Oud 26-07-2003, 22:22
Verwijderd
Óla allemaal!

Vond dit verhaal weer. Het is wel leuk (redelijk lang ook ) en het is af. Wat vrij opmerkelijk is met mij. Ik heb de neiging weinig verhalen af te maken.
Maar goed. Dit verhaal was een werkstuk van school. Het werkstuk ging over de oude Griekse waarzegster Cassandra die ten tijde van de Trojaanse oorlog leefde. (Met dat paard, weetjewel?) Bij mensen met een klassieke achtergrond zal waarschijnlijk een feest van herkenning worden... Tenminste dat was de bedoeling.
Voor het werkstuk, dat voor het grootste gedeelte uit dit verhaal bestond, kreeg ik een 9,5.

Krummeltje
Met citaat reageren
Advertentie
Oud 26-07-2003, 22:25
Verwijderd
Ik zie, ik zie… wat jullie niet willen zien

‘Trojaanse Prinses’ slaat weer toe

EEMRE – De ‘Trojaanse Prinses’, ook wel bekend als Alexandra Schliemann, heeft afgelopen vrijdag tijdens de markt van Eemre weer van zich laten horen. Deze beruchte dame die zichzelf de titel ‘profetes’ heeft toegedacht, voorspelt al jaren de ondergang van Eemre. Nu heeft ze een nieuw slachtoffer gevonden: de populaire aspirant-burgemeester Paul Aichers: volgens Alexandra “duivels slecht” en zal het aanstellen van deze man “ de ondergang van Eemre betekenen.”


Alexandra zuchtte diep. Ze hoefde niet eens na te denken over wie dit vernietigende stukje in de plaatselijke krant had geschreven. Er was daar maar één journalist die een hekel aan haar had.
Het was Ivan natuurlijk niet te verwijten dat hij gewoon zijn werk deed, alleen verdacht Alexandra hem er wel degelijk van dat hij zijn emoties liet doorschemeren in zijn werk. Dat nam ze hem kwalijk. Hij kon niet objectief naar haar kijken, ook al had hij al zo vaak geprobeerd het tegendeel te bewijzen. Ze geloofde hem eenvoudigweg niet.

De bijnaam ‘Trojaanse Prinses’ komt van een eeuwenoude mythe uit het oude Griekenland. Deze mythe verhaalt over een oorlog, lang geleden gevoerd tussen de Grieken en de stad Troje en is misschien wel het bekendste verhaal uit de Griekse mythologie. De oorlog betekende tevens de ondergang van Troje.
De aanleiding van dit alles was een bruiloft tussen Peleus, een sterfelijke man, en Thetis, een dochter van een zeegod. Op hun bruiloft hadden ze iedereen uitgenodigd, behalve de godin van de twist, Eris genaamd. Zij werd kwaad en gooide een gouden appel in het feestgedruis met het opschrift ‘Voor de mooiste’. Drie godinnen maakten aanspraak op de appel: de vrouw van de oppergod, Hera, de godin van de oorlog, Athene en Aphrodite, de godin van de schoonheid. Om ruzie te voorkomen lieten ze een herder van de berg Ida komen om het besluit te nemen. Deze jongen, Paris, was de zoon van Priamos, de koning van Troje. Hij moest het besluit nemen.
Paris zwichtte voor Aphrodite’s belofte hem de mooiste vrouw van de wereld te schenken en schonk haar de appel.
De mooiste vrouw was Helena, daar was iedereen het over eens. Probleem was echter dat Helena getrouwd was met Menelaös en dat deze een dure eed had gezworen aan Helena’s vader: wanneer ooit een vreemdeling zijn dochters eer zou bedreigen, moest er ingegrepen worden.
Paris schaakte Helena, die ernstig onder de indruk was van deze knappe vreemdeling en zomaar meeging. Aphrodite had haar belofte gehouden. Maar boven Troje pakten zich donkere wolken samen…
De Griekse leiders verzamelden zich onder leiding van Menelaös en gingen op weg naar Troje, om wraak te nemen op diegene die het gewaagd had Helena zomaar te schaken.
De strijd om de stad duurde echter tien jaar en de Grieken dolven bijna het onderspit. Toen bedacht de listige held Odysseus een plan. De Grieken zouden doen alsof ze het op hadden gegeven en deden net alsof ze vertrokken. Er werd een reusachtig houten paard gebouwd als zogenaamd geschenk voor de Trojanen. In werkelijkheid verstopten de Griekse soldaten zich erin, om er ’s nachts, als de Trojanen dronken van blijdschap feest aan het vieren waren, de mensen in de stad af te slachten. En zo geschiede...
Paris was uiteraard niet het enige kind van koningin Hecuba en koning Priamos. Zij hadden onder andere een zoon genaamd Hektor, en een dochter, Cassandra.
Zij had ooit een voorspellende gave van de god Apollo gekregen. In ruil zou Cassandra het bed met hem delen. Ze weigerde echter, waarop Apollo onstak in woede en haar haar zienerskunst wilde afnemen. Geschenken zijn echter moeilijk terug te nemen, dus vervloekte hij haar: niemand zou ooit haar voorspellingen nog geloven.
Hoewel Cassandra meestal ook zo wordt genoemd, heet ze in bepaalde literatuur - ironisch genoeg - Alexandra.
Alexandra Schliemann, de Trojaanse Prinses. Een verre vergelijking. Cassandra had echter achteraf gezien altijd goede voorspellingen gedaan. Onze eigen prinses zaait alleen maar onrust en angsten, terwijl haar voorspellingen kant noch wal raken.
Door: Ivan Delucci


