Oud 13-11-2008, 12:11
flyaway
Avatar van flyaway
flyaway is offline
(…)

De tweede grote liefde
Pas na een jaar vol ruzie kon Roosmarijn eindelijk weg thuis, naar één of andere grote stad, waar ze direct op de eerste avond opnieuw verliefd werd. Samen keken ze en lachten ze en praatten ze, en Roosmarijn probeerde uit te vissen of ze een potentiële kandidaat was, dat wil zeggen: of zij ook op meisjes viel, maar er was niets wat duidelijkheid gaf. Het meisje Hadja praatte niet over jongens, maar ook niet over meisjes; ze keek wel naar Roosmarijn, maar niet naar haar borsten.
Na die avond liep Roosmarijn op een wolken vloerkleed naar huis, waar ze erachter kwam dat ze haar sleutel binnen op tafel had laten liggen. Ze probeerde haar huisgenootjes wakker te bellen, wat niet lukte, en klom toen in de boom voor haar huis om de hele nacht wakker te blijven. Ze zag de sterren aan de hemel, die voor haar Hadja’s ogen weerspiegelden, ze zag een groepje jongens twijfelen of ze nu wel of niet naar haar moesten gillen – ze deden het niet – en ze maakte een enorme vlek-met-scheur in haar witte broek, maar het deerde haar niet. Ze zag de zon opkomen, een randje boven de huizen van de stad, en hoorde in haar hoofd de kerkliederen die haar ouders altijd voor haar gezongen hadden – de liederen die ze niet verstond, maar die toch in zekere zin een teken van haar veilige thuishaven waren.

Een week later kuste ze met Hadja, voelde ze het lichaam van een meisje tegen zich aan en voelde ze zich bevrijd van alle botte opmerkingen van haar ouders. Ze leerde hoe ze iemand lief moest hebben. Hadja was zacht en deed zacht, in tegenstelling, tot alle jongens die Roosmarijn ooit aangeraakt haden. En zij, ze verbaasde zich erover, ze had heus wel verwacht dat dit anders zou zijn, maar niet zó anders. Na die dag waren ze een begrip, Hadja en Roosmarijn. En na nog een dag belde Roosmarijn haar ouders, om te vertellen dat ze een vriendinnetje had. Hun antwoord loog er niet om: ze zeiden dat de prachtige bruinharige dochter van de mensen uit het grootste huis bij de hoogste boom, dat dat meisje, Fay, oftewel: Roosmarijns eerste grote liefde, dood gevonden was in een greppel, met bloedvlekken op haar gezicht, met haar eigen haren over haar borst gestrooid, dat ze de avond daarvoor gezien was terwijl ze hand in hand met een meisje liep, enkel de oprijlaan op, dat dit blijkbaar Gods wil was voor deze verraders: ‘Roosmarijn, op je drieëntwintigste zul je net zo eindigen als Fay heeft gedaan op haar drieëntwintigste. Je kunt naar ons terug komen, dan nemen wij je op in ons midden als de verloren dochter en we zullen met geen woord reppen over de vreselijke fout die je gemaakt hebt.’
Een enorme woede ontstak in Roosmarijn haar hart, omdat Liefde voor haar het hoogste goed was en omdat haar ouders daaraan tornden. Met ingehouden stem vertelde ze dat zij zou strijden voor haar eigen geluk, of dat nu met Hadja of met een ander meisje was of enkel met zichzelf, maar dat ze nooit, nooit op zou geven omdat haar ouders geloofden in de toorn van een onbarmhartige God. En toen hing ze op en huilde ze om haar eerste grote liefde die blijkbaar Fay had geheten en belde Hadja aan en vertelde ze haar het hele verhaal.En Hadja fluisterde haar de meest wijze woorden toe die ze tot dan toe ooit gehoord had, namelijk dat je beter kon geloven in jezelf dan in een God, en anders beter in de Liefde dan in een God en om je leven. ‘En mijn ouders zijn moslim en ik ook, maar voor ons is Allah niets meer dan de kracht van de liefde, die je altijd eerlijk moet behandelen. De Liefde bestuurt het leven en om je leven goed te kunnen leven, moet je dus altijd respectvol tegenover de Liefde zijn. Ik denk dat dat is hoe je in je leven moet staan, ook als je gekwetst bent voor iemand van wie je dacht dat ze de liefde van je leven was. De Liefde zelf kwetst niet.’
‘Bestaat de liefde van je leven dan?’ vroeg Roosmarijn toen, naïef als ze was.
‘Dat hangt er vanaf,’ zei Hadja. ‘Als je erin gelooft, dan ben je ook bereid om tot het uiterste te vechten voor iemand. En zo maak je van iemand van wie je alleen maar dacht dat diegene de liefde van je leven zou zijn, ook daadwerkelijk die liefde. Het is een profetie die zichzelf vervult.’
‘Dus je kunt van iedereen de liefde van je leven maken?’
