Oud 04-07-2004, 00:43
Verwijderd
Het lijkt mij goed een topic te starten met literatuurbesprekingen. Op die manier kunnen discussies worden uitgelokt en standpunten van bekende schrijvers worden toegelicht - noodzakelijk bij dit forum.

Het idee is dat het niet om gewone boeken gaat; dat kan bij Letteren al. Het gaat om filosofische en levensbeschouwelijke werken.

Volgens mij zijn hier genoeg studenten die hier en daar literatuurtentamens hebben rondslingeren en deze thread goed kunnen vullen.

Een goed idee?
Met citaat reageren
Advertentie
Oud 04-07-2004, 01:35
T_ID
Avatar van T_ID
T_ID is offline
Friedrich Nietzsche - Menselijk, Al Te Menselijk


stampvol met zijn ideeen over allerhande normen en waarden, mischien heeft iemand em ook gelezen?
__________________
"Republicans understand the importance of bondage between a mother and child." - Dan Quayle
Met citaat reageren
Oud 04-07-2004, 04:07
Blitzkrieg Bop
Avatar van Blitzkrieg Bop
Blitzkrieg Bop is offline
Momenteel ben ik bezig in J.P. Sartre - Het zijn en het niet.

ik kan me best wel goed vinden in zijn extentionalisme. Maar ik ga denk eerst even afwachten of dit topic een beetje gaat lopen voordat ik me er heel intensief tijd aan ga besteden.
__________________
vive la feast!!
Met citaat reageren
Oud 04-07-2004, 09:23
Verwijderd
Ah, wat ik meer bedoel is dat mensen een eigen bespreking ook posten, zodat anderen hierover kunnen praten, van kunnen leren, bekritiseren, interpretatiefouten eruit kunnen halen....

...en dan zal ik de eerste moeten zijn, natuurlijk.

Misschien is het goed om eerst de besproken literatuur te vermelden, zodat iedereen weet wat ie leest.

---------------------------------------------------------------------------------
[literatuur]
  1. Castells, M., “The Information Age II: The Power of Identity”, Blackwell Publishing, (2004(1997))

    Hertz, N., “The Silent Takeover: Global Capitalism and the death of Democracy”, Harper Business Publishers (2003)
-----------------------------------------------------------------------------------



De staat onder globalisering

Een bespreking van Manuel Castells “The Information Age II: The Power of Identity” en Noreena Hertz’s “The Silent Takeover: Global Capitalism and the Death of Democracy”

Inleiding
In 1848 schrijven Karl Marx en Friedrich Engels in hun Communistisch Manifest: “Modern bourgeois society with its relations of production, of exchange and of property, a society that has conjured up such gigantic means of production and of exchange, is like a sorcerer, who is no longer able to control the powers of the nether world whom he has called up by his spells”. Marx en Engels zien een samenleving of een staat, die onder druk van economische processen aan het bezwijken is.

Bejaarde woorden? Integendeel. Zulke woorden klinken tegenwoordig uit jonge monden; vooral uit anti-globalistische. Anti-globalisten uiten op een soortgelijke wijze als Marx en Engels kritiek op de huidige maatschappij, waarbij veelal een ondertoon overheerst die onvrede over staatsmachteloosheid weerklinkt. Is de staat machteloos of althans machtsverliezende? Is onze samenleving, net Marx en Engels in hun tijd stelde, ‘een tovenaar die de controle over zijn macht heeft verloren’? Volgens sommige auteurs is de staat inderdaad macht aan het verliezen.

Twee daarvan zijn hieronder besproken: Noreena Hertz met haar boek “The Silent Takeover: Global Capitalism and the Death of Democracy” en Manuel Castells met zijn tweede deel van zijn trilogie “The Information Age”, getiteld “The Power of Identity”. De eerste betreft een anti-globalistisch standaardwerk, maar ook buiten deze groep hoog geprezen wordt. Het tweede boek betreft een standaardwerk op het gebied van de postkapitalistische samenleving, dat lovende kritieken uit vooral sociologische hoek ontvangt. Beide auteurs komen op belangrijke punten overeen, maar hebben een verschillende benadering van de problematiek rond de machteloosheid van de huidige democratische staat onder globalisering.

Hertz
Hertz schrijft een normatieve en daarom waarschijnlijk ook kleurrijke en gepassioneerde tekst. Haar verhaal komt hier op neer. Hertz spreekt van een “Silent Takeover” – een stille overname. Van wat? Van onze staat, onze natie, onze samenleving. De wereld van de “Silent Takeover” is een wereld “in which corporate resources dwarf those of nations, and businessmen outrank politicians; in which three quarters of the Americans now think that business has gained too much power over many aspects of their lives; and in which, despite the ever harder sell over party politics, fewer and fewer trouble to vote”. Kortom: het zijn bedrijven die de scepter zwaaien, niet overheden, en burgerschap betekent consument zijn.

Hoe heeft het zo ver kunnen komen volgens Hertz? Kortweg: doorgeslagen kapitalisme. Hertz begint met de neoliberale politiek, zoals die gevoerd is onder het bewind van Reagan in de Verenigde Staten en Thatcher in het Verenigd Koninkrijk. Hun neoliberale politiek heeft een klimaat geschapen, waarin overheden zich enerzijds volledig zijn gaan richten op het scheppen van een gunstig economisch klimaat en anderzijds hun verzorgingstaak van het rooster hebben geschrapt. Het idee hier achter is dat als het goed gaat met de economie en de hogere economische klasse, dan druppelt dat succes vanzelf tot in de zakken van de minder bedeelden in de samenleving. Geen overheidssteun voor de zwakkeren in de samenleving nodig dus.

Enter globalisering. Onder gevolgen van globalisering, zoals flexibilisering van werkplekken en geldstromen, lopen overheden belastingen mis. Anders gezegd: onder globalisering is het mogelijk dat bedrijven dure arbeidsprocessen naar lage lonenlanden verplaatsen en hun hoofdkantoor in het eigen land laten staan. Dat het management ver verwijderd is van de ‘werkvloer’, maakt door nieuwe communicatieve technologieën niet meer uit. Voor overheden maakt dat des te meer uit – althans in landen als de VS en de UK. Deze overheden lopen belastinginkomsten op loon mis, beschikken niet meer over industrieën met bijbehorende banen, et cet.. Volgens Hertz reageren overheden hierop door meer te investeren in die industrie om die binnen de landsgrenzen te houden. Hierdoor gaat nog minder geld naar het volk. Kortom: De overheid is dienaar van bedrijven in plaats van de burgers.

Onder dit alles heeft de democratie haar waarde verloren. Volgens Hertz nemen politici de normen en waarden van het bedrijfsleven over: “the politics of today is expensive, businesslike, and capital intensive, and it relies to a greater extent than ever before on mass communication via the media and advertising“. Politici worden steeds meer afhankelijk van media. Dit kost geld en dat geld komt vooral van bedrijven. Door vercommercialisering en mediatisering klinken voor burgers de politieke woorden steeds holler door de boxen van de televisie. Ze verliezen het vertrouwen in de politiek en zien af van stemmen, wat het verlies aan democratische waarden en normen compleet maakt. Het resultaat: het bedrijfsleven als poppenspeler, politici als Jan Klaassens en burgers als ongeïnteresseerd publiek – de ‘death of democracy’.

Hertz laat het er niet bij zitten. Zij wijst op vele manieren om deze situatie om te keren – deze zijn hier verder buiten beschouwing gelaten. Interessant zijn wel haar ideeën over hoe burgers hun belangen moeten nastreven. Hertz stelt het volgende. Wat nodig is, is dat burgers druk gaan uitoefenen via de stembus, via consumentenorganisaties en via slim mediagebruik. Het eerste moet politici wakker schudden, het tweede het bedrijfsleven en het laatste moet voor een groot bereik van de burgerlijke stem zorgen.

Concluderend gesteld, zijn volgens Hertz twee factoren determinerend in dit verhaal: globalisering (op het gebied van economie en communicatietechnologie) en neoliberale politiek – vandaar ook de ondertitel “Global capitalism and the death of democracy”. In grote lijnen is Hertz’ verhaal verwant met Castells’ “The Power of Identity”, dat hieronder beschreven is.

Castells
Manuel Castells slaat een minder normatieve toon aan dan Hertz. In “The Power of Identity” onderzoekt Castells hoe in het Informatietijdperk de constructie van identiteiten plaatsvindt. Dat wil zeggen: welke maatschappelijke zaken de identiteit van mensen bepalen. Centrale begrippen in het werk van Castells zijn drie verschillende bronnen van identiteit, die ieder een ander soort maatschappij tot gevolg hebben. Ook Castells wijst op een crisis in de democratie en de oorzaak ligt in een verschuiving van bronnen van identiteit. Hieronder volgt eerst een uitleg van die bronnen.

Ten eerste de ‘legitimizing identity’ - legitimerende identiteit - die geïntroduceerd is door dominante instituties in een samenleving, die hun overheersing willen opleggen. Dit heeft een burgermaatschappij tot gevolg, een “set of organizations and institutions, as well as a series of structured and organized social actors, which reproduce, albeit sometimes in a conflictive manner, the identity that rationalizes the sources of structural domination”. In andere woorden: een burgermaatschappij reproduceert een identiteit, die de bestaande machtsstructuur in die samenleving overeind wil houden. Voorbeelden betreffen kerkelijke en politieke instituties.

Hier tegenover zet Castells de ‘resistance identity’ – identiteit van verzet. Castells definieert: “[resistance identity is] generated by those actors who are in positions/conditions devalued and/or stigmatized by the logic of domination, thus building trenches of resistance and survival on the basis of principles different from, or opposed to, those permeating the institutions of society”. In het kort betreft het een identiteit, die anders of tegenovergesteld is aan die van de legitimerende identiteit. Hieruit volgen ‘communes’ of ‘communities’– (leef)gemeenschappen. Deze omvatten de “building of defensive identity in the terms of dominant institutions/ideologies, reversing the value judgement while reinforcing the boundary. Ze zijn te vergelijken met gemeenschappen die zich afzetten tegen de dominante (legitimerende) maatschappij, overal tegen zijn, maar verder niet proberen de maatschappij waarin ze leven, om te vormen. Ze willen alleen hun eigen identiteit kunnen waarmaken. Voorbeelden betreffen religieuze fundamentalisten en extreemnationalisten.