Alexandra legde het Dagblad van Eemre woedend op de tafel neer. Wie dacht hij wel dat hij was? Het was Ivan geweest en niemand anders die haar op het spoor van haar gave had gezet. Want dat was het. Een gave. Een vervloekte gave leek het soms, maar het was een gave. En ze moest er maar mee leren leven: wat Ivan nou ook schreef.
Alexandra liep naar de keuken en begon koffie te zetten. Bijna acht uur. In de invallende duisternis kon ze nog net een verhuiswagen onderscheiden.
“Welke idioot gaat er nu ’s avonds verhuizen?” vroeg ze zich hardop af. Er stapte iemand uit de auto. Even ging er een rilling van afschuw door haar heen.
Paul Aichers.
Ze had nooit begrepen dat er mensen waren die serieus het beroep van burgemeester van het duffe provinciestadje Eemre ambieerden. Maar deze man dus wel.
Er was iets aan hem dat Alexandra absoluut niet beviel, maar ze kon het niet thuisbrengen. Haar gevoel zei haar dat deze man niet te vertrouwen was. Hij zou de ondergang van Eemre worden. Ze had alleen geen enkel idee waarom en dat maakte haar zo bang dat ze bijna begon te twijfelen aan haar eigen voorspellingen - iets wat ze nooit eerder had gedaan.
Behalve lang geleden misschien. Lang voordat ze Ivan leerde kennen.
Ach ja, Ivan Delucci… Diep in haar hart hield ze ergens nog van hem. Maar niet meer zoals vroeger, toen ze met z’n tweeën nog dolgelukkig waren en hij haar zelfs bijstond in haar rare visioenen en voorspellingen. Hij had haar geloofd.
Maar het was al lang geleden.


