|
Dwalend liep ik door de straten van het verlaten dorpje. Het was koud, logisch voor zo’n typische winterdag. De straatstenen waren glad en de bomen waren wit van de sneeuw. Hier en daar stonden lachende sneeuwpoppen langs de weg, elk met een hoge zwarte hoed en een winterwortel als neus. Een flauwe glimlach ontglipte mij terwijl ik mijn vingers langs één van de poppen liet glijden, kleine stukjes samengedrukte sneeuw dwarrelden naar beneden.
Aan weerskanten van de straat stonden huizen, ze waren druk versierd met allerlei kerstdingen. Lichtslingers, kerstkransen, kaarsen en kerstmannensokken, te mooi om op te noemen. De twinkels weerkaatsten zich in mijn ogen en werden omgezet in tranen. Deze schoonheid deed me zoveel pijn. Alle gebeurtenissen hadden zoveel groeven achtergelaten in mijn hart, dat het bijna onmogelijk werd om te kloppen. Langzaam druppelden de tranen over mijn wangen om neer te komen in de koude sneeuw. Mijn handen waren bevroren en mijn blote voeten voelde ik bijna niet meer. Waarom had ik geen kerstmis dit jaar? Ik had toch niets verkeerds gedaan?
Nog steeds dwalend liep ik een zijstraat in. Ook daar was alles versierd, ik leek er niet vanaf te komen. Plotseling vloog er een sneeuwbal vlak langs mijn gezicht.
“He, joh! Uitkijken!” riep een kinderstem.
Ik had niet eens de kracht om me om te draaien en te kijken wie het was. Eigenlijk kon het me helemaal niets schelen. Alles was van me afgenomen. Ik had geen leven meer, helemaal niets. Hetgeen dat overgebleven was, was mijn eigen lichaam. Koud en vol van verdriet en pijn. Ik dacht terug aan de afgelopen paar dagen. Mijn vader was vrolijk en gelukkig geweest, ik hoopte toen dat het te maken had met de kerstdagen die eraan zaten te komen. Nu wist ik dat het daar niets mee te maken had. Mijn vader had een nieuwe vriendin, een hemels mooie vrouw, maar zo diep verrot van binnen. Hij zag het niet, hij was verliefd. Met haatdragende ogen had ze mijn kant opgekeken. En met haar krakende stem had ze gevraagd of ik nou die dochter was waar hij het zo vaak over had. Ik had haar aangekeken met open ogen en mond. Hoe kon hij zo’n vrouw mee naar huis nemen, iemand die zo anders was dan mijn moeder? Ik dacht nog verder terug, aan het moment dat mijn moeder overleed. Het was enkel een jaar geleden….
“Meisje, zorg je goed voor jezelf?” vroeg een fluisterende stem.
Ik staarde naar mijn moeder alsof ik haar niet kende. Ze deed zo vreemd en ze zag er zo slecht uit. De wallen onder haar ogen waren donker gekleurd en de rimpels waren in twee dagen vertienvoudigd. Met tranen in haar ogen keek zij terug.
“Lieverd, het spijt me dat ik niet bij je kan blijven.”
Een pijnlijke hoest volgde en ik hield het witte doekje, wat ik van de dokter had gekregen, voor haar mond. Toen ik mijn hand weer terug trok zag ik dat het doekje onder het bloed zat. Ik wist dat het niet goed met haar ging, ik wist ook dat ze stervende was. Maar dat alles zo snel zou gaan deed me onbeschrijfelijk veel pijn.
“Huil maar meisje, het is niet erg” fluisterde ze.
“Mamma, het is wel erg. Wat moet ik nou zonder jou, het is verdomme kerstmis!”
Mijn vader kwam de kamer binnenlopen en sloot zijn armen stevig om me heen. Hij fluisterde vertederende woorden in mijn oor en kuste mijn haren.
“Rustig, schat, ik weet hoeveel pijn dit je doet” sprak hij.