Tot slot noemt Castells de ‘project identity’, projectidentiteit, waarbij “social actors […] build a new identity that redefines their position in society and […] seek the transformation of overall social structure”. Ook hier gaat het weer om een identiteit die ontwaard of gestigmatiseerd is door de dominerende, legitimerende identiteit, zoals bij resistance identity, maar nu probeert deze gemeenschap wel de eigen positie een deel van de legitimerende identiteit te laten worden. Het doel van project identity betreft de bestaande identiteit met betrekking tot hun eigen positie te veranderen. Een voorbeeld betreffen feministen.

Castells gebruikt deze begrippen voor het verklaren van sociale bewegingen – in dit geval de crisis van de democratie. Zo schrijft hij dat aan het begin van de eenentwintigste eeuw mensen steeds minder hun identiteit ontlenen aan de legitimerende identiteit. Met andere woorden: dominante instituties, zoals de staat en kerkelijke gemeenschappen verliezen terrein. Wie wint? Resistance en project identities. De staat verliest zijn macht. Castells: “What we observe in the early years of the twenty-first century is simultaneously the crisis of the nation-state of the modern age and the return of the state under new organizational forms, new procedures of power making, and new principles of legitimacy”. Opvallend genoeg ziet hij niet alleen een crisis van de (democratische) staat, maar daarnaast ook een vernieuwing van die staat op het vlak van de organisatie, van macht en van legitimerende identiteit. Democratie verkeert dus in een crisis, zoals Castells schrijft.

Wat zijn de oorzaken hiervan? Hij noemt er drie:
  1. 1. “the nation-state […] has lost much of its sovereignty, undermined by the dynamics of global flows and trans-organizational networks of wealth, information, and power”.
    2. “[…] the crisis of the legitimacy of the nation-state […]”.
    3. “[…] crisis of legitimacy of credibility of the political system, based on an open competition between political parties”.

Ten eerste verliest de staat dus haar soevereiniteit. Onder globalisering zijn macht, welvaart en informatie niet meer aan grenzen gebonden, waardoor de staat de grip hierop verliest. Ten tweede verliest de staat door het voorgaande, dominantie van de eigen legitimerende identiteit. Door verlies aan macht en welvaart, verliest het ook macht als legitimerende identiteit. Ten slotte verliest de staat de geloofwaardigheid op politiek vlak, doordat volgens Castells de politiek in de informatiesamenleving gedwongen is zich aan te passen aan het karakter (Castells: ‘logic’) van de media. Politieke verkiezingen worden gewonnen via de media en die media staan alleen soundbites en cameragenieke personen toe – inhoudelijke debatten en dergelijke komen niet meer aan bod. Samenvattend verkeerd de democratie in een crisis, waarbij de overheid steeds minder macht heeft, steeds minder de legitieme identiteit zijn en steeds meer gemediatiseerd zijn.

Hoe reageren burgers hierop? Volgens Castells heeft dit tot gevolg dat “public opinion, and citizens’ individual and collective expressions, display a growing and fundamental disaffection vis á vis parties, politicians, and professional politics”. Juist, de burger keert zich af van de heersende politiek. Betekent dit dat burgers zich in het geheel niet meer met politiek bemoeien? Volgens Castells niet: “as a consequence of these developments, we do not witness, in general terms, people’s withdrawal from the political scene, but the penetration of the political system by symbolic politics, single-issue mobilizations, localism, referendum politics, and, above all, ad hoc support for personalized leadership”. In plaats van de politiek in het geheel de rug toe te keren, kiezen mensen dus voor engagement in de tegenpartij en gemeenschappen, die veelal staan voor één bepaald doel. Dit is wat Castells bedoelt met het terreinverlies van legitimizing identities aan resistance en project identities. Mensen richten zich minder op de staat en meer op andere identiteitsvormers, zoals religieus fundamentalisten, nationalisten, maar ook feministen en andere minder militante gemeenschappen. En dit is volgens Castells de bron van crisis en verandering in de democratie.

tot slot
Als we tot slot Castells en Hertz vergelijken, dan zien we treffende overeenkomsten.
Beide zien een verlies van macht van de (democratische) staat – een crisis in de democratie. Bij Hertz is dat een gevolg van de combinatie neoliberale politiek, mediatisering en globalisering. En Castells meent dat het door globalisering en mediatisering ligt. Opvallend is dat Castells zich verder niet inlaat met een bespreking over welke politiek een oorzaak zou kunnen zijn van de crisis in de democratie, terwijl Hertz daar uitermate uitgesproken over is. Natuurlijk is dat te wijden aan de aard van beide boeken; Hertz is onvermurwbaar normatief, terwijl Castells zich op het beschrijvende vlak houdt. Toch is er nog een andere, meer banale reden waarom Castells zich niet uitlaat over economische determinanten van deze problematiek, hij behandelt economische zaken in zijn derde deel van zijn trilogie – die hier niet besproken is. Afgezien van dit punt komen beide boeken dus in grote lijnen aardig overeen, ondanks dat zij een andere benadering hebben en een ander doel dienen.
Beide boeken zijn ook nog op een andere manier met elkaar in verband te brengen. De tekst van Hertz is een goed voorbeeld van wat Castells ziet als een gevolg van de crisis in de democratie, namelijk dat burgers de rug keren van de overheid en zich meer gaan richten op single-issue partijen en locale politiek. Dit is precies wat Hertz voordraagt in “The Silent Takeover” – dat mensen het heft in eigen hand nemen en als consument of activist strijden voor zaken die de overheid niet doet, kan doen of wil doen. Hertz’ boek is dus een prima voorbeeld van een roep vanuit een project identity; zij neemt stelling tegen de huidige gang van zaken en roept om verandering. Zij roept om verandering, omdat zij ziet dat de staat de macht heeft verloren als een tovenaar over zijn eigen toverkunst – net als Marx en Engels dat in een hun tijd deden.
  1. Bibliografie:

    Castells, M., “The Information Age II: The Power of Identity”, Blackwell Publishing, (2004(1997))

    Hertz, N., “The Silent Takeover: Global Capitalism and the death of Democracy”, Harper Business Publishers (2003)

    Marx, K., Engels, F., “The Communist Manifesto”, Engelse vertaling van de Duitse versie van 1848, ElecBook publishers (1998)

Laatst gewijzigd op 04-07-2004 om 09:27.
Met citaat reageren
Oud 04-07-2004, 09:27
Verwijderd
Citaat:
Blitzkrieg Bop schreef op 04-07-2004 @ 04:07 :
[...]Maar ik ga denk eerst even afwachten of dit topic een beetje gaat lopen voordat ik me er heel intensief tijd aan ga besteden.
Wat ik bedacht, is dat veel studenten wel hier en daar literatuurbesprekingen hebben liggen - zodoende kost het weinig tijd om te posten. Zo kunnen we een soort kennisdatabase scheppen, waaruit je veel info kunt halen.

Laatst gewijzigd op 04-07-2004 om 09:30.
Met citaat reageren
Oud 12-07-2004, 12:11
LMP
Avatar van LMP
LMP is offline
Ik weet zeker dat veel van jullie 'De wereld van Sofie' hebben gelezen. Het beschrijft de filosofie van alle meest bekende filosofen de laatste 2500 jaar. Ik denk dat dit boek zeer geschikt is voor mensen van mijn leeftijd.. 16j tot 30 makkelijk, of ouder. Het is een roman, het is zeer boeiend en heeft een zeer goed verhaal met een zeer aparte ontknoping.

Als je altijd al filosofie in je hoofd heb, maar nog nooit een filosofieboek gelezen heb is dit de grote aanrader. Dit kan je op een pad brengen van wat je wil geloven..
Met citaat reageren
Oud 12-07-2004, 13:09
I love stars
Avatar van I love stars
I love stars is offline
Citaat:
Luka schreef op 12-07-2004 @ 12:11 :
Ik weet zeker dat veel van jullie 'De wereld van Sofie' hebben gelezen. Het beschrijft de filosofie van alle meest bekende filosofen de laatste 2500 jaar. Ik denk dat dit boek zeer geschikt is voor mensen van mijn leeftijd.. 16j tot 30 makkelijk, of ouder. Het is een roman, het is zeer boeiend en heeft een zeer goed verhaal met een zeer aparte ontknoping.

Als je altijd al filosofie in je hoofd heb, maar nog nooit een filosofieboek gelezen heb is dit de grote aanrader. Dit kan je op een pad brengen van wat je wil geloven..
maak van die 16 jaar tot 30 en ouder jaar maar 10/12 +
Ik heb hem trouwens op mijn elfste gelezen eerste klas. Is een goed boek heb hem laatst nog een keer gelezen.
__________________
The living orb is secure against thee, and thou shalt not prevail against it. In the day that thou comest against us , I shall raise war against thee
Met citaat reageren
Oud 12-07-2004, 17:56
LMP
Avatar van LMP
LMP is offline
ja tuurlijk haha kan iemand van 10 /12 dat boek wel lezen maar ik betwijfel of die er wel ene bal van snapt
Met citaat reageren
Oud 12-07-2004, 19:27
I love stars
Avatar van I love stars
I love stars is offline
Citaat:
Luka schreef op 12-07-2004 @ 17:56 :
ja tuurlijk haha kan iemand van 10 /12 dat boek wel lezen maar ik betwijfel of die er wel ene bal van snapt
Heus wel , er word in dat boek zelfs gezegt dat kinderen de beste filosofen zijn. Het zijn de kinderen die nog open staan voor die dingen. Of beweer je dat ik er toen geen val van snapte! (zal wel niet persoonlijk bedoeld zijn ) Maar wat ik denk wat jij vergeet dat ook kinderen op die leeftijd al veel weten.
__________________
The living orb is secure against thee, and thou shalt not prevail against it. In the day that thou comest against us , I shall raise war against thee
Met citaat reageren
Oud 12-07-2004, 19:46
LMP
Avatar van LMP
LMP is offline
Ja je heb misschien gelijk.