‘Als je dat graag wilt, ja.’

Avonden later sliep Roosmarijn voor het eerst met Hadja in één bed. Ze voelde Hadja’s borsten, de stekelige haartjes in haar oksels en schaamstreek en ze werd er verzot op. Ze kroop boven op het meisje in haar bed, ze kleedde zich uit en genoot van Hadja’s blikken, die wel verlangend waren maar niet begerig, zoveel respectvoller dan de blikken van welk ander persoon dan ook. Hadja leidde Roosmarijns hand naar beneden, naar de plaats waar Roosmarijn als een gek naar verlangde. Een zacht briesje deed de gordijnen wapperen en de wierook oplaaien. En in die nacht, donker zonder sterren, verhieven Roosmarijn en Hadja het beminnen tot esthetiek, tot een kunstvorm.
Daarna viel Roosmarijn zachtjes in slaap, gewiegd door de armen van een meisje van wie ze godsgruwelijk veel zou gaan houden.

Hadja en Roosmarijn bleven maandenlang een begrip. Vergevingsgevind probeerde zachte lieve Roosmarijn om zich met haar ouders te verzoenen, maar die namen niet op of stopten met praten wanneer ze door liet schemeren dat ze nog steeds met Hadja was. Hadja werd degene die belangrijk was, niet meer Fay uit het grote huis of haar ouders of oudere zussen. En zo kwam het, dat Roosmarijn, het zwarte schaap van haar eigen familie, zich aan een ander meisje vastklemde dan zichzelf en dat ze na een jaar, drie manden, twee weken en nul dagen verlaten werd door datzelfde meisje. ‘Je bent lief, Roosje,’ zei Hadja met haar fonkelende ogen, ‘maar je klampt je aan me vast en het benauwt me. Ik wil ook de ruimte hebben om met mezelf bezig te zijn.’
‘Maar je zou toch de liefde van mijn leven worden? Ik heb er altijd voor gevochten en je zei dat dat het enige was dat ik moest doen!’
‘Lieve schat, je vergeet steeds dat jij niet de enige bent binnen onze relatie. Het was leuk, mooi ook, maar ik heb jou nooit gezien als de liefde van mijn leven. Je hebt wel kunnen vechten, maar het maakt niet uit. Het heeft ook nooit iets uitgemaakt.’
Daarna sliep klein Roosmarijntje zeventien uur en dertig minuten achter elkaar, op de seconde af. Ze dromde alles door elkaar heen: de sterren in de ogen van haar tweede liefde, de dinosauriërs die de boom voor haar raam plat liepen, dansen in een rokje zonder dat ze ondergoed droeg – alles was samengesmolten in een orgie van hallucinerende kleren, meer geluid dan haar oren aan konden. Ze wilde wakker worden, maar kon het niet; ze kneep haar ogen dicht, dacht dat ze ontwaakte, maar droomde nog, dat achter elkaar door en door alsof ze in de caleidoscoop van een kleuter was beland.
Na die zeventieneneenhalf uur werd ze wakker doordat ze om zich heen sloeg en de tranen over haar wangen rolden. Uren daarna nog dacht ze dat ze droomde, omdat het niet waar kon, mócht zijn.
Ze raapte zichzelf wel weer bij elkaar, oh ja, maar pas op het moment dat ze haar ouders belde om te vertellen dat ze geen vriendin meer had. Haar geloof in zichzelf was nog altijd zo sterk dat ze zich liever groot hield tegenover haar ouders dan dat ze huilend, met hangende pootjes aan hen toe zou geven. En het was op dat moment, vlak voordat ze de telefoon pakte, dat Roosmarijn besloot om voor zichzelf te vechten, omdat andere meisjes dat blijkbaar niet voor haar overhadden. Dus besloot ze om tijdelijk terug te gaan naar haar ouders, toen die vroegen of ze dat zou willen – maar onder de voorwaarde dat ze haar zouden behandelen als een mens, niet als lesbienne. En ze deden het, zíj wel; de jongens uit haar geboortedorp keken nog steeds even begerig naar haar lichaam, enerzijds omdat ze dat poppenmondje om hun vingers, om hun geslachtsdeel gesloten wilden zien, anderzijds omdat haar gezichtje te zacht was om niet vernietigd te worden. Maar Roosmarijn had geleerd van Hadja en van wat er met Fay was gebeurd: ze hief haar hoofd op, liep dwars door het dorp en voelde dat er naar haar gekeken werd. Ze stond op het punt om hen allemaal te verachten, maar Hadja’s wijze woorden kwamen haar hoofd in: altijd respectvol tegenover de Liefde zijn. Ze bedacht dat haat het tegenovergestelde van liefde was en dat ze de haat dus wel mocht verachten.
Ze weten niet beter, dacht ze, en ze liep door naar de hoogste boom in het woud om de hoek, om te kijken wat er van Fays kamer geworden was. Voor ze bij de boom was, zagen de ouders van haar eerste grote liefde haar al. ‘Hé, meisje!’ riepen ze, ‘jij bent Roosmarijn, toch? Wil je even binnenkomen?’