Hoe kon hij dat nou weten, dacht ik bij mezelf, hij had zelf nog geen traan gelaten. Ik sloot mijn ogen en drukte mijn gezicht in zijn warme trui. Ik wilde er niets van weten. Mijn moeder mocht niet doodgaan, het was nog veel te vroeg.
“Pappa,” snikte ik. “het is kerstmis, waarom gaat mamma dan dood?” vroeg ik hem.
Ik hoorde hem slikken en voelde hoe sterk hij naar woorden zocht. Ondanks zijn stille verdriet merkte ik hoeveel pijn het hem deed. Hij verloor zijn vrouw, op eerste kerstdag.
Ik liet mijn vader weer los en keerde me tot mijn moeder. Het leek wel alsof ze in die paar minuten er nog meer op achteruit was gegaan. Ik reikte naar haar gezicht en liet de rug van mijn hand langs haar wang glijden.
“Mamma, ik houd van je” fluisterde ik.
Ik boog mijn lichaam naar voren en zoende haar op haar kleine lippen. Ze voelden koud aan en ik wist dat het niet lang meer zou duren. Uit angst om haar te verliezen pakte ik haar hand vast en drukte die stevig tegen mijn borst aan. Hij trilde en voelde eveneens koud aan. Een glimlach verscheen op haar gezicht en haar ogen gingen langzaam dicht. Haar hand lag nog maar slapjes in die van mij en ze liet haar hoofd naar links glijden.
“Ik houd ook van jou” fluisterde ze.
Er ging een steek door mijn hart. Mijn lichaam rilde en mijn hart leek wel te stoppen met kloppen. Ik sloot ook mijn ogen en liet me voorover vallen. Haar laatste woorden waren gericht tot mij. Ze hield van me. Het overviel me als een ware gloed, alsof de zon ineens ging schijnen, op eerste kerstdag.
Mijn vader kwam naast me staan en legde zijn hand op mijn schouder. Voorzichtig wreef hij ook een beetje over mijn rug heen. Toen ik mijn hoofd ophief zag ik een traan uit zijn oog rollen. Hij kneep zijn lippen samen en probeerde een geruststellende glimlach te geven.
“Ik houd ook van jou pap” fluisterde ik door mijn tranen heen.
“Och, meisje toch, kom hier” reageerde hij en gebaarde dat ik op moest staan.
Ik gehoorzaamde en liet me in zijn armen storten. Zijn greep was stevig en ik voelde me veilig. Hoewel ik mijn moeder nu al vreselijk miste wist ik dat ze nu geen pijn meer hoefde te hebben. Al die jaren hadden haar helse pijnen bezorgd, gelukkig was ze daarvan verlost.
…..Nu, precies een jaar geleden, liep ik over straat. Zonder vader, zonder moeder. Wat moest ik nou? Ik had niet eens schoenen aan, alles had ze van me afgenomen. Ik vervloekte haar, zij had mijn vader niet verdiend. En dankzij haar was hij mij helemaal vergeten.
Ik pakte een handje sneeuw van de grond en gooide het naar de kinderen die mij voorheen bekogelden. Tot mijn verbazing raakte het één van de jongetjes.
“He, joh! Uitkijken!” riep ik er achteraan.
Het jongetje keek boos achterom, kijkend wie er een bal naar hem durfde te gooien. Toen hij mij zag draaide hij zich snel weer om en liep naar zijn vriendjes. Fluisterend over een plannetje om mij terug te pakken. Ik glimlachte en liep door. Zodra zij het koud zouden krijgen konden ze naar binnen. Lekker bij de kerstboom zitten, met heerlijke gebakjes en warme chocolademelk.
Toen ik daar aan dacht begon mijn maag direct te rommelen. Als sinds vanochtend had ik niets gegeten, maar hoe kon ik weten dat ik tegen het avondeten het huis uit zou worden gegooid? Die heks wilde het kerstdiner alleen met mijn vader delen, ik mocht daar niets van hebben. Haar letterlijke woorden waren….