Trojaanse problemen
“Goedemorgen,” groette haar nieuwe buurman vrolijk, maar zijn blik verstarde toen hij Alexandra herkende van de voorpaginafoto. “De Trojaanse prinses.” Het was een constatering.
Ze stak haar hand uit. “Alexandra Schliemann.”
“Ik weet hoe je heet.” Hij deed geen poging om haar gebaar te beantwoorden.
Alexandra haalde haar schouders op en liep het tuinpad af. Ze had het geprobeerd. Ze keek allang niet meer raar op van de mensen die haar niet meer wilden kennen. Het begon nu zelfs al op haar werk, sinds die foto in de krant.
Ze begreep niet dat Ivan zo’n grote haat tegen haar koesterde. Zoveel had ze niet fout gedaan. Het was ook gedeeltelijk Ivans schuld geweest dat er een eind aan hun relatie kwam. Natuurlijk, de manier waarop ze hem aan de kant had gezet was behoorlijk bot geweest. Maar dat hij daarom zulke vernietigende stukjes in de krant schreef… Over scheiding van werk en privé had hij zeker nog nooit gehoord.
Alexandra werkte bij een uitgeverij in een naburig stadje. Niemand kende haar reputatie daar – dat dacht ze in ieder geval – totdat Ivan zijn wraakzuchtige stukjes in de krant begon te schrijven. Roddels gingen snel en ze was al meerdere keren bij haar baas op het matje geroepen.
Maar het interesseerde haar niet. Ze wist dat wat ze deed goed was, al was het pijnlijk om steeds weer met het ongeloof van iedereen geconfronteerd te worden. Niemand geloofde haar, wat ze ook zei. En dat kwam mede door Ivan.
Ondanks alles kon ze hem niet haten, daarvoor had ze teveel met hem meegemaakt. Maar Ivan dacht daar blijkbaar anders over.
Hij was niet altijd zo geweest. Ivan was in korte tijd veranderd in een cynische, botte journalist en leek in niets meer op de man waarvan ze zoveel gehouden had. Maar hun relatie – die ongeveer een jaar had geduurd – kon niet meer. Alexandra kreeg steeds engere visioenen over Ivan en over zichzelf. Ze had hem daar nooit over verteld, domweg omdat ze hem niet durfde te confronteren met zijn toekomst. En zichzelf niet met de hare.
Achteraf gezien was het misschien verstandiger geweest om het uit te leggen, alles te vertellen. Maar Alexandra had altijd geleerd op haar gevoel te vertrouwen en dat was ook wat ze destijds gedaan had.
De buschauffeur gaf zonder haar aan te kijken het kaartje terug. Alexandra nam al lang de moeite niet meer om een gesprek met hem te voeren: hij hield zich ver van alles wat met magie te maken had.
Magie. Het woord alleen al. Ze geloofde niet in heksen, sprookjes of zwarte magie. Het bestond gewoon niet dat je door een paar woorden te mompelen iemand de vreselijkste dingen aan kon doen. Ze wist alleen niet of haar voorspellingskunst ook onder magie viel. Zelf vond ze van niet, maar veel mensen vonden het eng of griezelig en associeerden haar meteen met de duivel.
Alexandra geloofde al lang niet meer in de duivel, net zomin als in God. Als klein meisje verloor ze haar moeder door een ernstig auto-ongeluk en ze was ervan overtuigd dat als er een God was, hij dit zeker had voorkomen. Haar moeder had haar overgelaten aan haar vader, de vreselijkste man die ze zich kon voorstellen. Daar was de duivel heilig bij.
Alexandra liep de bus in en ging op een lege plek zitten. Ze wist zonder te kijken ook wel dat iedereen haar aanstaarde. Ze had het zachte gemompel ook wel gehoord toen ze de bus binnenkwam en ze zag mensen paniekerig kijken toen ze een plek zocht.
Ze glimlachte even. Mensen konden zo naïef zijn... Het kwam werkelijk niet in ze op om eens een gesprek met haar te gaan voeren. Terwijl ze het absoluut niet erg vond om een discussie te voeren, integendeel. Als iedereen haar behandelde alsof ze een bom was die elk moment kon ontploffen, voelde ze zich net een kermisattractie. En dat kon toch niet de bedoeling zijn.
Ze wist überhaupt niet wat de bedoeling van haar bestaan hier was. Waarom zij nou precies een voorspellende gave had gekregen. Zo bijzonder was ze niet.
De bus stopte en Alexandra stond op. Ze voelde een zucht van verlichting door de bus gaan toen ze uitstapte en merkte dat toen zij buitenstond, iedereen ineens drukke gesprekken begon te voeren.
Het regende. Alexandra hield wel van regen, het bracht melancholische gevoelens in haar boven. Zoals zo vaak.
Echt vrolijk was ze in haar leven niet geweest. Ze had altijd het gevoel het lot van de wereld met zich mee te dragen. Sinds een jaar of vijf woonde ze op zichzelf, weg van haar vader. Ze wilde hem nooit meer zien. Op een dag was ze gewoon weggegaan. Negentien jaar vond ze oud genoeg en bovendien begon de terreur van haar vader steeds erger te worden. Hij had er een sport van gemaakt haar zo klein en onzeker mogelijk te houden – nou, dat was hem zeker gelukt. Ze had pas na een jaar de moed verzameld om weg te gaan.
Na maanden van zwerven, van verre familie die haar allemaal weer terug naar haar vader wilden sturen had ze een baantje gevonden bij de uitgeverij waar ze nu nog werkte. Ze hield heel veel van boeken en hoewel ze geen opleiding had gehad behalve de havo, hadden ze haar toch aangenomen. Ze was haar baas er nog altijd dankbaar voor.
En toen ontmoette ze Ivan. De nuchtere, onweerstaanbare en toen nog beginnende journalist voor het Dagblad van Eemre, waar ze woonde. Hij was intelligent, grappig en bovendien ontzettend knap. Ze werd meteen verliefd en het was wederzijds.
Achteraf was het misschien beter geweest als ze elkaar nooit hadden ontmoet. Dat had haar een heleboel pijn en verdriet bespaard. Maar het lot liet zich niet leiden – als er al een lot bestond. Maar Alexandra had te veel dingen meegemaakt om nog in toeval te geloven.
In de verte kon ze het uitgeverijgebouw al zien. Een groot, log en vooral grijs gebouw dat weinig afweek van de andere gebouwen. Om depressief van te worden.
Ze slenterde naar binnen en groette de portier, die als één van de weinigen nog wel wat tegen haar zei. Toen ze echter op de afdeling waar ze werkte kwam zweeg iedereen haar dood. Het moest toch niet gekker worden, bedacht ze zich. Hoe kon ze nou goed werk leveren als niemand ook maar een stom woord met haar wilde wisselen?
Ze ging aan haar bureau zitten en bekeek de post die er lag. Op de uitgeverij was ze verantwoordelijk voor de binnenkomende manuscripten en daar lagen er dagelijks minstens twee van op haar bureau. Meestal kon ze na een paar bladzijden wel beoordelen of het goed genoeg was. De afgewezen schrijvers kregen een keurig bedankbriefje thuisgestuurd met de mededeling dat ze toch vooral moesten blijven oefenen met schrijven.
Alexandra bladerde door het eerste manuscript heen en moest af en toe lachen om de belabberde stijl van de schrijver. Wat hadden sommige mensen toch weinig zelfkennis. Zelfs iemand die drie maanden in Nederland woonde kon nog zien dat dit werkelijk te erg voor woorden was.
Nog half grinnikend begon ze aan het tweede manuscript, dat beduidend beter van stijl was. Een lichte verbazing maakte zich van haar meester toen ze las waar het over ging: Cassandra van Troje. Haar alter ego uit de oudheid, zoals Ivan het ooit eens had uitgedrukt.
Het krantenartikel was niet de eerste keer dat ze met deze beruchte dame in aanraking kwam. Ivan had het vaak over haar gehad – hij was ook degene geweest die meteen de vergelijking had gemaakt toen ze ontdekte dat ze een voorspellende gave had.
Alhoewel, ontdekken… Eigenlijk was het er altijd al geweest. Alleen vroeg ze zich af of haar vader dat geweten had. Hij hield zich altijd ver van dat soort dingen. En hij zou waarschijnlijk een hartverzakking krijgen als hij wist waar ze zich nu mee bezighield.
Alexandra had zijn nuchterheid waarschijnlijk overgenomen. Aanvankelijk was ze nogal sceptisch tegenover haar eigen krachten. Per slot van rekening was er geen enkel bewijs dat er mensen waren die in de toekomst konden kijken. Maar naarmate haar voorspellingen en voorgevoelens – ze vond dat nog steeds een beter woord – vaker uitkwamen, ging ze ook steeds meer geloven in zichzelf. En in haar gave.
Maar ze geloofde nog steeds niet in God.
Alexandra’s ogen vlogen over de regels. Dit was best een interessant verhaal. Ze had zich wel eens verdiept in Cassandra, maar had nooit echt een boek gevonden die diep op de zieneres in ging.
In gedachten verzonken liep Alexandra naar een kamer verderop in de gang. Aan een rommelig bureau vol met stapels papier zat een man van achter in de dertig.
“Michiel, heb je even?”
De eindredacteur keek op van zijn werk. “Een goede?” vroeg hij, doelend op het manuscript dat Alexandra in handen had.
Alexandra knikte en overhandigde het pak papier aan haar baas. Die liet zijn ogen even over de bladzijdes glijden en legde het toen weg.
“Ik ben toch wel een wat objectievere houding van jou gewend, Alexandra.”
“Hoe bedoel je?”
“Waarom heb je dit verhaal uitgekozen?”
“Omdat… Nou, dat zie je toch zelf ook wel! Het is goed geschreven, het is spannend…”
“En het gaat over Cassandra van Troje,” vulde Michiel aan en Alexandra kon even een lichte wanhoop in zijn ogen zien. “Laat je privé-leven nou niet in je werk doordringen…”
Alexandra voelde zich langzaam woedend worden. “Ik heb mijn werk en privé zo goed mogelijk gescheiden, Michiel. Dat weet je toch?”
Michiel zuchtte diep. “Weet je hoe moeilijk het voor me is om steeds iedereen hier maar gerust te stellen? Ze zijn allemaal doodsbang voor je!”
Nu werd Alexandra toch echt kwaad. “Moeilijk voor jou? Je kunt je waarschijnlijk niet eens voorstellen hoe moeilijk het voor mij is! Iedereen negeert me, ik heb geen vrienden meer, op mijn werk zijn ze bang voor me en mijn baas begint aan me te twijfelen. Als ik nu ook nog mijn baan kwijtraak, staat niets me meer in de weg om minstens zwaar depressief te worden!” De tranen sprongen in haar ogen, zo oneerlijk was het.
Michiel wist duidelijk niet wat hij met de situatie aanmoest. “Het ligt niet aan jou…”
“Waaraan dan wel?” vroeg Alexandra en de zin eindigde in een snik.
Ze voelde zich beroerd. Haar werk, ondanks dat iedereen haar doodzweeg, was het enige wat ze nog had. En wie nam er nu iemand met zo’n reputatie aan?
“Heb je nog vakantiedagen over?” vroeg Michiel.
Alexandra haalde haar schouders op. “Iets van een week.”
“Ga maar naar huis, op vakantie, weet ik veel. Dan zien we volgende week wel weer hoe het dan gaat, oké?”
Alexandra knikte, en hoewel ze geen flauw idee had wat ze thuis zou moeten doen, verliet ze zonder iets te zeggen Michiels kamer.

