hier het volgende deel dan maar
Als Aldor terug is bij zijn wachtpost zijn de ruiters al bij de Gouden Hal aangekomen. Aldor kan vanaf zijn plek zien dat ze ontwapend worden en dan naar binnen gaan. Een paar minuten gebeurd er niks, en dan komen er twee wachters naar buiten, die Gríma van de trap af gooien. Meteen daarna komt de Koning naar buiten, met een getrokken zwaard. Van zijn ziekte is niets meer te merken. Dat moest Aldor van dichtbij zien, ondanks dat hij zijn post niet mag verlaten zonder reden.
Ondertussen is er al een menigte nieuwsgierigen verzameld. Aldor wurmt zich naar voren om de slang op de grond te zien liggen. Zijn vader is er ook: hij was één van de wachters die Gríma van de trap af gooide. 'Dat moet goed gevoeld hebben' denkt Aldor bij zichzelf. De Koning haalt uit naar Gríma, maar hij wordt tegengehouden door een van de vreemdelingen. Gríma maakt zich meteen uit de voeten. Aldor heeft zijn zwaard al getrokken, om de slang die verantwoordelijk is voor zijn moeders dood voorgoed het zwijgen op te leggen, maar ook hij wordt tegengehouden. Als hij zich omdraait om te kijken wie dat deed, ziet hij een meisje staan. 'Als je hem neersteekt in koelen bloede, ben je net zo slecht als hij.' zegt ze. Daarna loopt ze weg. Aldor kijkt haar verbaasd na. Hij had haar nog nooit eerder gezien, ondanks dat hij al zijn hele leven in Edoras woont. En als hij haar een keer gezien had, dan was hij dat zeker niet vergeten, want ze was erg aantrekkelijk. Hij wou haar achterna lopen, maar ze was weg. 'Ze is vast een huis zijn binnengegaan' dacht Aldor bij zichzelf.
Die avond was de begrafenis van Prins Theodred. Aldor is ook aanwezig, iedereen was namelijk aanwezig. Aldor probeerde het meisje te vinden dat hij die middag was tegengekomen, maar hij zag haar niet staan. Wel zag hij zijn vader, die met drie andere wachten de baar droeg. De nacht erna gebeurde er niet veel bijzonders, maar de ochtend erop kwam Háma het nieuws rondbrengen dat Edoras geëvacueerd zou worden: iedereen zou naar Helm's Deep vertrekken. Vanaf dat moment wist Aldor dat het ernstig was, want zo'n evacuatie was niet meer voorgekomen sinds de Donkerlanders Edoras hadden aangevallen, acht generaties terug. Aldor spoedde naar huis toe. Zijn vader en zijn broertje waren al bezig met pakken. Aldor zorgte ervoor dat zijn zusje warm aangekleed was. Daarna trok hij snel zijn wapenrusting aan en gespte hij zijn zwaard om. Op dat moment kwam zijn vader zijn kamer binnen. Hij had een rond schild in zijn hand. 'Zoon' begon hij 'dit heb ik voor je uit de wapenkamer gehaald. Zoals je kunt zien, staat ons familiewapen erop: een wit paard met vier sterren. Je bent nu oud genoeg om dit te dragen. En als je achttien wordt, krijg je je eigen paard van me' Aldor pakte met trots het schild aan. Een schild met het familiewapen erop was in Rohan een bewijs dat een jongen een man was geworden. 'Ik zal U niet teleurstellen' zei hij tegen zijn vader. Daarna kreeg hij nog een mooi versierde dolk. 'Deze is nog van je overgrootvader geweest: hij wordt van vader op zoon doorgegeven. Nu is hij van jou.' Deze stak Aldor onder zijn riem. Toen ging de vluchtelingenkaravaan op weg.
