2
Hier zit ik dan. Nog steeds samen met u alleen. Klaar om u te vertellen over hoe het kwam. Wiens fout het was. Wie de regels verkeerd interpreteert is niet schuldig. Schuldig is alleen de persoon die er verantwoordelijk voor is. Niemand. Geen driewieler gehad. Te kort rokje. Krom.
De dag erna was het een stuk frisser. Ik rilde van de kou toen ik bij de oude kerktoren stond. Ik wachtte op de posterplakkers. Onderwijl had ik nog een jointje gedraaid. Een diepe hijs, hoesten. Het zachtjes knapperen van de net niet verpoederde weed bracht mij daar in extase. Ik was oprecht gelukkig. Geen god, geen Allah, geen vliegtuig dat daar een eind aan kon maken. Behalve ik zelf. En dat deed ik.
De posterplakkers kwamen aan lopen en heette mij welkom. Er werden taken verdeeld. Ik zag haar weer. Mijn toekomstig zusje. Ik moest met haar een team vormen. Het noorden van de stad, 50 posters. Leve de revolutie! We kwamen er nooit meer aan. De eerste de beste kroeg lonkte naar ons. Eén borrel. Ik trakteer. Een tweede om het af te leren. Een derde voor het smaakje en een vierde om te vergeten wat reeds genuttigd was en weer van vooraf aan te beginnen. Dronken. Kegel. Bezopen. Straal. Lazarus (zelfs in de bijbel zuipen ze) Iets te diep in jezus z’n bloed gekeken. Kater.
Een paar uur en een tiental borrels later verlieten wij luid zingend de kroeg. We zwalkten over straat en ze vroeg of ik nog even mee ging. Een jointje roken. Kon er nog wel bij. Oké. Ik liep mee. En daar woonde ze, boven een antiekzaak. In de etalage stond een kunststoffen lijk. Henkie. Reeds verkocht nog niet opgehaald. De dood had het druk.
Ze opende haar deur en een donker trappengat verscheen voor mij. Op de tast naar boven. Hopende niets om te stoten. Het lukte! Mijn toekomstige zusje opende de haar kamer deur en ik plofte neer op de bank. Ik keek haar aan en vertelde haar dat dit het begin was. Het begin van alles. Van niets. Ze vroeg of ik een vloeitje had. Tuurlijk had ik vloei. Ze plakte ’t jointje dicht. Stak ‘m op en nam een klein hijsje. Scherp spul. Mes is scherper. Ja, maar dit is óok scherp. Das waar.
Naar mate het jointje kleiner werd en mijn gedrag zich omgekeerd evenredig aanpaste werd ik écht lijp. We hadden een band. Niet te verklaren. Maar we hadden ‘m. Niet verliefd. Geen liefde. Houden van? Nee. Zij, ja zij, was mijn zusje. Mijn abiologische zusje. Vanaf toen, ik kende haar een dag, waren wij broer en zus. Familie, ik had familie erbij. En wat voor familie. Het leven lachte mij toe! Dank je God, dank je wel! Al het goede duurt kort. Hoe langer de vreugde, hoe langer het lijden. Ik was vrolijk, héél vrolijk. En gelukkig. Tijdelijk. Tranen vloeien nog steeds. Voor niets. Maar ze vloeien. Een teken van leven. Of de naderende dood? Beide.
__________________
*ONKRUID VERGAAT NIET* *Doc is de meest drinkende forumbaas* *ik slaap in hetzelfde bed als Iotje* *ik= wanabe WC-ontstopper*
|