“Deze kerstavond moet gezellig worden, daar hebben wij jou dus niet bij nodig!”
Ik keek haar aan met open mond.
“Hoe kun jij mij, sterker nog, hoe durf jij mij het huis uit te zetten?” vroeg ik haar.
“Oh, dat is niet zo moeilijk hoor. Ik en jouw vader hebben alleen maar last van je, dus het is echt beter als je verdwijnt. Morgen mag je weer terug komen” antwoordde ze.
Hoe ze daar stond, walgelijk. Met de ovenschaal in haar handen en een vieze grijns op haar barbiegezicht. Mijn vader was niet aanwezig, anders had hij er vast wel wat van gezegd.
“Jij hebt helemaal niets te zeggen over mij en ik ben niet van plan om te vertrekken. Kerstmis hoort inderdaad gezellig te zijn, dus lijkt het me logischer als jij verdwijnt!”
Haar ogen werden groter en spoten haast vuur.
“Hoe durf jij zo tegen mij te praten, verwend nest!” schreeuwde ze.
“Dat is niet zo moeilijk hoor!” kopieerde ik haar eerder gezegde woorden.
Nu werd ze echt boos. Ze wierp de ovenschaal op tafel en kwam dreigend naar me toe lopen. Met grote passen bewoog ze zich voort en toen ze pal voor me stond hief ze haar hand. Met een snelle beweging kwam die terecht op mijn linker wang. Dit had ik niet veracht, ik bracht mijn hand naar mijn wang en wreef er zachtjes over.
“Vuil rotkind dat je bent, wegwezen! Weg uit mijn huis!” riep ze nijdig.
Ik begon te huilen en ik kon door de brok in mijn keel bijna niets meer uitbrengen. Hoe kon het zo gekomen zijn dat zij de baas over mij kon spelen? Waar was mijn vader als je hem nodig had? De tranen dropen mijn nek in en ik begon te trillen.
Het monster voor me greep me bij mijn pols en trok me mee. Bij de voordeur aangekomen sleurde ze me de veranda op. Slepend door de koude sneeuw liep ze naar het hekje aan het einde van de voortuin. Met een krakend geluid opende het hekje en met een doffe klap belandde ik erachter.
“Ik weet het goed met je gemaakt,” siste de vrouw. “blijf maar voor altijd weg.”
Ik kon geen woord uitbrengen, alles stond stil. Hoe kon deze vrouw zo harteloos zijn? Zo door en door slecht van binnen, dat je iemand op kerstavond op straat kon werpen. Met natte ogen staarde ik haar na, terwijl zij het huis weer in liep. De deur werd met een lawaai dicht gegooid en ik besefte dat ik nu echt alleen was.
…..Ik negeerde mijn rommelende maag, want hoe meer ik er aandacht hoe meer herrie die ging maken. Nog steeds op blote voeten slofte ik verder. Het was opnieuw begonnen met sneeuwen en de huizen werden voor de zoveelste keer ondergedompeld in een dikke laag. Mijn haren waren ook wit, zo goed als bevroren.
Nadat mijn vader die vreselijke heks had leren kennen, waren we hier komen wonen. Ik had niet goed de tijd gekregen om mensen te leren kennen, de reden waarom ik nu nergens heen kon. Familie had ik niet meer, opa’s en oma’s overleden, tante’s en ooms had ik nooit gehad en broertjes en zusjes ook niet. Nu mijn moeder ook al uit mijn leven was verdwenen had ik simpelweg niets meer over. Het deed me pijn, maar ik moest het accepteren.
“Lisa,” riep plotseling een stem.
Ik draaide me om en keek recht in de ogen van onze krantenjongen. Verbaasd door zijn plotselinge verschijning kon ik voor enkele minuten niets uitbrengen. Het was een mooie jongen, zijn ogen straalden warmte uit en zijn glimlach gaf me kriebels.