Profetieën
Daar zat ze dan. Ze verveelde zich dood. Ze had de krant gespeld, minstens twintig stomme quizzen op televisie gezien en dit was nog maar de eerste dag. Alexandra verlangde naar haar rommelige bureau, haar zwijgende collega’s en haar chaotische baas.
Maar die wilde haar minstens een week weg hebben.
Alexandra greep maar weer naar de afstandsbediening en viel midden in een uitzending over de burgemeestersverkiezingen die morgen zouden worden gehouden.
“…en ik vind dat het veiligheidsbeleid veel en veel beter kan,” verklaarde haar buurman Paul Aichers glimlachend.
Wat een slijmbal, dacht ze.
“Wat vind u van de beschuldigingen aan uw adres dat u onder valse voorwendselen campagne zou voeren?” vroeg de journalist. Dit ging over haar.
Paul glimlachte. “Ach… Wat kan ik zeggen? Dat is natuurlijk allemaal grote onzin.”
De verslaggever knikte begrijpend. “Maar wordt u daar persoonlijk ook door geraakt?”
Paul knikte. “Het is natuurlijk emotioneel heel zwaar voor me. Ik probeer het beste voor Eemre te doen, maar dat mijn integriteit zo betwijfeld wordt vind ik natuurlijk niet prettig. Deze mevrouw Schliemann heeft het absoluut bij het verkeerde eind dat ik slechte dingen voor Eemre zou doen. Kijk eens om je heen – het zou toch waanzin zijn om deze prachtige stad kwaad te doen?” Hij maakte een gebaar en glimlachte innemend.
Alexandra fronste haar wenkbrauwen. Wat een onzin, wat een ontzettende onzin. En die grijns van hem – alsof hij in een tandpastareclame speelde!
Gefrustreerd zette ze de televisie weer uit. Eemre zou ten onder gaan – maar ze konden niet zeggen dat ze ze niet gewaarschuwd had. Daar zou zij wel voor zorgen.