Maar toch heb je op die leeftijd dan een bepaalde denkwijze nodig, waardoor je een beetje diep kan nadenken. Want ik ken zat mensen van alle leeftijden die dat gewoon niet kunnen. Die zitten 'te diep in de vacht van het konijn' zoals in dat boek werd beschreven.
Met citaat reageren
Oud 12-07-2004, 21:34
T_ID
Avatar van T_ID
T_ID is offline
just finshed reading:

De Antichrist door Friedrich Nietzsche

Dit is een werkstuk wat ik daarover heb gemaakt (voor godsdienst, hoe ironisch is dat) het heeft bijna de vorm van een boekverslag.

zeker een aanrader voor wie een filosofisch werk wil lezen, zonder zich door +-600 pagina's onbegrijpelijke tekst te hoeven vreten.





Titel - De Antichrist
Auteur - Friedrich Nietzsche




Korte Samenvatting

In de Antichrist ontleedt Nietzsche de fundamenten waarop het christendom en het instituut kerk berusten en stelt aan de hand daarvan de decadentie aan de kaak.
De Antichrist is geschreven in de vorm van een onafgebroken betoog tegen het christendom, Nietzsche geeft zijn mening over het christendom en gaat in op de werking van macht door religie, het ontstaan van het priesterschap en de tegennatuurlijkheid van de christelijke waarden. Ook betoogt hij dat het christendom het Romeinse rijk heeft vernietigd, een samenwerking van Europeanen en Arabieren heeft voorkomen.

De Antichrist is geschreven als een betoog, af en toe stopt Nietzsche even om achterliggende redenen te belichten en te onderbouwen, maar voor de rest is het als een onafgebroken betoog geschreven. De Antichrist is het laatste gepubliceerde werk van Nietzsche, andere teksten zijn nooit afgemaakt omdat hij een jaar na het afmaken van de teksten voor de Antichrist instortte en daarna niet meer genoeg hersteklde om nog iets te schrijven, hierdoor heeft hij ook de andere delen die hij wilde schrijven over ‘de omwaardering van alle waarden’ nooit af kunnen maken. De Antichrist was namelijk bedoelt om de samenleving als corrupt aan te tonen, om vervolgens een heel nieuw stelsel van normen en waarden te presenteren.


Over Nietzsche

Friedrich Nietzsche werd op 15 oktober 1844 geboren in Röcken, ten zuidwesten van Leipzig. Zijn vader was predikant en ook zijn moeder was afkomstig uit een predikantengezin. De vader van Nietzsche overleed toen Nietzsche vijf jaar was. Eerst studeerde Nietzsche aan de universiteit van Bonn, theologie en later klassieke filologie. In Leipzig zette hij zijn studie voort, hier ontmoette hij ook Wagner, waar hij lange tijd contact mee onderhield. Vlak voordat hij 25 werd, werd Nietzsche hoogleraar klassieke letterkunde in Bazel, hij was toen nog niet eens in bezit van een doctorstitel, dit, en het feit dat hij ondanks zij latere slechte gezondheid, en vaak fysieke pijn, toch zo’n werk heeft verricht zegt iets over zijn intelligentie en mentalen vermogens. In de Frans-Duitse oorlog van 1870 neemt hij vrijwillig dienst als verpleger, maar komt ziek terug uit dit conflict.
In de jaren daarna laat zijn gezondheid met tussenpozen veel te wensen over, hij geeft uiteindelijk zijn hoogleraarschap op en woont afwisselend in Frankrijk, Zwitserland en Italië.
Een jaar na het afmaken van zijn laatste boek, De Antichrist, in 1889 stort hij geestelijk in en zou thuis verpleegd worden tot hij uiteindelijk in 1900 overlijdt.
Het werk Nietzsche is controversieel te noemen, waar veel filosofen geen oordelen vellen of alleen nadenken over grotere abstracte zaken schrikt Nietzsche niet terug voor keiharde veroordelingen van dingen die in zijn idee verkeerd zijn, zoals W.F. Hermans het uitdrukte: ‘Nietzsche filosofeert met de hamer’. De ideeën van Nietzsche zijn, juist vanwege dat ze zo controversieel zijn voor die tijd, hun tijd volgens velen ver vooruit, veel van de dingen die hij beschrijft


Achtergrond

In de tijd waarin Nietzsche leefde was het nationalisme met een opkomst bezig, de grote Europese landen stonden elkaar naar het leven over allerlei zaken. De moraal in die tijd was eigenlijk een overblijfsel uit de Victoriaanse tijd en ging redelijk ver terug. Misschien is het juist vanwege het verschil aan vernieuwing dat een filosoof als Niezsche zo hard de heersende moraal aanviel.


Het boek zelf, mijn uitleg en mening erover

In zijn boek de Antichrist presenteert Nietzsche verschillende ideeën, over religie, over het christendom, over europa, in het speciaal over de Duitsers als volk en over de normen en waarden van die dag, hieronder bespreek ik de belangrijkste.

Nietzsche betoogt dat het Christendom, de grondslag ervan, niet slecht is, maar de interpretatie zoals die geworden is, de ontkenning van de natuur en normen die de sterken naar beneden halen wel.
Dit wordt duidelijk in hoofdstuk 43, waarin Nietzsche zegt dat het Christendom zoals Jezus het achterliet bij zijn dood een religie (of meer een manier van leven) gebaseerd op vrede en op een Boeddhistische grondslag.
“Men ziet wat er met de dood aan het kruis afgesloten was: een nieuwe volkomen oorspronkelijke aanzet tot een boeddhistische vredesbeweging, tot een wereldlijk, niet slechts beloofd geluk op aarde.”
Paulus is degene die verantwoordelijk is voor de eerste verkeerde interpretaties en die het Christendom van een vredesreligie in een haat-religie veranderd heeft. Tevens beschuldig Nietzsche Paulus van het vervalsen van de geschiedenis van het leven van Jezus, die volgens Nietzsche voortkomt uit het priesterinstinct dat hem laat liegen om zijn macht (over zijn gelovigen/volgers) te vergroten.

Nietzsche besteed zeer veel aandacht aan de oorzaken van de corruptie van religie, hij redeneert vanaf het ontstaan van de eerste religie tot aan de machtsstructuur die de kerk vandaag de dag is.
Nietzsche redeneert dat de priester, omdat hij geen nut heeft voor de samenleving zonder geloof, wel leugens moet verspreiden om te kunnen bestaan en macht uit te kunnen uitoefenen.
“De priester is ontmaskerd als dat wat hij is, de gevaarlijkste soort parasiet, de feitelijke gifspin van het leven…”

Hierbij gaat hij in op het systeem van zonden en deugden binnen het christendom (ik vind trouwens dat systemen met dezelfde grondslag ook in andere religies bestaan).
De priester leert zijn volgelingen dat daden tegen het geloof, ofwel tegen de macht van de priester, een zonde zijn, en de enige manier om die zonde ongedaan te maken is zich weer onderwerpen aan de priester (door diens geloof te volgen, de priester te compenseren, etc). Zelf vond ik een aantal voorbeelden uit de geschiedenis van dit systeem in de praktijk die naar mijn mening goed laten zien wat Nietzsche bedoeld, en bewijzen dat hij op dit punt gelijk heeft.
Een goed voorbeeld is hier bijvoorbeeld de aflatenhandel door de katholieke kerk in het verleden, een zonde afkopen door geld aan de kerk te geven, dat komt voor de kerk wel heel handig uit, en de armen kunnen hier geen gebruik van maken, ondanks dat een van de ideeën achter christen zijn andere bestaat uit het helpen van armere medemensen. Ook een voorbeeld dat Nietzsche noemt als controlesysteem van de kerk is het zogenaamde ‘laatste oordeel’, wat hij belicht als “luister naar de kerk/priester, anders dan eindig je slecht als het oordeel komt.”
Met dit laatste oordeel in de hand kan elke willekeurige priester grote groepen mensen zijn wil opleggen, omdat ze wanneer ze niet doen wat hij zegt, in de hel eindigen, gestraft worden bij de apocalyps, etc. Vervolgens hoeft de priester alleen alles wat hij wil laten gebeuren te betitelen als deugd, en wat hij niet wil laten gebeuren als zonde.

Dit controlesysteem binnen het christendom traceert Nietzsche terug tot de eerste Joodse priesters, die konden volgens hem de hele geschiedenis van Israël niet gebruiken, en hebben die dus maar vervalst en een mechanisme gemaakt waarin een imaginair wezen (God dus) de macht van de priester sancioneert. De priester geeft macht aan zijn wezen door geloof te zaaien, het imaginaire wezen sancioneert vervolgens de macht van de priester. Nietzsche beschrijft dit letterlijk als:
“Het Godsbegrip was vervalst, het moraalbegrip vervalst:- maar het joodse priesterdom liet het daar niet bij. De hele geschiedenis van Israël konden zij niet gebruiken: weg ermee!- Deze priesters hebben dat wonder van vervalsingskunst tot stand gebracht als document waarvan ons een goed deel van de bijbel ter beschikking staat: zij hebben hun eigen verleden als volk met een weergaloze verachting jegens elke overlevering, jegens elke historische realiteit, in het religieus vertaald, dat wil zeggen er een stompzinnig heilmechanisme van schuld tegenover Jahweh en straf, van vroomheid tegenover Jahweh en beloning van gemaakt.”
Hier bedoeld hij dat mensen omwille van god moeten doen wat de priester zegt dat ze moeten doen (de priester verzint immers wat god van de mensen wil, daar zelf over nadenken wordt vervolgens heel handig tot ketters en als zonde verklaard, zodat de priester in het uitleggen van de wil van god geen concurrentie heeft).