De karavaan was erg lang en bewoog zeer langzaam, omdat er veel oude mensen en kleine kinderen bij waren. Aldor liep ergens achteraan, naast Aldréd en Aldwyn. Hij moest op zijn broertje en zusje passen, want zijn vader reed vooraan, in de lijfwacht van de Koning. Na een kwartier begon Aldwyn al te zeuren dat ze moe was en naar huis wilde, dus daarom gaf Aldor zijn schild aan zijn broertje en nam hij zijn kleine zusje op zijn rug. Nog een half uur ging er voorbij. Toen hoorde hij verderop in de rij wat rumoer. Aldor zette zijn zusje neer en pakte zijn schild terug. Toen ging hij kijken wat er aan de hand was. Hij zag één van de vluchtelingen op de grond liggen. Toen hij dichterbij kwam, zag hij dat het het meisje was dat hij die dag ervoor was tegengekomen. Ze was in een gat getrapt en greep naar haar voet. Toe Aldor haar voet onderzocht zag hij dat de voet gekneust was. Ondertussen kwamen er ruiters van vooraan de colonne terugrijden. Eén persoon stapte af en liep naar het meisje toe. Toen Aldor beter keek zag hij dat het een Elf was. Aldor had nog nooit Elfen gezien dus hij was behoorlijk onder de indruk, maar dat gold voor de meeste vluchtelingen. De Elf, die Legolas heette, pakte iets uit zijn zak en smeerde dat op de kneuzing. Daarna verbond hij de wond op een manier die een menselijke dokter nooit zou kunnen evenaren. Toen zei hij iets tegen Aldor, in het Elfs en met een geheimzinnige glimlach op zijn gezicht. Aldor had geen idee wat de Elf gezegd had, maar de Elf was alweer op zijn paard gestegen en weggereden voordat Aldor het kon vragen. Toen de Elf weg was hielp Aldor het meisje overeind. 'Ik ben Aldor' zei hij wat verlegen. 'Salvia' antwoordde ze. 'Doet het nog veel pijn?' vroeg Aldor toen. 'Alleen als ik erop loop, denk ik' Toen hield Aldor een ruiter aan, die zijn paard afstond aan Salvia. Daarna ging de karavaan weer verder. Vanaf dat moment waren Aldor en Salvia de hele tijd in gesprek, en Aldor wist in zijn hart dat dit het meisje was met wie hij de rest van zijn leven wilde doorbrengen.
Maar het gesprek werd ruw verstoord, want er begon paniek uit te breken vooraan in de karavaan. 'Wargs!' werd er geroepen, en 'We worden aangevallen!' Toen Aldor die gehate naam hoorde, trok hij zijn zwaard, pakte hij zijn schild van zijn rug en rende naar het geroep toe. Ondertussen werden er orders gegeven: 'Alle ruiters naar het hoofd van de colonne!' Aldor rende nog steeds: hij dacht alleen maar aan het doodmaken van wargs. Toen stond het paard van zijn vader ineens voor hem. Zijn vader zei tegen hem: 'De Koning zei: 'alle ruiters'. Jij hebt geen paard en bent dus geen ruiter. Zonder paard ben je ten dode opgeschreven tegen een warg!' Aldor schreeuwde: 'Kan me niet schelen! Die wargs hebben mijn moeder vermoord!' 'Aldor' antwoorde zijn vader rustig 'Je kunt nu niets doen. Zorg ervoor dat je broertje en zusje veilig bij Helm's Deep aankomen en laat die wargs aan de ruiters over.' Aldor zuchtte en boog zijn hoofd: 'Ja vader'. Toen wendde zijn vader zijn paard en gaf het de sporen.
De vluchtelingen waren in totale paniek weggerend: niemand lette nog op elkaar. Aldor kon zijn broertje en zusje niet vinden, maar hij zag wel Salvia hinken. Salvia had haar paard terug moeten geven aan de eigenaar, en begon door haar voet danig achterop te raken. Aldor sloeg haar arm om zijn nek en begon haar te ondersteunen, maar dit hielp niet veel. Al snel waren ze alleen. Toen hoorde hij gegrom achter zich. Hij keek om en zag een eenzame wargruiter snel op ze afkomen. Hoe was die langs de ruiters gekomen? De ork begon te schreeuwen. 'Achterblijverrrrs! De oude Snikrârz is dol op achterblijvers!' en toen tegen zijn warg: 'pak ze liefje, het eten is opgediend!' Aldor wist dat wegrennen geen zin meer had en maakte zich klaar voor de strijd.
wordt vervolgd
__________________
In war there is only one favorable moment. The greatest talent is to know it. - Napoleon Bonaparte
Laatst gewijzigd op 23-07-2005 om 18:56.
|