk hebt. Als je me vertelt waar ik de wever kan vinden ben ik weg.’ Fenix ging met een zucht zitten en masseerde haar nek. ‘Weet je Corin, ergens hoop ik dat de ondoden ons inhalen. Dan kan ik eindelijk weer eens het zwaard hanteren in plaats van de schrijfveer. Regelen dat 1000 elfen elke dag krijgen wat ze nodig hebben is een hoop werk.’ Corin knikte: ‘Het is een verantwoordelijke taak en je doet het uitstekend. En wat betreft het hanteren van een zwaard: daar krijg je denk ik nog wel genoeg gelegenheid toe. Als priester denk ik echter dat het nu beter is dat jij wat rust gaat nemen, voor je zelf een ondode wordt.’ Fenix mompelde iets over bemoeizuchtige priesters, net luid genoeg om het te horen maar stond toen op: ‘Je hebt gelijk, ik ben hondsmoe en deze regen is bovendien uiterst deprimerend. Slapen klinkt me als muziek in de oren.’ Ze draaide zich om en riep een van de andere priesters om haar werk over te nemen. Corin schraapte nadrukkelijk zijn keel: ‘Het tentdoek?’ ‘De wever zit daar onder die lamp een boek te lezen.’, antwoordde Fenix. Corin bedankte haar en wenste haar een goede nachtrust toe. De wever beloofde om zo snel mogelijk naar zijn tent te komen kijken maar de vochtigheid had al aan meerdere tenten schade berokkend en hij had het uitermate druk. Corin bedankte de man en sloeg zijn mantel om zich heen en maakte zich op om het weer wederom te trotseren. Op weg naar zijn tent werd hij opgeschrikt door kreten. ‘Ze zijn terug!’ Corin keek naar de boshelling en werd al snel twee rijen van krijgers gewaar die in ordelijke formatie naar het kamp afdaalden. Hij bleef staan om de soldaten op te wachten en terwijl ze aan hem voorbij marcheerden zag Corin dat ze gevochten hadden. De helmen en schilden waren met bloed besmeurd en hier en daar werd een gewonde door zijn kameraden ondersteund.
Beide rijen bestonden uit elfen en de wapenrustingen waren ongeveer gelijk maar de verschillen lagen onderhuids en werden in de gezichten van de soldaten weerspiegeld. In de ogen van de hoogelfen lag een droefenis en wijsheid die gepaard ging met trots. Maar diep in die ogen was ook een levenslust zichtbaar die elke elf bezat. Maar waar de gladde leeftijdsloze trekken van de hoogelfen dit alles onderstreepten waren die van de bloedelfen verhard, bitter. De ogen van de krijgers die in de andere rij liepen waren gevuld met een smeulend vuur dat op elk moment leek te kunnen ontvlammen. Het was het vuur van haat en de honger naar wraak.
Aan het hoofd van de compagnie der bloedelfen liep Tanin Haviksvleugel. De ogen van de bloedmagiër gleden minachtend over de verzamelde hoogelfen die de terugkomst van de soldaten aanschouwden. Corin huiverde toen de bloedelf in zijn richting keek. Dat was de ergste van het hele stel. Corin draaide zich om en haastte zich terug naar zijn tent. Als er gevochten was dan zou het kamp snel opgebroken worden en de vlucht zou weer verdergaan. Het was beste om nog te proberen wat slaap te krijgen voor het zover was. Vervloekt, wat was die regen deprimerend.

‘Ik ga verslag uitbrengen aan de vrouwe.’, zei Aranir tegen Daeron, ‘Laat de kapiteins naar de overlegtent komen.’ Daerons blik dwaalde af naar de bloedelfen die naar hun gedeelte van kamp marcheerden. ‘Ja Daeron, ook Tanin en zijn kapiteins, iedereen moet hierbij zijn.’ Daeron knikte beende weg met een zuur gezicht. ‘Regen, modder, ondoden en bloedelfen’, dacht Aranir, ‘wat een heerlijke combinatie.’
De tent van vrouwe Adariëlle stond midden in het kamp en werd ten allen tijde bewaakt door vier vrouwen die ook nog Adariëlles dienaren waren. De twee die op het moment op wacht stonden lieten Aranir zonder problemen passeren nadat hij zijn wapen had afgelegd. De laatste overgebleven aartsmagiër van de hoogelfen mocht onder geen voorwaarde iets overkomen.