De volgende ochtend was het nog steeds regenachtig weer. Alexandra trok de gordijnen open en keek naar buiten. Hoewel het niet regende, was de lucht grijs en donker en kon de bui elk moment losbarsten.
Ze keek naar het huis dat schuin voor het hare stond en schudde haar hoofd. Waar haalde die idioot het lef vandaan om naast háár te gaan wonen? Want in toeval geloofde ze niet. En dus moest het noodlot – hoe dramatisch het ook klonk – wel bestaan.
Haar buurman kwam naar buiten lopen en Alexandra werd overvallen door een misselijkmakende angst. Flitsen van angstaanjagende visioenen maakten dat ze zich moest vastgrijpen om niet te vallen.
Alexandra liet zich op een stoel vallen. Haar hart bonsde in haar keel en dat terwijl ze niet eens zeker wist wat ze had gezien. Paul Aichers… Ze kneep haar ogen tot spleetjes en moest moeite doen om niet over haar nek te gaan.
Hij zou haar vermoorden.
Ze wankelde naar de badkamer en keek in de spiegel. Ze was lijkbleek, zelfs in het warme licht van de lamp. Haar zwarte haar hing in losse slierten om haar hoofd en haar ogen straalden pure angst uit.
Ze was altijd al goed geweest in zichzelf bekijken. Objectief zelfs. Maar ze kon niets anders bedenken dan dat ze er verschrikkelijk uit zag. Ze herkende zichzelf nauwelijks. Haar lichaam beefde en ze voelde zich doodmoe.
Alexandra had zo’n hekel aan die visioenen. Ze had ze al gehaat sinds ze klein was. Want als ze eerlijk was, had Ivan ze niet ontdekt, al had hij altijd gezegd van wel. Ze was alleen vroeger te bang en te naïef geweest om te erkennen dat ze anders was.
Ze probeerde rustig te ademen. Ze moest iets doen. Voor in paniek raken was het nu niet de juiste plaats en zeker niet het juiste moment. Ze moest de burgemeestersverkiezing tegenhouden. Dat moest.
Alexandra worstelde met haar gedachten. Aan de ene kant wist ze het wel – ze had geen keus. Maar als ze nu actie ondernam, kon ze nooit meer terug.
Met die gedachte in haar achterhoofd kleedde ze zich aan. En hoewel ze zichzelf wijs probeerde te maken dat ze dat heel beheerst en rustig deed, voelde ze wel degelijk haar trillende handen en haar wankele lichaam. Maar het was niet iets waar ze zich door zou laten tegenhouden.
De buitenlucht deed haar goed. Ze voelde dat haar stappen vaster werden en haar stem niet meer zo beverig was als eerst. Dat deed haar goed – ze zou haar stem zeker nog nodig hebben.
De markt was afgeladen met mensen. Iedereen was opgeroepen om te gaan stemmen en het was op dit uur van de dag al heel druk.
Alexandra trok de kap van haar mantel over haar hoofd heen. Ze wist dat de lange, zwarte mantel haar reputatie alleen maar bevestigde, maar om eerlijk te zijn interesseerde het haar niet. De mensen dachten toch al teveel slechte dingen van haar.
Met gebogen hoofd liep ze langs de menigte. Ze hoorde iedereen angstig fluisteren toen ze langsliep maar het deed haar niets. Niet meer. Niet nu.
Door de mensenmassa heen zag ze de haastig opgeroepen beveiligingsmensen naar haar zoeken. Op het podium stonden Paul Aichers en de andere kandidaat. Er werden aanwijzingen gegeven en Alexandra wist dat dit het moment was.
“Luister, Eemrenaren!” Ze had er geen idee van hoe luid haar stem was, maar op slag was iedereen stil. De massa week langzaam uiteen en Alexandra stond in een grote lege cirkel.
“Luister naar mij, de profetes. Deze man” - ze wees venijnig naar Paul Aichers – “zal de ondergang van ons mooie stadje betekenen. Eemre is in mijn hart, zoals het is in dat van jullie is, maar we zijn vervloekt. Om hem hangt slechts moord en doodslag, onmenselijke pijn.” Niemand bewoog of zei wat. Alexandra zag slechts gefascineerde gezichten toen ze om zich heen keek.
“Onmenselijke pijn,” herhaalde ze. “Zijn eerste actie zal al desastreus zijn. Eemre wordt een spookschip onder bevel van een onbekwame generaal.”
“Het is nog niet te laat, Eemrenaren! Vecht! Kies niet voor deze man, ik zie in hem alleen maar zwarte…” Midden in de zin hield ze op. Ze voelde zich licht in haar hoofd worden. Alles om haar heen draaide en ze had geen flauw idee meer van wat er gebeurde.