Nietzsche toont in het boek een afkeer van alle normen en waarden die volgens hem berusten op zwakte, die zwakte bevorderen of die zwakken beschermen.
Het Christendom is volgens hem een religie die totaal berust op deze moraal van verzwakking, zodat er geen sterkere mensen op kunnen staan die vervolgens de macht van de priester zouden kunnen aantasten. Een van de principe uitspraken in de bijbel noemt Nietzsche als voorbeeld hierbij: “Juist de tegenstelling tot elke worsteling, tot elke strijdbaarheid is hier instinct geworden: het onvermogen tot weerstand wordt hier tot moraal verheven (‘bied geen weerstand aan de boze’, de diepzinnigste uitspraak in de evangeliën, in zekere zin hun sleutel)

Nietzsche heeft door het boek heen een grondige afkeer van de Joodse ideeën, het opgaan in andere groepen, het zich gewillig laten onderdrukken zonder verzet en het in hun waarden ontkennen van de menselijke natuur.
Het viel mij in een ander boek van Nietzsche, ‘Menselijk, al the menselijk’, op dat hij een uitleg geeft waarom die ideeën ontstaan zijn, en dat het natuurlijk is voor een onderdrukt volk om zulke waarden te creëren om makkelijker te kunnen leven. Zijn conclusie is ongeveer dat de geschiedenis van de Joden de reden ervan, maar geen excuus voor het ontstaan van een systeem van normen die op zwakheid berusten zijn.
Verder gaat Nietzsche in op het effect van het Christendom op de geschiedenis, hij schrijft bijvoorbeeld dat elke mogelijke culturele en wetenschappelijke uitwisseling van kennis tussen de Arabische wereld en Europa mislukt is vanwege religie.
Ook is het christendom volgens Nietzsche de oorzaak dat het Romeinse rijk verzandde in decadentie en uiteindelijk ten val werd gebracht door sterkere volken.

Ook op de volken van Europa in die tijd heeft hij kritiek, over de verspreiding van het Christendom naar het noorden schrijft hij: “Dat de volken van noordelijk Europa het christendom niet direct afgewezen hebben zegt waarlijk weinig goeds over hun intellect en goede smaak.”

Ook de stichting van het protestantisme is volgens Nietzsche niet positief. De originele waarden werden grotendeels behouden, waardoor de vooruitgang op het gebied van normen en waarden nog steeds nul bleef, misschien is de enige verdienste van het protestantisme het lozen van een deel van de corrupte machtsstructuur van de katholieke kerk.
Luther krijgt er ook van langs, Nietzsche verwijt hem dat precies wanneer de macht van de kerk wankelde en de kans bestond de kerk omver te werpen en een maatschappij te vestigen gebaseerd op nadenken in plaats van geloven, dat Luther met zijn reformatie een nieuwe golf van tegennatuurlijk geloof creëerde en daarmee de kans op een evolutie van de maatschappij vernietigde.

Op zich kan ik het hier wel mee eens zijn, in de katholieke kerk werd en wordt inderdaad elke vorm van zelf nadenken en initiatief bestraft, en elke vorm van vooruitgang tegengehouden.
Het protestantisme heeft misschien de macht van de kerkleiding teruggebracht, maar nog steeds berust het eerder op geloven dan nadenken, getuige de over het algemeen nog steeds erg conservatieve ideeën van strenge gelovigen.

Een ander voorbeeld waarbij religie de macht van politieke leiders sanctioneert was tijdens de verzuiling in de jaren ’60, niemand mocht omgaan met een andere groep, mensen werden volledig geïndoctrineerd dat hun stroming goed was, de anderen slecht, en op afvalligheid van de politieke groep stond een religieuze straf, gesanctioneerd door de kerk.


Uitleg van Nietzsche’s werk

Over het werk van Nietzsche is veel te doen, veel mensen luisteren niet langer dan enkele minuten omdat ze veel van zijn uitspraken onacceptabel vinden. Een factor waar tegenstanders dankbaar gebruik van maken is het feit dat de nazi’s in Duitland beweerden hun ideeën deels op Nietzsche te baseren. Deze bewering raakt kant nog wal, en kan alleen door zeer selectief lezen overeind gehouden worden. De nazi’s waren niet anti-religieus, zelfs pro-religeus, het vaticaan erkende en ondersteunde hen, wat onmogelijk te verenigen is met Nietzsche’s ideeën over de kerk. Verder is de intelligente mens degene die heerst over de fysiek sterken, de nazi’s draaiden dit om, intellectuelen waren volgens hen slecht. Een ander voorbeeld dat ik vond van (doelbewuste) verdraaing van de ideeën van Nietzsche was op een website die als hoofdoel had te propageren dat de Islam tegen terrorisme is (http://www.islamdenouncesterrorism.c...isemitism.html). Degene die de website had gemaakt was trots op de teksten die hij ervoor had gemaakt, waarin hij letterlijk schrijft dat voor het christendom, vanwege (!) de polytheistiche religies homoseksualitit en geweld aan de orde van de dag waren. Los van hier een schrijnend voorbeeld van religieus geinspireerde stupiditeit mee te geven was de auteur (Harun Yahya) ook van mening dat Nietzsche de geestelijk vader was van het nazisme en een voorstander van geweld.
Een van de meest domme en ongefundeerde uitspraken die ik ooit heb gehoord kwam van een Nederlandse dominee die te gast was bij een filosofisch programma, toen Nietzsche ter sprake kwam beweerde de man zonder enige verder argumentatie dat Nietzsche de bedenker was van de Holocaust, los van het feit dat Nietzsche nooit heeft beweerd dat andere mensen gedood moeten worden om wat voor reden dan ook is het een vaststaand feit dat de jodenvervolging al in de middeleeuwen bestond en onder de nazi’s helaas tot een uitbarsting kwam, verder is dit een fantastich bewijs hoe makkelijk geestelijken de waarheid verdraaien om hun ideeën te verspreiden en het verantwoorden van hun ideeën te ontwijken, want ondanks dat verschillende andere gasten in het programma bewezen dat de stelling nergens op sloeg weigerde de dominee elk verder commentaar en zal iemand die niets van het werk van Nietzsche weet dus waarschijnlijk wel het woord nazi en Nietzsche bij elkaar blijven onthouden.
Of Nietzsche deze interpretatie tegen zou spreken is nog maar de vraag, een van zij principe’s was dat feiten niet bestaan, alleen interpretaties, een ander is dat hij zichzelf een filosoof voor de ‘zeer weinigen’ noemt en de mensen die hem niet (willen) begrijpen totaal buiten beschouwing laat, hij doet geen moeite hen te overtuigen. Toch vind ik de bovengenoemde voorbeelden eerder een argument voor dan een argument tegen de ideeën van Nietzsche over religie.


Maatschappelijke visie van Nietzsche

Nietzsche heeft een zeer aparte kijk op de manier waarop een samenleving zou moeten werken, een kijk die erg realistisch en weinig idealistisch is (ten opzichte van de menselijke natuur).
Nietzche redeneert over verschillende soorten mensen, er zijn volgens hem mensen die intelligent zijn, en daardoor in staat zijn na te kunnen denken over zaken die anderen niet snappen. Nietzsche ziet dit type mensen als de hoogste mens, de Ubermensch. (Dit bewijst dus ook dat de nazi’s nooit kunnen claimen dat hun ubermensch idee overeenkomt met dat zoals Nietzsche het formuleerde) de tweede vorm is de mens die fysiek sterk is, maar minder intelligent, de natuurlijk rol die Nietzsche hen toedicht is als ordehandhavers en bewakers van de macht van de intelligente mensen. De laatste vorm zijn volgens Nietzsche mensen die in beide aspecten niet uitblinken, dat zij de gewone mensen, waar de heersers over moeten heersen en voor moeten zorgen. De samenleving is dus eigenlijk een soort piramide, de 3e laag onderaan ondersteunt de samenleving en vormt er de basis van, de 2e laag zorgt ervoor dat de maatschapelijke order gehandhaaft wordt en de 1e laag heerst en zorgt dat er goed bestuur is. Hoe extreem dit model ook klinkt, op een bepaalde manier is dit wel hoe veel samenlevingen werken. Voorbeelden hiervan in de praktijk zijn dictaturen als in China, waar een elite een leer ontwikkeld voor een leger dat hun staat in stand houdt. Een ander voorbeeld is een het Hindoeïstisch kastenstelse, hoewel dit een religieuse sancionering is van een stelsel op grond van erfopvolging, en niet op capaciteiten, geeft wel weer hoe zo’n systeem werkt.


Invloed van Nietzsche

En wat heeft al het werk van Niezsche uiteindlijk beinvloed? Ten eerste heeft hij een gezichtspunt gecreeërd wat radicaal anders is dan de meeste van zijn tijdgenoten, dit gezichtspunt had invloed op vele mensen later , en beinvloedde hen minder te denken zoals de heersende moraal was. Nietzsche heeft dan ook vooral veel invloed gehad op kunstenaars van kunstvormen die minder geaccepteerd waren of zijn, kunstenaars over het algemeen, theaterschrijvers, boekenschrijvers, sociologen, psycholgen en vele anderen.
Niezsche’s ideeën over het ontstaan van sociaal geaccepteerde zaken is bijvoorbeeld een van de grootste inspiratiebronnen voor Sigmund Freud geweest. Een lijst van mensen die grotendeels of behoorlijk beïnvloed zijn door Nietzsche geeft ook wel aan hoe groot zijn invloed is geweest: Alfred Adler, Georges Bataille, Martin Buber, Albert Camus, E.M. Cioran, Jacques Derrida, Gilles Deleuze, Isadora Duncan, Michel Foucault, Sigmund Freud, Stefan George, André Gide, Hermann Hesse, Carl Jung, Martin Heidegger, Gustav Mahler, André Malraux, Thomas Mann, Rainer Maria Rilke, Jean-Paul Sartre, Max Scheler, Giovanni Segantini, George Bernard Shaw, Lev Shestov, Georg Simmel, Oswald Spengler, Richard Strauss, Paul Tillich, Ferdinand Tönnies, Mary Wigman, William Butler Yeats and Stefan Zweig.
Sinds zijn eerste geschriften is er enorm veel studie gedaan naar Nietzsche en zijn ideeën, ik . Mischien geeft de lijst op de volgende pagina’s, van de universiteit van Stanford van boeken die over Nietzsche zijn geschreven wel het beste idee hoe groot de invloed is geweest:

Allison, David, 2000, Reading the New Nietzsche. Lanham, Maryland: Rowman & Littlefield Publishing.
Aschheim, Steven E, 1992, The Nietzsche Legacy in Germany, 1890-1990. Berkeley and Los Angeles: University of California Press.
Babich, Babette E, 1994, Nietzsche's Philosophy of Science. Albany: State University of New York Press.
Bataille, Georges, 1992, On Nietzsche. trans. Bruce Boone. London: Athlone Press.
Clark, Maudemarie, 1990, Nietzsche on Truth and Philosophy. Cambridge: Cambridge University Press.
Danto, Arthur C, 1965, Nietzsche as Philosopher: An Original Study. New York: Columbia University Press.
Deleuze, Gilles, 1983, Nietzsche and Philosophy. trans. Hugh Tomlinson. New York: Columbia University Press.
Derrida, Jacques, 1979, Spurs: Nietzsche's Styles. trans. Barbara Harlow. Chicago: University of Chicago Press.
Gilman, Sander L, 1987, ed., Conversations with Nietzsche: A Life in the Words of his Contemporaries. trans. David J. Parent, New York: Oxford University Press, Inc..
Hayman, Ronald, 1980, Nietzsche, a Critical Life. New York: Oxford University Press.
Heidegger, Martin, 1979, Nietzsche, Vol. I: The Will to Power as Art. trans. David F. Krell. New York: Harper & Row.
-----, 1984, Nietzsche, Vol. II: The Eternal Recurrence of the Same. trans. David F. Krell. San Francisco: Harper & Row.
-----, 1986, Nietzsche, Vol. III: Will to Power as Knowledge and as Metaphysics. trans. Joan Stambaugh and Frank Capuzzi. San Francisco: Harper & Row.
-----, 1982, Nietzsche, Vol. IV: Nihilism. trans. David F Krell. New York: Harper & Row.
Higgins, Kathleen Marie, 1987, Nietzsche's "Zarathustra." Philadelphia: Temple University Press.
Hollingdale, R.J., 1973, Nietzsche. London and New York: Routledge and Kegan Paul.
Hunt, Lester H, 1991, Nietzsche and the Origin of Virtue. London: Routledge.
Irigaray, Luce, 1991, Marine Lover of Friedrich Nietzsche. trans. Gillian C. Gill. New York: Columbia University Press.
Jaspers, Karl, 1979, Nietzsche: An Introduction to the Understanding of His Philosophical Activity. trans. Charles F. Wallraff and Frederick J. Schmitz. South Bend, Indiana: Regentry/Gateway, Inc..
Jung, Carl G, 1988, Nietzsche's "Zarathustra." ed. James L. Jarrett. Princeton: Princeton University Press.
Kaufmann, Walter, 1950, Nietzsche: Philosopher, Psychologist, Antichrist. Princeton: Princeton University Press.
Klossowski, Pierre, 1993, Nietzsche and the Vicious Circle. London: Athlone.
Kofman, Sarah, 1993, Nietzsche and Metaphor. ed. and trans., Duncan Large. London: Athlone Press; Stanford, CA: Stanford University Press.
Krell, David Farrell, 1986, Postponements: Women, Sensuality, and Death in Nietzsche. Bloomington: Indiana University Press.
Lambert, Laurence, 1987, Nietzsche's Teaching: An Interpretation of "Thus Spoke Zarathustra." New Haven: Yale University Press.
Löwith, Karl, 1997, Nietzsche's Philosophy of the Eternal Recurrence of the Same." [1956], translated by J. Harvey Lomax, foreword by Bernd Magnus. Berkeley: University of California Press.
Macintyre, Ben, 1992, Forgotten Fatherland: The Search for Elisabeth Nietzsche. London: Macmillan.
Magnus, Bernd, Stanley Stewart, and Jean-Pierre Mileur, 1993, Nietzsche's Case: Philosophy as/and Literature. New York and London: Routledge.
Magnus, Bernd, 1978, Nietzsche's Existential Imperative. Bloomington: Indiana University Press.
Mandel, Siegfried, 1998, Nietzsche & the Jews. New York: Prometheus Books.
Nehamas, Alexander, 1985, Nietzsche: Life as Literature. Cambridge, Mass.: Harvard University Press.
Oliver, Kelly, 1995, Womanizing Nietzsche: Philosophy's Relation to the "Feminine." New York and London: Routledge.
Parkes, Graham, 1994, Composing the Soul: Reaches of Nietzsche's Psychology. Chicago and London: University of Chicago Press.
Pletch, Carl, 1991, Young Nietzsche: Becoming a Genius. New York: Free Press.
Rosen, Stanley, 1995, The Mask of Enlightenment: Nietzsche's Zarathustra. Cambridge: Cambridge University Press.
Salomé, Lou, 1988, Nietzsche. ed. and trans. Siegfried Mandel. Redding Ridge, Connecticut: Black Swan Books, Ltd..
Schacht, Richard, 1983, Nietzsche. London: Routledge and Kegan Paul.
Shapiro, Gary, 1989, Nietzschean Narratives. Bloomington: Indiana University Press.
Simmel, Georg, 1991, Schopenhauer and Nietzsche. trans. Helmut Loiskandle, Deena Weinstein, and Michael Weinstein. Urbana and Chicago: University of Illinois Press.
Schrift, Alan D, 1990, Nietzsche and the Question of Interpretation: Between Hermeneutics and Deconstruction. New York: Routledge.
Stambaugh, Joan, 1987, The Problem of Time in Nietzsche. trans. John F. Humphrey. Philadelphia: Bucknell University Press.
Steinbuch, Thomas, 1994, A Commentary on Nietzsche's Ecce Homo. Lanham, MD: University Press of America.
White, Alan, 1990, Within Nietzsche's Labyrinth. New York and London: Routledge.
Wilcox, John T, 1974, Truth and Value in Nietzsche. Ann Arbor: University of Michigan Press.
Young, Julian, 1992, Nietzsche's Philosophy of Art, Cambridge: Cambridge University Press, 1992.


Lijst gebruikte bronnen.

-http://plato.stanford.edu/entries/nietzsche/#5
-http://www.dividingline.com/private/Philosophy/Philosophers/Nietz/nietz.shtml
- www.pitt.edu/~wbcurry/nietzsche.html
- www.swan.ac.uk/german/fns/fns.htm
- www.geocities.com/thenietzschechannel/
- www.friedrichnietzsche.de
- www.fns.org.uk/
- www.dartmouth.edu/~fnchron
- www.gutenberg2000.de/autoren/nietzsch.htm
- www.fns.org.uk/jns.htm
- www.tameri.com/csw/exist/nietz.asp
__________________
"Republicans understand the importance of bondage between a mother and child." - Dan Quayle
Met citaat reageren
Oud 13-07-2004, 10:14
Verwijderd
Citaat:
T_ID schreef op 12-07-2004 @ 21:34 :
De Antichrist door Friedrich Nietzsche
[...]
zeker een aanrader voor wie een filosofisch werk wil lezen, zonder zich door +-600 pagina's onbegrijpelijke tekst te hoeven vreten.
[...]
...eindelijk iemand die mijn bedoeling van dit topic begrijpt.
Met citaat reageren
Oud 13-07-2004, 11:03
little nemo
Avatar van little nemo
little nemo is offline
vind t topic , staan echt interessante dingen bij
__________________
ignorance is bliss
Met citaat reageren
Oud 13-07-2004, 15:05
Verwijderd
Citaat:
Luka schreef op 12-07-2004 @ 12:11 :
[...]'De wereld van Sofie'[...]
Ik zou hierbij ook Vittorio Hösle's "Het meisje en de filosoof" aan willen toevoegen - een commentaar op "De wereld van Sofie", in dezelfde stijl geschreven.
Met citaat reageren
Oud 13-07-2004, 15:44
Verwijderd
Taylor, C., “De malaise van de moderniteit”
  1. Dit boek gaat over doorgeslagen individualisering en mogelijke oorzaken hiervan. Het is een dun boekje, maar daarom niet minder moeilijk. Het is vrij simpel geschreven, maar daarom niet minder diepgravend.
    Voor wie interesse heeft in waarom mensen zo individueel zijn geworden, hoe dat komt en wat je er aan zou kunnen doen.

-------------------------------------------------------------------

Dialectiek van de Moderniteit

- Bespreking van Charles Taylor’s “Malaise van de moderniteit” -

Zoals met het scheuren van Pangea het centrum op het Westen is komen te liggen, zo is in de moderniteit het individu zijn ethische en rationele horizon vervangen door een ander horizon, die samen is gevallen met het zelf. Hoewel lang gekoesterd, bestaat over de waarde van deze verschuiving en rationalisering een gedeeld gevoel van achteruitgang in de huidige cultuur.
Charles Taylor, hoogleraar filosofie en verbonden aan de McGill Universiteit in Montreal (Canada), schrijft in de “Malaise van de Moderniteit” over dit gevoel van achteruitgang, dat overheerst ondanks dat de beschaving ‘zich ontwikkelt’ (aanhaling van de auteur zelf).


Taylor gaat met name in op de ethiek van de individualiteit, een in zijn ogen tot dan toe vergeten zijde van individualiteit. Een tweede probleem noemt hij het primaat van de instrumentele rede. Technologie en rationalisme beheersen ons leven, ook op gebieden waarin dit niet het geval zou moeten zijn. Tenslotte brengt hij beide problemen, het verlies van morele horizons en primaat van de instrumentele rede, in verband met verlies aan politieke vrijheid in de huidige cultuur.