Ongeveer twee vijfde van de hoogelfen was magisch begaafd op de een of andere manier. De vrouwen waren echter altijd sterker geweest en van tijd tot tijd was er onder hen een die zo sterk was dat ze rang van aartsmagiër toegewezen kreeg. In de maatschappij der hoogelfen hadden deze een uiterst prominente positie want met behulp van hun magie waren zij in staat om dingen te doen waartoe zelfs de verenigde krachten van de mindere priesters en magiërs niet toe in staat waren. De magische poorten die Quel’Thalas hadden beschermd waren daar voorbeelden van. Duizenden jaren waren legers op deze poorten stukgelopen. Tot de ondoden kwamen tenminste…

Adariëlle stond met haar rug naar hem toe. Ze droeg een lang grijsgroen gewaad dat haar positie als Aartsmagiër bevestigde. Haar zwarte haar golfde over haar schouders en om haar middel droeg ze een band van gevlochten touw. Voor haar in de lucht zweefde een kristal wat met een vriendelijk groen licht straalde dat de tent vulde. ‘Ga zitten Aranir.’, fluisterde de vrouwe, ‘Dit neemt niet lang meer.’ Aranir nam de eerste de beste stoel en wachtte geduldig af. Na luttele seconden doofde de glans in het kristal en alleen een klein vonkje, diep binnenin, bleef over. Adariëlle draaide zich om: ‘Dit heb ik voor jou gemaakt Aranir. Het zal je beschermen in de strijd. Je was vandaag gevaarlijk dicht bij de dood.’ Aranir onderdrukte de neiging om te vragen hoe ze dit wist, knikte beleefd en nam het kristal aan: ‘Ik zal de wapensmeden vragen om het in mijn harnas te laten versmelten. Dank u vrouwe.’ Ze glimlachte: ‘Nog steeds even afkerig van magie Aranir? Zeer ongebruikelijk voor een hoogelf.’ ‘Met uw welnemen vrouwe.’, antwoordde Aranir, ‘Ik hecht meer waarde aan een zwaard. Magie was niet in staat om Quel’Thalas te redden. Als we toentertijd meer zwaarden hadden gehad, dan hadden we de ondoden misschien kunnen tegenhouden.’ ‘Misschien, misschien ook niet’, fluisterde Adariëlle en haar blik ving de zijne. Aranir huiverde en neeg zijn hoofd. Altijd als ze hem aankeek met die onderzoekende ogen van haar kreeg hij het gevoel alsof ze dwars door hem keek.

