Ik zit op mijn bed, ik huil niet, ik denk alleen maar. Mams staat handenwringend aan de deur. Ik herhaal haar woorden langzaam in mijn hoofd. In de verte hoor ik vaag een telefoon rinkelen en in een flits is mams weg. Het voelt aan alsof ik alleen ben op deze wereld, helemaal alleen. Langzaam zeg ik haar woorden luidop: ‘Dries is dood’ Ik herhaal de woorden, alsmaar luider en luider, tot ik het uitschreeuw van de pijn. Het besef valt als een baksteen op me neer en verplettert heel mijn ziel. Snikkend leg ik me neer, de handen voor mijn gezicht. Mams komt binnen, zet zich op mijn bed en streelt mijn haren. Ik sla haar hand weg. ‘Ik wil alleen zijn. Nu.’ zeg ik met een rauwe stem. Ze kijkt twijfelend maar staat toch op en sluit zachtjes de deur. Ik staar naar het plafond. Alle herinneringen branden op mijn netvlies. Hij is er niet meer, ik zal hem vergeten. Ik loop naar mijn bureau en haal een doosje uit mijn la. Voorzichtig spreid ik de inhoud uit op mijn bed. De brieven die hij mij gestuurd heeft, zijn talrijke kattebelletjes die hij via Marieke aan mij gegeven heeft en als laatste… de ring. Ik raak hem aan alsof het porselein is. Hij voelt koud aan. ‘Net als Dries nu’ denk ik verbitterd. Een voor een lees ik de brieven en de kattebelletjes. Opeens moet ik glimlachen, alhoewel ik dat niet wil. Langzaam schuif ik de ring over mijn vinger. ‘Waarom?’ denk ik opeens ‘Waarom hij, en waarom niet iemand anders?’ ‘Waarom niet de buurman, die zijn vrouw afranselt en tot een stuk in de nacht op café zit? Waarom moeten twee bloeiende bloemen, zo in elkaar verstrengeld, opeens losgerukt worden en verdorren?’ De tranen lopen in stroompjes over mijn wangen. Er was nog zoveel wat ik van hem wilde weten, zoveel wat we nog te ontdekken hadden, zoveel wat we samen zouden doen… Het is nu te laat.
Ik loop naar beneden en neem mijn jas. De voordeur gooi ik met een smak dicht.
De wind doet mijn tranen bevriezen, mijn benen trappen als gek. Ik blijf strak voor me uit staren en bijna automatisch volg ik de weg naar Marieke. Ik bel aan en haar moeder doet open. Ze schrikt bij het zien van mijn betraande gezicht. ‘Kom binnen’ zegt ze vriendelijk. Ik pers met moeite de naam Marieke vantussen mijn lippen maar gelukkig snapt ze het direct. Ze loopt naar de trap en roept. Marieke komt naar beneden gestormd. Ook zij schrikt. Ik mompel iets van: ‘ik moet je iets zeggen’ en sleur haar mee naar boven. Ik duw haar neer op haar bed, zelf blijf ik staan. Ze kijkt me verbaasd aan. Langzaam spreek ik de woorden van mijn moeder uit: ‘Dries is dood.’ Langzaam zie ik al het bloed uit haar gezicht wegtrekken en ze wordt krijtwit. Ze kijkt mij ongelovig aan, maar aan mijn gezicht zit ze dat het bittere ernst is. Ze vraagt niets, ze weet dat ik nu niet klaar ben voor al die vragen. Ik zet me naast haar op het bed en begin te huilen. Ze neemt me vast en omhelst me. Ik huil hartverscheurend, maar ze laat niet los. Ze wiegt heen en weer tot ik kalmeer en samen met haar meewieg. Plots zie ik dat ook haar gezicht betraand is. ‘Hoe?’ snikt ze. De gedachte doet me huiveren en ik krijg weer een krop in mijn keel. ‘Hij had kanker, al een tijdje…’ ‘Maar dat zouden we toch gezien hebben!’ roept ze snikkend, maar ik ga verder zonder erop te letten. ‘Hij heeft zelfmoord gepleegd… Hij kon niet leven met de gedachte…’ Ze neemt me terug vast. ‘Waarom?’ vraagt ze. ‘Waarom hij?’ Ik glimlach weemoedig, door mijn tranen heen. Ik geef geen antwoord. We liggen naast elkaar op het bed, snikkend, elk onze eigen gedachten. Maar allebei weten we: hij komt niet meer terug
muah.. reacties graag