Advertentie | |
|
10-04-2008, 12:55 | |
Hm, ik denk dat de jambe op zich wel klopt, maar dat het gewoon niet helemaal regelmatig is. Redelijk wat stille heffingen, voor zover ik kan zien (=lettergrepen die volgens het metrum beklemtoond zouden moeten zijn, zijn onbeklemtoond).
__________________
Als je luistert naar de wolken, als je luistert naar de wind
|
10-04-2008, 18:19 | |
Er zit geen metrum in. Als je hem overdreven jambisch uitspreekt merk je dat het niet klopt.
Heel veel beeldspraak zit er niet in.. Ik heb niet het idee dat er erg lang over dit gedicht is nagedacht, als er al iets inzit van alliteratie of assonantie of iets dergelijks, zal dat vast niet met opzet zijn gebeurd.
__________________
Lief zijn!
|
13-04-2008, 15:47 | ||
Verwijderd
|
Hierbij mijn beloofde analyse…
Citaat:
Dan is het nu tijd voor het rijm. Er is inderdaad sprake van omarmend rijm: ABBA. Omarmend rijm is typerend voor liefdesgedichten (het wordt niet voor niets ‘omarmend’ genoemd), wat in mijn ogen erg belangrijk kan zijn voor de interpretatie van het gedicht. In dit geval is er nog iets bijzonders aan de hand: regel 6 en 7 rijmen op regel 1 en 4, waardoor het rijmschema er als volgt uitziet: ABBA, CAAC. Dit is echt wel iets bijzonders, waar we zeker niet aan voorbij mogen gaan. Verder is er hier en daar sprake van alliteratie, het duidelijkst op deze plaatsen: ‘want wat’; ‘door geen dood’; ‘Wij waren’; ‘blijven bestoken’; ‘beetje bij’; en ‘spoken / wij zijn nog lang niet met elkander klaar. Assonantie zien we in de volgende gevallen: ‘wordt nog’ [o]; ‘over je gesproken’ [o]; ‘wordt [..] grond’; ‘onze […] mond tot mond’; ‘want wat’; ‘ons bond’; ‘door […] dood verbroken’; ‘lijf […] blijven’; ‘wij zijn’. De meeste gevallen van alliteratie en assonantie hebben wat mij betreft niet een heel speciale functie, maar geven het gedicht uiteraard wel een zeker ritme. Een bijzonder geval is ‘mond tot mond’, omdat hier sprake is van repetitio (herhaling) en dus ook van alliteratie en assonantie. In dit gedicht spreekt het lyrisch subject (of het lyrisch ik) tot zijn overleden geliefde: de liefde gaat van mond tot mond, de band is nog niet verbroken; ze waren zo betrokken met elkaar, dat zij zowel geestelijk als lichamelijk nog met elkander verbonden blijven. Het thema van diepe verbondenheid en eenheid versus afscheid ziet men ook terug in de titel, die ‘ontmoeting’ en, als ik me niet vergis, ook iets in de zin van ‘weerzien’ betekent. Dit thema kan ook door vormelijke aspecten worden gemotiveerd: ‘mond tot mond’ rijmt op ‘bond’, maar ook op ‘grond’. Dit duidt op de liefde tussen het lyrisch subject en zijn geliefde (verbondenheid), maar ook op de vertering van haar (of zijn) lichaam (afscheid van het lyrisch subject, maar ook verbondenheid met de grond). Het moge trouwens duidelijk zijn dat ‘de grond’ een metonymie is (totum pro parte) en dat ‘onze liefde’ en ‘geen dood’ personificaties zijn. Ook in de tweede strofe vinden we vormelijke aspecten die dit thema motiveren: ‘betrokken […] blijven bestoken’ duiden ook op deze diepe verbondenheid, die ondanks de dood niet wordt verbroken. ‘Lijf en ziel’ is een oppositie die te maken heeft met de tegenstelling tussen verbondenheid en afscheid (merk overigens ook hier de personificaties op). We zien dus dat er voortdurend sprake is van opposities: leven versus dood, liefde versus dood, verbondenheid versus afscheid, lijf versus ziel. Ook in het gedicht zien we een tweedeling: het is in twee gelijke strofen verdeeld. Er zijn ook plekken waarop opposities worden ondermijnd: ondanks de dood gaat de liefde ‘van mond tot mond’ (een schijnbare tegenstelling tussen twee gelijke delen). Daarnaast is er in de zevende regel een pointe, hetgeen ook te zien is aan de komma, die het ritme van het gedicht onderbreekt: het lyrisch subject verlangt dat de geliefde bij hem komt spoken. Spoken, levende doden of dode levenden, ondermijnen de tegenstelling tussen leven en dood. Eigenlijk wordt in de rest van het gedicht ook al deze tegenstelling ondermijnd: ondanks de dood van de geliefde blijft de liefde nog steeds voortbestaan. Ondanks de dood wordt er nog altijd over de geliefde gesproken (merk op dat deze act van spreken op de poëzie zelf zou kunnen duiden!). De titel slaat waarschijnlijk ook op het verlangde spoken. Dit thema van omkeringen verklaart ook de omkering van het omarmende rijm: de beide strofen worden door één element, dat zich zowel aan de binnenkant als aan de buitenkant bevindt, met elkaar verbonden. Misschien verklaart het thema ook de enige echte antimetrie in dit gedicht: blijven. Dit woord krijgt zo namelijk extra nadruk. Ik zou nog wel uren hierover kunnen doorschrijven, maar ik heb hoofdpijn. Ik hoop door middel van deze korte, vlug geschreven analyse van de belangrijkste aspecten van dit gedicht duidelijk te hebben gemaakt dat het weldegelijk een metrum, stijlfiguren en beeldspraak kent. |
Advertentie |
|
|
|