Daeron stak zijn hoofd naar binnen: ‘Vrouwe, heer Aranir, de kapiteins zijn hier.’ Aranir, blij met de onderbreking richtte zijn aandacht op zijn vriend: ‘Laat ze binnen Daeron.’ De elf knikte en stapte de tent binnen op de voet gevolgd door vier hoogelfen, vier bloedelfen en als laatste de bloedmagiër zelf. ‘Gegroet o nobele vrouwe.’, spotte Tanin tegen Adariëlle , ‘Ik mag hopen dat u zich niet al te veel aan mij stoort maar ik heb nog geen tijd gekregen om het bloed van mij af te wassen. Er komt verdraaid veel van vrij als je iemands hart uit z’n lijf rukt.’ Hij voegde er een huiveringwekkende glimlacht aan toe. ‘Als je niets nuttigs te zeggen hebt Tanin, houd dan je mond.’, antwoordde Adariëlle ijzig.
Ze wende zich tot Aranir: ‘Wel Aranir, spreek.’ Aranir stond op en legde een kaart van West-Lordaeron, het gebied waar ze nu doorheen trokken, op tafel: ‘Vandaag hebben we tot drie maal toe met de ondoden moeten vechten. Het is duidelijk dat ze ongeveer weten waar we zijn en dat ze ons gevaarlijk dicht op de hielen zitten. Het zou naïef zijn om te veronderstellen dat geen enkele ondode de gevechten heeft overleefd en dat betekend dat ze vroeger of later zullen uitvinden waar we precies zitten. Om een lang verhaal kort te houden, we moesten maar eens opbreken.’ Eén van de jongere kapiteins onderbrak Aranir: ‘En waarheen dan?! De ondoden halen ons toch in. We kunnen eenvoudigweg niet ontsnappen.’ Daeron knikte bedachtzaam: ‘Hij heeft gelijk Aranir, tot nu toe waren de ondoden zich nauwelijks van ons bewust maar nu we meerdere van hun patrouilles hebben afgeslacht zullen ze een grotere strijdmacht achter ons aan sturen, hoogstwaarschijnlijk onder de leiding van een Gruwelheer.’ De andere kapiteins keken elkaar vertwijfeld aan maar vrouwe Adariëlle glimlachte: ‘Ik en Aranir wisten dat de ondoden op een gegeven moment hun volle sterkte op ons af zouden sturen maar gelukkig hebben daar rekening mee gehouden toen we de route van onze vlucht uitkozen.’ Ze liep naar de kaart: ‘Hier zijn we nu, iets ten zuiden van het punt waar de Zilverpijnbossen in het gebergte overgaan. Er zijn enkele passen door die bergen maar de meeste zijn door de ondoden bezet. We weten echter dat de mensen nog steeds Dalaran verdedigen en hun meest westelijke buitenpost is een bergfort, hemelsbreed 15 mijl van hier. Daar gaan wij naar toe.’

Tanin grijnsde: ‘De mensen zullen vast blij zijn als we met een leger van ondoden op onze hielen naar hun fort komen. Maar wat doet het er ook toe, zolang we de kans krijgen ondoden om zeep te helpen staan de Bloedelfen tot uw beschikking.’
‘Eén vraag.’, sprak Daeron, ‘Hoe weten we zeker dat het fort er nog is? Voor hetzelfde geld hebben de ondoden het al weggevaagd.’
Aranir glimlachte spijtig: ‘Helaas hadden we weinig keus toen we de route uitkozen en de situatie is er niet bepaald beter op geworden. Dat fort is onze enige hoop.’ Een pijnlijke stilte daalde neer over het gezelschap maar alle twijfel was verdwenen. Er was simpelweg geen andere oplossing.
Aranir schraapte zijn keel: ‘ Verspreid het nieuws, we vertrekken twee uur na middernacht.’ De kapiteins knikten en haasten zich de tent uit om aan de slag te gaan. Terwijl ze de tent uitliepen hoorde Aranir Tanin zeggen: ‘Een fort, ik hoop dat de ondoden het aanvallen. Dan kunnen we een tweede muur erom heen bouwen; van lijken.’ De andere bloedelfen lachten. Ze zijn allemaal gek dacht Aranir. Volslagen krankzinnig.
Met citaat reageren
Advertentie
Oud 23-01-2004, 17:48
Ewuor
Ewuor is offline
Gegroet,

Hier is hoofdstuk 2 van mijn verhaal met:

*drie nieuwe karakters
*een lekkende tent
*een vergadering
Met citaat reageren
Oud 24-01-2004, 21:44
Enmanuial
Enmanuial is offline
gegroet geachte aartsvijand,

het hoofdstuk is een mooi vervolg op het vorige,
kijk uit dat je niet teveel karakters introduceert, dat was een van de redenen dat ik het rad des tijds na boek 6 onleesbaar begon te vinden.
Leuk detail met de lekkende tent.
ga zo verder, ik hoop nog meer tot waanzin gedreven bloedelf soldaten te zien.
__________________
ik voel mij als een vis in een fles water
Met citaat reageren
Oud 25-01-2004, 13:53
Twijg
Avatar van Twijg
Twijg is offline
Ahh, een nieuw stukje!!! 'k was al bang dat 'k nooit meer van dit geweldige verhaal te lezen zou krijgen....