“Wat doe je hier zo alleen op straat?” vroeg hij met de mooiste stem die ik ooit gehoord had.
“Uhh,” stamelde ik. “lopen.”
Ik had geen idee waarom ik niet gewoon vertelde wat er aan de hand was. Misschien was het zijn oogverblindende schoonheid, misschien was het wel gewoon omdat ik zijn mooie kerst niet wilde verpesten met mijn verrotte leven.
“Lopen?” herhaalde hij mijn woorden.
Ik knikte en wendde mijn blik af. Ik wilde niet dat hij zich ermee zou bemoeien. Ik had niets te maken met hem en hij niet met mij. Waarom zou ik hem belastten met mijn problemen? Het zou zijn kerstmis er niet beter op maken. Dan zou ik precies hetzelfde doen als de vriendin van mijn vader had gedaan; iemands kerst ruïneren.
“Thomas, kom naar binnen. We gaan eten!” riep een zware stem.
Ik keek langs de krantenjongen, die schijnbaar Thomas heette, en zag een dikke man in de deuropening staan van een groot huis.
“Uh, ik moet gaan. Fijne kerst” zei hij snel, draaide zich om en liep naar binnen.
Wederom alleen bleef ik achter. Hij ging nu lekker uitgebreid eten, waarschijnlijk met de hele familie. Daarna zouden ze cadeautjes uitpakken, rond de kerstboom, en dan allerlei mooie kerstliedjes zingen.
Ik liet me op de grond zakken en leunde tegen de stenen muur aan. Wat zou hij het gezellig hebben, dacht ik. Ik keek om me heen, maar er was helemaal niemand in de buurt. Mijn benen waren omringd door sneeuw en mijn handen lagen bewegingsloos op mijn schoot. Dit was het dan, dacht ik. Ik zat hier, helemaal alleen, met een rommelende maag, blote voeten en een vermoeid lichaam tegen een ijskoude muur, dromend van een grote tafel gevuld met lekker eten. Naast die tafel stond een kerstboom met wel duizenden lichtjes erin, die elk schenen van blijdschap en geluk. Lachende mensen die met het grootste plezier de cadeautjes uitpakten, keurig op naam gesorteerd.
Ik was te moe geworden, moe van het hunkeren naar mooie dingen. Verlangen naar een bevredigende kerst. Ik liet me onbewust op de grond vallen en lag nu, opgerold tot een balletje, in de witte sneeuw. Ik voelde het ijs tegen mijn wang, zo koud dat het brandde. Opnieuw begonnen de tranen in mijn ogen, één voor één verdwenen ze in de sneeuw. Mijn adem maakte korte en kleine stoomwolkjes. Ik voelde alles koud worden, zo koud dat ik ze op een bepaald moment helemaal niet meer voelde. Waarom lag ik hier? Wat had ik misdaan? Ik had er geen antwoorden op en eigenlijk wilde ik er ook helemaal niet aan denken. Het enige wat ik wilde was weg van hier. Zo ver weg dat ik het verdriet achter me kon laten.
Ik sloot mijn ogen en dacht aan mijn moeder. Ze keek me lachend aan en reikte haar hand uit. Hoewel ik voorheen geen kracht meer had om op te staan krabbelde ik nu gemakkelijk overeind. Ik zweefde naar haar toe en ze sloot haar warme handen om mijn lichaam. Ik voelde mijn hart en geest verwarmen, alles voelde ineens zo intens gelukkig, het was zo mooi. De schoonheid van kerst had mij toch weten te bereiken, via mijn moeder.
Ik staarde voor een lange tijd naar haar en besefte dat ik niet meer in de sneeuw lag. Ik was bij mijn moeder en zat onder de kerstboom. Samen vierden we kerst, met lekker eten en cadeautjes. Ik had mijn kerst gekregen, de mooiste kerst die er bestond. Kerst vol van liefde en geluk, kerstmis in de hemel…
__________________
Schrijven is georganiseerde spontaniteit!
|