“Alexandra, wordt eens wakker.”
Ze knipperde met haar ogen tegen het felle zonlicht. Om haar heen liepen allerlei mensen die totaal geen aandacht aan haar schonken. Maar naast haar zat Ivan.
“Wat doe jij hier?” vroeg hij.
Alexandra kwam half overeind, maar Ivan hief gebiedend zijn hand op. “Dat lijkt me niet zo verstandig.”
“Waarom niet?”
“Omdat je net met je hoofd op de straatstenen bent gevallen. Je kan wel een hersenschudding hebben.” Hij probeerde afstandelijk te klinken, maar dat lukte niet helemaal. Alexandra kon de twijfel in zijn stem horen – al was het een jaar geleden dat ze voor het laatst echt hadden gepraat, toch wist ze zonder te kijken wel hoe hij deed, hoe zijn ogen schichtig heen en weer schoten en vooral hoe hij waarschijnlijk aan de knopen van zijn jas zat te frunniken, zoals hij altijd deed als hij zenuwachtig was.
“Waarom doe je dit?”
Ze glimlachte. Die vraag had ze verwacht.
“Omdat de mensen moeten weten wat ze verwachten kunnen.”
De uitdrukking op zijn gezicht verstarde. “De mensen kunnen heel goed zelf kiezen.”
”De mensen zien niet wat voor crimineel die man is!”
Ivan schudde zijn hoofd. “Vertel dan ook gewoon de waarheid!”
“De waarheid is geen mooi verhaal.”
“Omdat het niet waar is!”
Alexandra zuchtte. Het was zinloos om Ivan proberen over te halen om haar te geloven.
“Ik denk dat hij wint.”
“Wie?”
“Jouw grote vriend meneer Aichers natuurlijk.” Ze dacht even na.
78 procent van de stemmen.
“Hij zal met 78 procent van de stemmen winnen,” zei ze. Ivan keek haar verbijsterd aan.
Thuis bekeek ze vermoeid op de televisie de huldiging van de nieuwe burgemeester. En ze bedacht dat ze met haar voorspellingen van die middag hem alleen maar populairder had gemaakt. En zichzelf meer gehaat.

Spoken
Alexandra schoot overeind in haar bed. Ze wist niet waar ze wakker van was geworden, maar het had haar abrupt uit haar slaap gewekt. Nog met haar hoofd bij een afschuwelijke nachtmerrie tastte ze naar haar nachtlampje. Haar kamer zag er nog hetzelfde uit als gisteren.
Ze sprong uit bed en bleef even stil staan. Daar was het weer. Er was iemand beneden. Ze wilde gillen, bedacht toen dat ze beter rustig kon blijven en probeerde haar ademhaling weer een beetje onder controle te krijgen.
Alexandra liep naar het slaapkamerraam en gluurde voorzichtig langs de gordijnen naar buiten. Wat ze daar zag deed haar verstijven van schrik.
Meer dan honderd mensen hadden haar huis omsingeld. Met brandende fakkels stonden ze daar, grimmig zwijgend. En ze wist dat de nieuwe burgemeester hier hoe dan ook achter zat.
Alexandra sloeg haar ochtendjas om en keek op haar wekker. Het was tien voor drie. Er stonden een stel idioten in haar tuin, klaar om haar te lynchen en ze had een verschrikkelijke hoofdpijn. En er was niemand om haar te helpen.
Ze liet zich op haar bed vallen. Ze wist het niet meer. Heel haar leven was ze gewend geweest dat ze min of meer alleen stond, dat ze zichzelf moest redden, maar zo alleen als ze zich nu voelde had ze zich nog nooit gevoeld. Het maakte haar moedeloos.
Buiten hoorde ze de mensen praten. Het gemurmel was eerst slechts het gepraat van iedereen door elkaar, maar langzaam werd het duidelijker. Ze kon dingen verstaan. Het maakte haar bang.
Plots bedacht ze wat. Ivan. Hij zou haar kunnen helpen. Hoewel hij deed alsof hij een hekel aan haar had, kon hij niet ontkennen dat hij ooit van haar had gehouden.
Ze pakte haar adresboekje en zocht Ivan’s mobiele nummer op. Op het moment dat de telefoon overging, hoorde ze in de menigte een net iets te bekende beltoon.
Alexandra was verbijsterd. Ze gooide de hoorn erop. Dus hij was daar. Hij stond daar, in die menigte, die spreekkoren aanhief om haar weg te jagen, weg uit Eemre waar ze dacht een toekomst te hebben.
Eemre zal geen toekomst hebben.
Ze wist niet of zij of iemand anders het hardop had gezegd, maar ze twijfelde er niet aan dat het de waarheid was.
Maar Ivan spande dus ook samen met die menigte buiten. Ze keek langs de gordijnen naar buiten en zag hoe de mensen al dichterbij waren gekomen.
“Nog even en ze vertrappen mijn planten,” bedacht ze mopperend. Ze zou bang moeten zijn, of woedend, maar ze voelde zich alleen maar een beetje verbaasd. Verbaasd dat Ivan zijn gezonde verstand negeerde en meedeed aan deze heksenjacht. Verbaasd dat niemand haar geloofde.
Verbaasd dat ze zichzelf bijna niet meer geloofde.
Alexandra liep de trap af naar beneden. Ze wilde nu wel eens weten wat ze nou van haar wilden.
Toen ze de deur opendeed verstomde het spreekkoor. Alle ogen waren op haar gericht. Alexandra wist dat ze er vreemd uitzag, in haar nachtkleding en met een waarschijnlijk lijkbleek gezicht. Maar het kon haar niet schelen. Niets kon haar schelen. Met onvaste stem zei ze: “Wat willen jullie?”
Er stapte iemand naar voren. Alexandra herkende tot haar grote schrik Paul Aichers. Ze had in de laatste uren een doodsangst voor die man ontwikkeld. En nu stond hij voor haar. Het viel haar op dat hij niet eens zo kwaad keek.
“Het is over, Alexandra.” Zijn stem klonk medelijdend.
“Hoezo?”
“Het is genoeg geweest zo. Het is tijd.”
Ze begreep het niet, zond wanhopige blikken naar de menigte, maar die bleven haar grimmig aankijken. “Hoe bedoel je?”
“Je gaat met mij mee. Ik zal het uitleggen, jij zal het mij uitleggen, en we sluiten vrede.”
Alexandra wreef vermoeid in haar ogen. Ze kon het bijna niet geloven. Er werd haar hier een verzoeningsvoorstel gedaan – door haar grootste vijand nog wel. En ze voorzag niets. Ze voelde zelfs geen angst meer, helemaal niks. Het was alsof haar voorspellingskunst haar had verlaten.
Ze knikte. Het was goed zo. Haar lot kon ze toch niet meer veranderen.