Deze laatste twee krijgen van Taylor aanzienlijk minder ruimte dan de eerste, omdat zij volgens hem een soortgelijke ontwikkeling door hebben gemaakt en aanpak vergen als het probleem van ontaard individualisme. Taylor beweert nergens in zijn boek de problematiek in haar volledigheid uiteen te zetten. Het is hem primair om inzicht te verschaffen in de problemen in de huidige cultuur, die in hun geaarde vorm op zich de moeite waard zijn. Taylor hoopt hiermee te kunnen voorkomen het kind niet met het badwater weg te laten gooien. Centraal thema in het boek is dus ontaarding, met name van individualiteit en de instrumentele rede, en hoe deze ontaarding bijdraagt aan het verlies aan politieke vrijheid. Maar deze ontaarding vindt Taylor terug in de huidige cultuur als geheel. Deze ontaarding heeft een sluier gehangen over het debat over de waarde van deze cultuur. Lukt het taylor om de vaagheid in dit debat te verhelderen?

Een tweede vraag is hier op zijn plaats. Taylor meent een nieuwe positie in dit debat in te nemen. In tegenstelling tot zowel voor- als tegenstanders schrijft hij niet over de strijd om deze problemen, maar erover. Daarmee noemt hij zich dus ook niet een verdediger van de vroegere situatie van de moderniteit. Toch lijkt Taylor te geloven in een verband tussen rede en vrijheid, ofwel wetenschap en samenleving. Dit is één van de belangrijkste punten van kritiek op de moderniteit door postmoderne filosofen als Michel Foucault en Jacques Derrida. Zij geloven niet in een dergelijk verband. Maar Taylor lijkt geïnspireerd te zijn door de Frankfurter Schule en Juergen Habermas, die als modernisten beschouwd mogen worden. Is Taylor door deze stellingname een moderne wolf in schaapskleren voor de postmodernen of vertegenwoordigd hij wel degenlijk een nieuwe positie, die het debat van vaagheid ontdoet?

centrale thema's
Taylor stelt in de “Malaise van de Moderniteit” vast dat in het debat over de moderniteit een gevoel van achteruitgang overheerst ondanks dat de beschaving ‘zich ontwikkelt’. Drie centrale thema’s in deze discussie komen in de zijn boek aan bod.
De eerste is individualisme, met name in de zin van een vlakker en enger, egocentrisch leven. Met de ondergang van morele horizons, die in het verleden aan de einder lagen met God, is de mens zich gaan concentreren op het zelf.
Het tweede probleem is het primaat van de instrumentele rede. Dit is het gevoel van hegemonie van technologie, rationaliteit en het principe van ‘kosten-baten’-denken ons leven bij zaken waar dit niet van toepassing zou moeten zijn. Taylor wijst op onze ongevoeligheid voor kosten die economische groei van het milieu vraagt, terwijl deze wellicht niet niet eens in verband zou moeten worden gebracht met onze economie. Dit gevoel wordt met wetenschappelijke theorieën versterkt doordat in de sociale wetenschap het primaat van de instrumentele rede voor een niet-stuurbare oriëntatie gehouden wordt, maar dat sociale mechanismen ons krachteloos maken. Wij hebben het gevoel een zandkorrel in de wind te zijn. Taylor noemt dit de “ijzeren kooi”, een term van Max Weber.
Ten slotte ziet Taylor een verlies aan politieke vrijheid als gevolg van individualiteit en het primaat van de instrumentele rede. Beide zorgen voor een sociaal atomisme, een samenleving die bestaat uit enkele individuen zonder oog voor anderen. Het individu onttrekt zich aan politieke besluitvorming. Hoewel democratische vormen blijven bestaan wordt de overheid hierdoor (meer) paternalistisch. Omdat dit onder een sluier van democratie gebeurt en dus een (onbedoeld) despotisme verhult, noemt Taylor dit in navolging van Alexis de Tocqueville een ‘zachte tirannie’.

Vaagheid van het debat
Voordat Taylor deze malaises aanpakt, ziet hij zich genoodzaakt een ander probleem te verhelderen: de vaagheid omtrent het debat over de malaises van de moderniteit. De redetwisters verdedigen of vallen ontaarde idealen aan. De partijen die in de discussie tegenover elkaar staan vergeten dat aan individualiteit een moraal ten grondslag ligt. Individualiteit ontwikkelt zich vooral eind achttiende eeuw, hoewel haar wortels strekken verder terug strekken. Vaststaat dat in de achttiende eeuw het ‘morele ijkpunt’ verplaatst van buiten (God) naar in ons. Onze innerlijke moraal krijgt in dit era twee kenmerken mee, uiteengezet door Jean-Jacques Rousseau en Johann Gottfried Herder. Eerst kent Rousseau een morele betekenis toe aan het contact met ons zelf. Zijn idee van ‘zelfbeschikking’ stelt dat wij ons moeten losmaken van externe regels en voor onszelf moeten beslissen. Onze moraal schuilt als een als een soort stem van de natuur in ons. Om een goed leven te kunnen leiden moeten we dus in contact staan met ons zelf. Herder verbindt vervolgens aan dit contact met ons zelf een principe van originaliteit. Hij stelt dat ieder individu een originele manier van zijn heeft. Als wij dus niet naar onszelf luisteren, dan zijn wij niet zijn zoals wij behoren te zijn, wij missen wat mens-zijn voor ons betekent. Als wij dus niet naar onze innerlijke stem luisteren, dan kunnen wij kunnen niet alleen geen goed leven leiden, maar zijn ook niet wie wij behoren te zijn. Om individualiteit met oog voor deze morele grondslag te onderscheiden van de ontaarde vorm, gebruikt Taylor de term ‘authenticiteit’, ontleend aan Lionel Trilling.
Oorzaak van de sluier over de moraal is de overheersing door een tomeloos relativisme. Voorstanders van de huidige cultuur menen dat over waarden niet te discussiëren is, omdat ieder zijn eigen waarden bezit. Ze kunnen verschillen constateren, maar missen een morele maatstaf om de waarde van de verschillen te meten. Zij erkennen een gemeenschappelijke moraal van individualisme dus niet. Tegenstanders verwijten de fans narcisme of pure genotzucht en egocentrisme zonder moraal. Zij kennen dus evenals de ‘narcisten’ geen moraal toe aan het huidige individualisme. In de discussie gaat dus het principe van het moreel ideaal van individualisme geheel verloren, waardoor vaagheid in het debat ontstaat. Voorstanders van de huidige cultuur als Peter Drucker en Amitai Etzioni zien in de postmoderniteit dat technologie en modernisering de crises van het kapitalisme zullen overwinnen (Best/Kellner, (1991), p. 8 en 13). Daarnaast menen sommigen, zoals Susan Sonntag, dat de postmoderne cultuur bevrijdt is van het keurslijf van de rede (Best/Kellner, (1991), p. 10). Anderzijds denkers als Arnold Toynbee en C. Wright Mills de postmoderniteit als kritiek op de in hun ogen onjuist ideaal van de Verlichting, waarin rede en vrijheid intrinsiek met elkaar verbonden zijn (Best/Kellner, (1991), p. 8). De kritiek van de beide zijden de moderniteit kan samengevat worden als een ontkenning van het ideaal van de Verlichting, een ontkenning van het kunnen ontwikkelen van een totale theorie als bijvoorbeeld van Karl Marx en voor fragmentarisatie in alle vormen als pendant van de verstikkende moderne rol van de rede (Best/Kellner, (1991), p. 38).

Deze vaagheid wordt niet geholpen door twee andere factoren. Enerzijds neemt het moreel subjectivisme een sterke positie in de huidige cultuur. Mensen delen veelal de gedachte dat de rede niet kan oordelen over morele kwesties, maar dat wij uiteindelijk doen waartoe wij vanuit ons zelf het meeste aangetrokken voelen.
Anderzijds maakt de sociale wetenschap zelden of nooit gebruik van morele idealen bij het verklaren van sociale verschijnselen. Verklaringen worden veelal gezocht in de honger naar macht of rijkdom, in plaats van een moreel ideaal. Of zedelijke idealen een bijdrage hebben geleverd aan veranderingen in de samenleving blijft vaak een onbesproken onderdeel. Bovendien ontkennen veel postmoderne filosofen het bestaan van betekenishorizons. ‘Postmodernen’ als Foucault en Derrida hebben met hun relativisme het bestaan van betekenishorizons ondermijnd. De deconstructie van en kritiek op de huidige westerse wetenschap voeren zij zover door, dat zij alle betekenishorizons zijn gaan afwijzen. Dingen ontlenen alleen nog waarde aan de verschillen tussen elkaar, niet meer aan een externe moraal, en het is onmogelik om hierover nog redelijk te argumenteren. Voor de authenticiteit geldt dat hier wederom de morele grondslag, de ethische horizon van authenticiteit ontkent wordt. Zowel subjectivisme als het ontbreken van erkenning in de sociale wetenschap van morele idealen ondersteunen het relativisme en daarmee de vaagheid in het debat. De notie dat de rede niet toepasbaar is in morele zaken, versterkt het gevoel überhaupt niet te kunnen discussiëren over waarden. En daarnaast negeert de sociale wetenschap de sociale rol van morele idealen.

Herstelwerkzaamheden
Om de discussie van haar vaagheid te ontdoen stelt Taylor herstelwerkzaamheden voor, die lijnrecht tegenover drie amplificerende factoren staan. In tegenstelling tot het relativisme neemt hij aan dat aan individualiteit een geldig ideaal ten grondslag ligt, dat van onder meer Rousseau en Herder. Bovendien is het ideaal waardevol genoeg om nagestreeft te worden. Tegen het moreel subjectivisme brengt hij in dat over morele zaken redelijk geargumenteerd kan worden, alsmede over de overeenstemming van deze idealen met de praktijk. Ten slotte wil Taylor ons laten geloven dat deze discussies zinvol zijn en wij dus niet opgesloten zitten in een ‘ijzeren kooi’ van onafwendbare sociale krachten, waarin geen invloed van zedelijke idealen bestaat. Deze drie punten past hij systematisch toe op de drie malaises van de moderniteit.