Helaas, helaas moet ik studeren Dus ik kan het nu ff niet lezen, te lang, maar ik ga het zeker wel doen!

Het is echt een heel leuk verhaal, ben benieuwd naar je nieuwe stuk!!
__________________
the world's an elvish sight
Met citaat reageren
Oud 27-01-2004, 16:21
snarl
Avatar van snarl
snarl is offline
yeh, hee, ik lees het uhm.. morgen? ik ga nu naar youp van t hek..
__________________
■■ fuzzy logic
Met citaat reageren
Oud 03-02-2004, 17:54
snarl
Avatar van snarl
snarl is offline
nouja, dit is niet morgen. maar toch: cool.

het vorige deel staat hier: hoofdstuk één
__________________
■■ fuzzy logic
Met citaat reageren
Oud 04-02-2004, 09:12
Enmanuial
Enmanuial is offline
Citaat:
snarl schreef op 03-02-2004 @ 17:54:
[B]nouja, dit is niet morgen.
nej dat was gisteren en morgen is het eergisteren

en nu maar hopen dat Ewuor snel met deel 3 komt
__________________
ik voel mij als een vis in een fles water
Met citaat reageren
Oud 04-02-2004, 23:01
Blues
Avatar van Blues
Blues is offline
Een elf die regen vervelend vind? ik vind jou elf te mensachtig, maar boeien joh, 't is jou verhaal!
Met citaat reageren
Oud 06-02-2004, 22:19
Ewuor
Ewuor is offline
Of je nou een elf, dwerg of mens bent: regen blijft irritant.

Doordat ze onsterfelijk, zijn elfen over het algemeen bedachtzamer. Met die onsterfelijkheid komt ook een zekere trots en arrogantie. Emoties liggen bij elfen dieper dan bij mensen. Ze zullen niet snel boos of verdrietig zijn maar als dat gebeurt dan zijn ze ook echt heel boos of verdrietig. Dit verklaard bijvoorbeeld hoe de bloedelfen helemaal op kunnen gaan in hun haat en daarbij al het andere uit het oog verliezen.

Voor de rest verschillen elfen en mensen in hun perceptie van de wereld eigenlijk niet. Regen blijft dus irritant. Let wel, ik heb het hier niet over de lichamelijke verschillen.

Deze kennis heb ik bij elkaar geschraapt uit LOTR, Warhammer en Warcaft. Maar let wel, dit is hoe ik de elfen zie. Ik kan me best voorstellen dat sommige mensen een ander beeld van elfen hebben.
Met citaat reageren
Oud 07-02-2004, 14:05
Blues
Avatar van Blues
Blues is offline
Ja, bij LOTR is 't één of anders super ras man (lievelingetje van de schrijver is duidelijk te merken) ik vind ze bij AD&D (als je 'r bekent mee bent) 't beste kloppen.
Met citaat reageren
Oud 16-02-2004, 19:36
snarl
Avatar van snarl
snarl is offline
Citaat:
Ewuor schreef op 06-02-2004 @ 22:19:
Ik kan me best voorstellen dat sommige mensen een ander beeld van elfen hebben.
jup. ze scheren zich nooit, of bijna nooit, en ze lopen rond in rare legrcapes.

nee, serieus. ik vind jouw beeld wel okee, eigenlijk, ewuor.
__________________
■■ fuzzy logic
Met citaat reageren
Oud 16-02-2004, 20:35
Zucadragon
Zucadragon is offline
lekker verhaaltje daar, maar het begin is toch well een beetje A naar B naar C kwadraat...

Maar verders was het erg leuk om te lezen ^_^
__________________
And even you, taste good with ketchup...
Met citaat reageren
Advertentie
Reageren

Topictools Zoek in deze topic
Zoek in deze topic:

Geavanceerd zoeken

Regels voor berichten
Je mag geen nieuwe topics starten
Je mag niet reageren op berichten
Je mag geen bijlagen versturen
Je mag niet je berichten bewerken

BB code is Aan
Smileys zijn Aan
[IMG]-code is Aan
HTML-code is Uit

Spring naar


Alle tijden zijn GMT +1. Het is nu 05:43.