Noodlot
In een donkere nacht als deze konden de maan en de straatlantarens weinig uitrichten. Alexandra kon bijna niets zien, maar blijkbaar wist iedereen waar Paul heen wilde. Zelf had ze geen idee waar ze was. Ze liep in het midden van de groep mensen, die allemaal bewust een paar meter afstand hielden. Maar van ontsnappen was absoluut geen sprake. Ze werd, hoe achteloos de mensen om haar heen ook deden, scherp in de gaten gehouden.
Na een half uur waren ze in het centrum aangekomen. Paul Aichers hield de menigte stil voor het gemeentehuis en klom op het bordes.
“De Trojaanse prinses en ik zullen naar binnen gaan. Onze jonge journalist hier zal ons begeleiden. Ik eis complete stilte.” Hij draaide zich om en liep naar binnen.
Alexandra volgde gedwee, niet in de laatste plaats omdat Ivan achter haar aankwam.
Binnengekomen wees Paul haar en Ivan een stoel aan. “Ik ga koffie zetten,” kondigde hij aan en liep de kamer uit.
Ivan staarde naar de tafel. Ze vroeg zich af wat er met hem aan de hand was, meestal had hij van alles te vertellen. Hij was niet voor niets journalist.
“Is er wat?”
Hij keek verschrikt op en schudde toen heftig zijn hoofd.
“Ivan, houd me niet voor de gek.”
Het bleef even stil. Ze kon hem horen ademhalen. “Je had gelijk,” zei hij tenslotte.
“Gelijk?”
“Hij heeft gewonnen. Met 78 procent van de stemmen.” Zijn gezicht was lijkbleek geworden.
“Geloof je me nu?” vroeg ze een beetje boos, maar het kwam er venijniger uit dan ze bedoeld had.
Hij haalde zijn schouders op.
“Je moet me wel geloven! Je weet toch dat ik die gave ook liever niet had gehad? Verdomme Ivan, waarom heb je dan een jaar van je leven aan mij besteed?” Alexandra was woedend. Zijn nonchalante houding kon haar zoals altijd ontzettend kwaad maken.
Hij haalde weer zijn schouders op. “Het is toch wel genoeg geweest nu? Dacht je nu echt dat ik je door puur toeval ineens wel zou geloven?”
Ze stampvoette bijna van woede. “Denk nou eens na, Ivan! Denk voor één keer in je leven nou eens na. Het is geen toeval. Wanneer dringt dat nou eens tot je door?”
Ivan draaide zich om. Hij leek niet van plan om er nog verder op in te gaan.
Ze gaan je vermoorden, Alexandra.
Ze klemde haar vingers om de tafel, maar dat verhielp haar trillende handen niet. Met uiterste inspanning lukte het om op te staan. Ze was al richting de deur gelopen, toen Ivan opkeek. “Wat ga je doen?”
“Koffie zetten.”
Hij fronste zijn wenkbrauwen. “Als je maar weet dat als je naar buiten gaat, ik niet voor die menigte insta.”
“Wees maar gerust,” zei ze bitter. “Ik ga nergens meer heen.”
Ivan knikte. Alexandra liep de kamer uit.