I
De eerste van drie herstelwerkzaamheden met betrekking tot de individualiteit is deels hierboven al besproken. Taylor geeft individualiteit een morele ondergrond met wortels die vooral in de achttiende eeuw gelegen zijn. Over de waarde van het ideaal merkt Taylor op dat het op zijn minst in een rijkere bestaanswijze voorziet. Mede door het principe van zelfverwerkelijking heeft de samenleving zich kunnen ontwikkelen en is een voller en rijker leven voor het individu ontstaan. Zelfverwerkelijking is op zich dus een waardevol ideaal. De strijd omtrent authenticiteit dient daarom niet te gaan om authenticiteit, zoals tussen postmoderne en moderne filosofen, maar erover. Deze strijd zal overigens geen beslissende afloop hebben volgens Taylor, omdat enerzijds de sociale krachten de individualiteit zullen blijven uitdagen en anderzijds de individualiteit intrinsiek geneigd is door de moraal van trouw zijn aan jezelf zich steeds meer op zichzelf te richten. Hij schetst een beeld van een voordurende strijd tussen hogere en lagere vormen van vrijheid, die in elkaars verbondenheid de grens met elkaar voortdurend zullen blijven. Taylor noemt deze voortdurende beweging positief, omdat altijd hoop blijft bestaan op verbetering in welke verdeling van vrijheid ook.
Dat over de moraal redelijk geargumenteerd kan worden en over haar overeenstemming met de praktijk, zit volgens Taylor in de mens besloten. Maar om twee redenen is deze bevinding beneveld.
(1) De eerste noemt Taylor een ‘populaire’ en bevindt zich derhalve op het vlak van de ‘lage’ cultuur. De ontwikkeling van het zelf verloopt altijd dialogisch. De mens is een dialogisch wezen. Identiteit ontwikkelt zich altijd in dialoog met anderen. Deze relaties met anderen zijn niet alleen nodig voor onze eigen ontplooiing, wij worden ook in deze relaties door anderen gedefinieerd. Wij worden gedefinieerd in wie wij zijn en waar wij vandaan komen. Onze identiteit kan alleen betekenisvol zijn tegen deze achtergrond. Zelfontplooiing moet dus plaatsvinden met oog voor de achtergrond van dingen die ertoe doen, zoals geschiedenis, natuur en samenleving. Anderzijds moeten wij erkenning krijgen door anderen. In de huidige cultuur is het individu op twee manieren verbonden met de ander. Ten eerste ligt de grens van onze zelfverwerkelijking bij de garantie dat de ander een gelijke kans heeft op zelfverwerkelijking. Iedereen zal evenveel kans moeten genieten om zichzelf te kunnen ontplooien. Ten tweede heeft men de ander nodig bij de hierboven genoemde definiëring van onze identiteit. In de huidige cultuur vindt men een voorname plaats voor zelfonderzoek in met name de liefdesrelatie. Wij hebben dus de ander nodig voor het ontplooien van onze identiteit. Volgens Taylor is het niet mogelijk om buiten deze twee relaties met de ander het ideaal van zelfverwerkelijking te verwezenlijken, maar door een instrumentele houding zijn deze significante anderen achter de horizon verdwenen. Wij kijken niet meer in de morele spiegeling in de ogen van onze dierbaren. Zonder betekenishorizons kunnen wij alleen verschil aanduiden zonder er waarde aan toe te kennen en zonder relaties met anderen is het niet mogelijk onze identiteit te ontwikkelen.
(2) Rest het tweede probleem over het moreel subjectivisme - nu niet op ‘laag’ cultureel niveau, maar in de sociale wetenschap. Sociale wetenschappers ontkennen dat aan authenticiteit een moreel ideaal ten grondslag ligt. Het feit dat sociale wetenschappers ook tot ontkenning van het morele ideaal komen, maar nu op wetenschappelijk niveau, versterkt het populaire ongeloof in ideaal achter authenticiteit. Op beide niveaus zullen herstelwerkzaamheden nodig zijn anders is de authenticiteit gedoemd te ontaarden in een mateloos antropocentrisme dat zal eindigen in sociaal atomisme en zachte tirannie.
De laatste reparatie is het geloof dat het niet tevergeefs is, wanneer wij proberen ons tegen de huidige sociale beweging van het individualisme in te gaan. Wij moeten inzien dat verschil bestaat tussen de vorm en de inhoud van deze beweging. Het is duidelijk dat de vorm van de beweging met betrekking tot authenticiteit individueel moet zijn. Het morele ideaal achter zelfverwerkelijking stelt immers dat wij zelf keuzes moeten maken. Maar de inhoud hoeft niet in ons zelf gevonden te worden. Het is niet noodzakelijk volgens het zedelijke ideaal dat de inhoudelijke vorm van mijn zelfverwerkelijking noodzakelijk alleen mijn eigen inhoud moet zijn. Wij kunnen ook onze zelfverwerkelijking inhoud geven met zaken buiten ons, bijvoorbeeld God of een politieke zaak. Verwarring van deze twee, vorm en inhoud van zelfverwerkelijking, schept het beeld dat de sociale beweging niet te veranderen is. Als iedereen zelf zijn authenticiteit moet invullen met een individuele inhoud, dan zal de huidige cultuur niet haar ontaarde vorm van authenticiteit verliezen. Wanneer wij daarentegen ons bewust worden dat authenticiteit alleen de vorm zelfverwerkelijking eist en niet een individuele, originele en interne invulling daarvan, dan worden de morele horizons weer zichtbaar.

II
Het tweede probleem van de moderniteit, het primaat van de instrumentele rede, pakt Taylor op soortgelijke wijze aan als de authenticiteit. Net als bij individualisme zijn voor- en tegenstanders met elkaar in strijd om technologische en rationele overheersing van de samenleving. Ook hier zou de strijd niet om de instrumentele rede moeten gaan, maar erover. De instrumentele rede en technologie is in de moderniteit ontaard. Zij is alleen zichzelf gaan dienen, een doel op zich geworden en is haar morele bronnen uit het zicht verloren. De eerste bron is de belangeloze rede, een zuiver, zichzelf controlerend denken, dat de wortels vooral in het gedachtengoed van René Descartes heeft. De belangeloze rede is net als authenticiteit verbonden met autonomie van het subject of de vrijheid van het individu.
Een tweede bron vindt Taylor in de geschriften van Francis Bacon. Volgens Bacon is aan de wetenschap en technologie een morele verplichting verbonden, die stelt dat deze krachten gebruikt dienen te worden om hulpbehoevenden in de samenleving te helpen. Hierin ligt de waarde van de instrumentele rede besloten en loont het de moeite dit te behouden in geaarde vorm. Taylor pleit dus voor een beleving van de instrumentele rede en technologie vanuit deze morele bronnen. De strijd kenmerkt zich even als bij authenticiteit door een voortdurende golfbeweging, waarbij tegenstrijdige belangen van voor- en tegenstanders de grens tussen de twee uitersten zullen blijven verleggen.

III
In het laatste hoofdstuk van zijn boek behandelt Taylor het verlies aan politieke vrijheid. Ook hier spelen twee tegenpolen de hoofdrol: enerzijds de opkomende overheersing van marktmechanismen, dat gevoed wordt door sociaal atomisme en het primaat van de instrumentele rede, en anderzijds de democratie. De democratie heeft zowel oog voor marktmechanismen als voor de morele kant van de samenleving, zoals de verdeling van rijkdom of macht. Taylor is dus tegen fragmentarisatie van de samenleving. Want om de dreiging van de ‘zachte tirannie’ te kunnen doorbreken, moeten mensen hun atomistische houding verlaten en politiek actief worden. Hierdoor verliest de overheid haar paternalisme en worden de ‘onderdrukten’ bevrijd van het zachte despotisme.

slot
Met het uiteenzetten van deze drie malaises van de moderniteit heeft Taylor de vaagheid in het debat over de huidige cultuur willen ophelderen en zichzelf op een nieuwe plaats willen positioneren. De vaagheid wil hij oplossen op door te laten zien dat beide kanten ongewild strijden om een ontaard ideaal: individualisme in plaats van authenticiteit, primaat van de instrumentele rede en technologie in plaats van wetenschap in dienst van de samenleving, zachte tirannie in plaats van democratie. Taylor maakt het aannemelijk dat in ieder van de problemen inderdaad een moreel ideaal schuil gaat, dat met de ontwikkeling in de late moderniteit uit het oog is verloren. Hij brengt hiermee een krachtig en beproefd argument in tegen de verwerping van de rede als bron voor vrijheid van de postmodernen. Hij legt de vinger op het gevoelige plek van de postmoderne filosofie. “Hun Nietzscheaanse aanval op onze normale categorieën voeren zij zover door, dat zij zelfs het ideaal van authenticiteit en de gedachte van het zelf ‘deconstueren’” (Taylor, p. 67). Foucault en Derrida hebben in hun theorie geen basis meer voor ethiek, dat door hun relativisme niet kan worden toegelaten. Door de ethische kant te laten zien van problemen kan nu weer gepraat worden over het verband tussen rede en vrijheid. Taylor slaagt er dus in eerste instantie in het ontaarde debat terug op de rails te zetten. Maar het toevoegen van een morele kant aan bijvoorbeeld de zelfverwerkelijking blijft een argument zonder veel kracht. Het is makkelijk dat een innerlijke moraal de rede moet redden van haar ondergang, omdat het bestaan van deze moraal niet te bevestigen noch te ontkennen is. In plaats van de argumenten van de redevoerders te weerleggen, geeft hij alleen zijn eigen mening. Daarnaast geeft Taylor zelf aan dat de strijd tussen de geaarde en ontaarde vormen een voortdurende is. Als wij dus moeten vertrouwen op de rede met betrekking tot onze vrijheid, maar dat onze moraal daarbij voortdurend blijft slingeren tussen eigenbelang en dat van een groter geheel, geeft ons dat weinig hoop op een stabiele, rooskleurige toekomst. En dat is wellicht waar de lezer op hoopt. Bovendien is Taylor over de waarde van authenticiteit bijzonder kort. Hij kan alleen opmerken dat het op zijn minst ons leven heeft verrijkt. Zoals hij zelf aangeeft is dit nauwelijks een argument, maar wederom slechts een mening en dient zijn tegenstanders enige nederigheid toe te brengen. Gebruik makend van een argumentum ad hominem wijst hij erop dat zij zelf ook gebruik van rede, wanneer zij over de huidige cultuur discussiëren. Wellicht zullen velen het met hem eens zijn, maar in deze vorm blijft de aangenomen waarde van authenticiteit op het vlak van een axioma steken. Bewijs ontbeert waarmee hij hard maakt dat we werkelijk beter van individualisme zijn geworden. De enige verklaring die hij geeft voor het ontbreken van bewijs, is dat hij zich slechts bezig houdt met het ontsluieren van het debat en in dit werk geen tijd en/of plaats heeft voor een historische uiteenzetting van de voordelen van individualisme. Dit alles wil niet zeggen dat Taylor ongelijk heeft wat betreft de waarde van individualiteit de andere problemen. Het is alleen een zwak punt in zijn redenering.