Ze leunde tegen de deur aan. Paul zag haar in het begin helemaal niet, maar toen hij zich omdraaide, staarden haar fletse blauwe ogen hem doordringend aan.
“Alexandra.”
“Dat is mijn naam, ja.”
Hij zuchtte. “Ik kom er zo aan met koffie, hoor.”
“Ik help je wel.” Ze bleef hem strak aankijken en merkte zowaar dat hij zenuwachtig werd.
Paul draaide zich weer om. “Wil je me vertellen waarom je zo’n persoonlijke haat tegen mij hebt ontwikkeld?”
“Je gelooft me toch niet.”
“Ik kan het toch proberen?”
Alexandra zuchtte. Dit was toch echt de laatste keer. “Ik geloof dat jij de ondergang van Eemre wordt.”
Hij lachte schamper. “Dat is nogal een beschuldiging en bovendien niet waar.”
Zie je wel, dacht ze bij zichzelf. Het is weer zover. Ze was echt gedoemd om niet geloofd te worden. En wat haatte ze dat!
“Zie je wel,” mompelde ze zachtjes. Vanbinnen voelde ze zich langzaam kwader worden. Haar onvrede en angsten van de laatste paar dagen waren niets in vergelijking met wat ze nu voelde.
Pure wraak.
“Zei je wat?” vroeg Paul.
Ze schudde haar hoofd. Zij had niets gezegd. Het was haar voorspellingstalent geweest.
Toen Paul zich weer omdraaide en haar recht aankeek viel ze bijna op de grond van angst. De verandering in zijn blik was onmiskenbaar. Ze voelde zijn haat, ze voelde zijn angst en ze voelde bovenal zijn machtsgevoelens en zijn egoïsme, die beurtelings om de aandacht streden.
Ze had geen medelijden meer over.

“Ivan, wil je koffie?”
Hij keek op en zag Alexandra in de deuropening staan. “Ja, graag. Waar is Paul?”
Ze wuifde even met haar hand. “Daar. Hij komt er zo aan.” Met een klap zette ze een kopje op tafel en zag Ivans gezicht lijkbleek worden.
“Wat is er? Houd je niet van bloed?”
Hij staarde naar de tafel waar ze zojuist een kopje vol bloed had neergezet. Zijn blik schoot terug naar Alexandra en nu merkte hij pas dat ze in haar hand een mes had, dat nog vochtig was van het bloed. “Wat heb je gedaan?” gilde hij overstuur.
Ze glimlachte. “Ik heb gedaan wat ik moest doen, Ivan.”
“Waarom? Hoe wist je wat wij…” Hij maakte zijn zin niet af, maar dat gaf niet. Het was dus waar. Ze waren het van plan geweest. Ze wist het wel. Ze had het altijd al geweten.
“Ik wist wat jullie gingen doen,” zei ze kalm.
Ivans mond viel open. “Dat… dat kan niet. Dat kán jij niet weten.”
“En hoe kan het dan dat al mijn voorspellingen uitkwamen?” vroeg ze geamuseerd.
“Toeval!” schreeuwde hij.
Het was even stil.
“Toeval bestaat niet,” zei ze toen bedachtzaam. “Alleen noodlot. En karakter.”


Slot
Toen ze de deur uitliep, hoefde ze slechts haar handen op te heffen om de menigte als de Rode Zee uiteen te laten gaan. Misschien hielp het mes, dat ze nog steeds in haar handen hield, ook mee. Hoe dan ook, ze kon gewoon doorlopen. Ivan hoefde nergens voor in te staan.
Ze grinnikte. Alsof hij dat nu nog kon.
Tevreden vervolgde ze haar weg. Ze wist niet waar ze heenging, noch wat ze ging doen, maar ze wist wel dat ze Eemre ging achterlaten. Het was tijd. Zoals Paul gezegd had. Ze moest verder.
En wat had Ivan ook alweer gezegd? “Je gaat je eigen voorspellingen achterna, Alexandra. Wat dat betreft lijk je wel op Cassandra.”
Lijken, misschien. Er waren veel overeenkomsten tussen haar en de mythische Trojaanse prinses. Het verschil was dat Cassandra op dit punt in het verhaal nog steeds gelijk had. Zij niet. Haar profetieën lieten haar voor de eerste keer in haar leven in de steek. Ze leefde nog.
Godzijdank ben ik Cassandra niet.
Met citaat reageren
Oud 01-08-2003, 19:39
Nieni
Avatar van Nieni
Nieni is offline
Inderdaad heel wat herkenning, zoals je zelf al zei. Toch vind je dat het leuk hebt gebracht, dat lijkt mij vrij moeilijk met zoiets.
__________________
You may say I'm a dreamer, but I'm not the only one...
Met citaat reageren
Advertentie
Reageren

Topictools Zoek in deze topic
Zoek in deze topic:

Geavanceerd zoeken

Regels voor berichten
Je mag geen nieuwe topics starten
Je mag niet reageren op berichten
Je mag geen bijlagen versturen
Je mag niet je berichten bewerken

BB code is Aan
Smileys zijn Aan
[IMG]-code is Aan
HTML-code is Uit

Spring naar


Alle tijden zijn GMT +1. Het is nu 12:19.