Over de positie van Taylor in het debat kunnen wij minder kort zijn. Ongeacht welk probleem laat Taylor weten dat hij noch voorstanders, noch tegenstanders geheel steunt of niet. Systematisch neemt hij stelling tegen beiden en hun streven naar of ontdoen van ontaarde vorm van de malaises van de moderniteit. Taylor is anders dan zij die voor het bewaren en ontwikkelen van de geaarde vorm zijn, ofwel de middenpositie. Toch kan men hem scharen onder de noemer van de moderne Frankfurter Schule en daarmee vooral als oppositie van de postmodernen zien. De ontleende denkwijze en methode van Taylor zijn niet expliciet in de tekst vermeld, maar zowel vorm als inhoud van Taylor’s boek passen in deze traditie. Kenmerken die overeenkomen met de Frankfurters volgen hieronder (Voor kenmerken zie: Stoerig (1990(1959), deel 2, p.298-299). De vorm van de “Malaise van de Moderniteit” is duidelijk een ‘Frankfurterse’. Het boek is kort, bondig en in vrij toegankelijke bewoording geschreven. Het is niet zo dat alle geschriften in de traditie van de Frankfurter Schule kort en bondig waren, denk alleen al aan de ondoorgrondelijke geschriften van Juergen Habermas, maar het idee bestond dat de wetenschap in dienst van verbetering van de samenleving zou moeten worden gesteld. Door relatief simpel te schrijven geeft Taylor hieraan gehoor.
Inhoudelijk is meer van Frankfurter Schule terug te vinden. Ten eerste ontwikkelen de problemen die Taylor beschrijft zich van een staat van ‘op zich zijn’ tot een staat van ‘anders zijn’, waarbij de nadruk ligt op de verschuiving van de vorm naar de inhoud van een ding. Hij laat het accent van het ideaal van de zelfverwerkelijking verschuiven van louter de vorm waarin dat behoort plaats te vinden en waarbij bij de invulling daarvan rekening wordt gehouden met significante anderen, naar een individualisme dat puur inhoudelijk gericht en geïnternaliseerd is. Deze dialectiek vindt men terug in de werken van Georg Hegel. Hegel heeft samen met Marx grote invloed gehad op de Frankfurter Schule. Het is niet duidelijk of Taylor de tegenstellingen zich laat ‘aufheben’ zoals zij dit bij Hegel doen. De hoop op verbetering van de samenleving blijft bij Taylor bestaan, net als bij de Frankfurter Schule, maar bij ieder probleem blijft de strijd voortduren en de grens tussen de twee uitersten zich verleggen. De strijd kent wel een historisch verloop: nergens is het mogelijk terug te gaan naar de originele, vorige staat van de dingen. Taylor noemt deze voortdurende ontwikkeling niet negatief, omdat hoop op verandering blijft bestaan. Hiermee ontkent hij ook het bestaan van de gedachte van een “ijzeren kooi” bij Weber. De mens is in staat zijn omgeving te veranderen en praten over de problemen van de moderniteit vindt hierin haar zingeving. Dit punt deelt hij met de Frankfurter Schule Maar deze staat van voortdurende strijd laat bij de lezer, zoals eerder vermeld, een weinig bevredigend gevoel achter. Volgens Taylor is deze situatie onveranderlijk. Wij zijn dus gedetermineerd om eeuwig met elkaar te strijden, geweldadig of niet, maar hoop op verbetering blijft bestaan. De eeuwige strijd tussen twee uitersten doet overigens denken aan het principe van Yin en Yang uit de oosterse filosofie. Of hij hierdoor beïnvloed is, is niet duidelijk.

Tenslotte probeert Taylor met wetenschap de samenleving te verbeteren. Dit is één van de voornaamste standpunten van de Frankfurter Schule. Hij probeert zijn gedachten te verbinden met praktisch handelen, dat in dit geval een open discussie betekent over de toepassing van de rede ten behoeve van de vrijheid van het individu. Maar anders dan bijvoorbeeld Juergen Habermas, filosoof in de voetsporen van de Frankfurter Schule, ziet Taylor geen vreedzame oplossing. Habermas stelt dat de in conflict verkerende moderne wereld zich kan verzoenen door communicatief te handelen, waarin iedereen het met elkaar eens wordt (Stoerig (1990(1959), deel 2, p.301). Net als Habermas probeert Taylor een aantal conflicten in de moderne wereld tegen te gaan middels communicatief handelen, namenlijk door zelf communicatief te handelen via het schrift, en door het ontaarde individu weer in dialogisch contact brengen met significante anderen. Maar de oplossing die Taylor schetst, is niet een vreedzame samenleving, maar een voortdurende strijd is tussen geaarde en ontaarde vormen van dingen. Taylor verschilt in de afwezigheid van een vreedzaam bestaan met de traditie van de Frankfurter Schule, hoewel ‘strijd’ door Taylor nergens expliciet in de betekenis van ‘geweldadig’ wordt gebruikt.

Met deze drie invloeden kan Taylor in de traditie van de Frankfurter Schule geplaatst worden en dus ‘modern’ genoemd worden. Zijn positie in het (post)moderne debat is niet een nieuwe, naar moderne. Als wij de positie van Taylor naast die van de postmodernen leggen, dan zien wij dat op vrijwel alle punten hun mening niet deelt. Taylor pleit voor de ‘Verlichtende’ rol van de rede en tegen fragmentarisatie van de samenleving. Alleen de gedachte over het falen van de totale theorie, het metaverhaal, deelt hij met de postmodernen. Maar met het falen van het communisme kan Taylor dit punt ook nauwelijks meer verdedigen. Wellicht dat Taylor in het licht van het falen van het metaverhaal de ontwikkeling van de samenleving wel een richting, maar geen afloop geeft. Hoe het zij, Taylor kan dus, in tegenstelling tot zijn eigen positionering, geenzins een positie zetel in het debat toebedeeld worden. Vanwege zijn ideëen over het verband tussen rede en vrijheid en zijn beïnvloeding door de Frankfurter Schule kan hij niet anders dan een verdediger van de moderniteit genoemd worden. Zelfs de vorm waarin hij schrijft getuigd hieraan. Met het schrijven van de “Malaise van de Moderniteit” is Taylor dus een moderne wolf in schaapskleren in het debat over de huidige cultuur gebleken.



Literatuur:

Best, S./Kellner, D., “Postmodern Theory: critical interrogations”, The Guilford Press, New York (1991)
Stoerig, H.J., “De geschiedenis van de filosofie”, Uitgeverij Het Spectrum, Utrecht (1990 (1959))
Taylor, C., “De malaise van de moderniteit”, Kok Agora/Peckmans, Kampen (1998 (1991))
Met citaat reageren
Oud 15-07-2004, 15:24
Blitzkrieg Bop
Avatar van Blitzkrieg Bop
Blitzkrieg Bop is offline
Oke, leuk idee inderdaad. Mijn probleem is dat ik werkstukken nooit zo kort kan houden. Ik heb geen korte boekbesprekingen liggen helaas.
__________________
vive la feast!!
Met citaat reageren
Oud 15-07-2004, 16:01
Verwijderd
Citaat:
Blitzkrieg Bop schreef op 15-07-2004 @ 15:24 :
Oke, leuk idee inderdaad. Mijn probleem is dat ik werkstukken nooit zo kort kan houden. Ik heb geen korte boekbesprekingen liggen helaas.
Dan <CTRL>C, <CTRL>V je toch gewoon een stuk uit een werkstuk, waarin je een boek behandeld. Alle beetjes zijn welkom.
Met citaat reageren
Oud 15-07-2004, 16:06
Blitzkrieg Bop
Avatar van Blitzkrieg Bop
Blitzkrieg Bop is offline
Citaat:
alluman schreef op 15-07-2004 @ 16:01 :
Dan <CTRL>C, <CTRL>V je toch gewoon een stuk uit een werkstuk, waarin je een boek behandeld. Alle beetjes zijn welkom.
Ik zal binnenkort wel even kijken of ik wat interessante stukjes heb. Ik heb alleen nooit echt afzonderlijke boeken besproken, maar meer hoe bepaalde denkers over bepaalde onderwerpen dachten.
__________________
vive la feast!!
Met citaat reageren
Advertentie
Reageren

Topictools Zoek in deze topic
Zoek in deze topic:

Geavanceerd zoeken

Regels voor berichten
Je mag geen nieuwe topics starten
Je mag niet reageren op berichten
Je mag geen bijlagen versturen
Je mag niet je berichten bewerken

BB code is Aan
Smileys zijn Aan
[IMG]-code is Aan
HTML-code is Uit

Spring naar

Soortgelijke topics
Forum Topic Reacties Laatste bericht
Verhalen & Gedichten Jouw ambities op literair gebied
Lilium
96 29-07-2008 17:13
Psychologie Het grote lucht je hart topic #53
coopergirl
488 20-03-2006 18:52
Huiswerkvragen: Klassieke & Moderne talen Jonge Nederlandse Joodse schrijvers?
JoV
9 08-01-2006 16:24
Levensbeschouwing & Filosofie Het Huntington-Fukuyama debat
Verwijderd
28 25-07-2004 12:48


Alle tijden zijn GMT +1. Het is nu 10:29.