Ze nam het aanbod alleen maar aan omdat ze hoopte foto’s van Fay te kunnen zien, maar het huis toonde niets van de verloren dochter. Het deed Roosmarijn denken aan het huis van haar eigen ouders – nergens stond er een foto van haar, alsof de vragen gevreesd werden.
‘Ik ben ook lesbisch,’ zei Roosmarijn nog vóór ze een kopje thee met een koekje aangeboden had gekregen.
‘Hoezo, ook?’ Fays moeder, die zich had voorgesteld als Maria, draaide zich om. ‘Wie is er nog meer zo goddeloos dan?’
‘Uw dochter, toch?’
‘Fay is dood,’ zei Maria kil, ‘en zij is door dat meisje gedwongen. Mijn dochter is bij leven nooit verliefd geweest en al helemaal niet op een meisje.’
Dat was het moment dat Roosmarijn een tweede belangrijke beslissing maakte: dat ze nu niet in een land wilde zijn waar ook zulke mensen waren. Ze nam nog net haar jas mee, maar verdween toen voor voorlopig eens en altijd uit dat dorp. En nog geen vierentwintig uur later was ze plotseling in een Byzantijnse stad vol geuren en kleuren en ze keek haar ogen uit. Het water, de mensen herinnerden haar aan Hadja, aan wie ze in de trein zoveel had gedacht; ze had alle mooie momenten herbeleefd en nagedacht over de enige ruzie die ze ooit gehad hadden en die over iets heel futiels ging. Roosmarijn had tentamens gehad, ze was zo gestresst als een kip in een legbatterij en Hadja hield haar net iets te lang vast. Ze voelde zich plotseling benauwd en bedreigd en was om zich heen gaan slaan. Hadja had haar verbaasd losgelaten, maar niet gevraagd wat er aan de hand was – en dat was de druppel in Roosmarijns emmer geweest. Pas in die trein naar Ver Weg besefte Roosmarijn dat dat ook was hoe Hadja zich de laatste maanden gevoeld moest hebben: eenzaam en benauwd tegelijkertijd. Met dat besef vergaf ze Hadja direct, maar miste haar nog steeds, alsof haar been er afgehakt was. Het leek alsof hun telepathische ketting plotseling een schakel miste, eentje aan Hadja’s kant, omdat Roosmarijn er nog voor open stond. Dat alles overdacht ze terwijl het landschap aan haar voorbij trok en toen ze in die grote Byzantijnse stad aankwam, was haar verdriet om Hadja al bijna voorbij. In die stad liep ze een Duits meisje tegen het lijf – een Duits meisje dat daar al dagen rond bleek te dwalen en dat niet op meisjes viel, maar wel een type was waar Roosmarijn op viel. Jetta heette het meisje en ze vroeg of Roosmarijns ouders niet bezorgd zouden zijn. ‘Ze doen maar,’ zei Roosmarijn, ‘sinds ik hun vertelde dat ik lesbisch was, hebben ze enkel op mijn toekomst als helgerechtigde gewezen.’
Jetta keek verbaasd. ‘Er is toch niets strafbaar aan verliefd worden op een meisje?’
‘Volgens mijn ouders wel,’ zei Roosmarijn. ‘Ze noemen mij goddeloos, maar dat vind ik ook van hen. Een God die de Liefde tegenhoudt kan nooit goed zijn.
Zo liepen ze door die grote stad, twee ontheemde meisjes die niet precies wisten wie of waar ze waren, maar aan elkaar houvast vonden. ’s Avonds ging Jetta weg uit die stad – Roosmarijn voelde zich alsof ze de kans van haar leven had gemist, de enige weg om misschien nog in het paradijs te komen. Ze dacht nog steeds volgens de patronen die haar ouders haar hadden aangeleerd, met de tegenstelling tussen Goed en Kwaad, met een begin en een einde aan de wereld. Op geen moment, ook niet toen ze nog met haar samen was, had Roosmarijn zo verlangd naar Hadja’s armen om zich heen als op die eenzame avond, in een te grote stad met te veel mensen van wie ze er te weinig kende. En dus ging ze maar terug naar de jeugdherberg op de vijfde verdieping, met krappe krakende stapelbedden en uitzicht op de trambaan. Preuts kleedde ze zich stilletjes om in de badkamer, bang als ze was voor de andere mensen – misschien zagen ze iets aan haar, misschien verachtten ze haar evenveel als haar ouders hadden gedaan. Wat ze niet wist, was dat er maar één ongeschreven regel was onder al die jongeren uit al die landen die op vreemde, onbekende plaatsen samengekomen leken te zijn: wees lief voor elkaar, respectvol, zorg ervoor dat iedereen een leuke tijd heeft.
Een jongen hield Roosmarijn dan ook stil op haar weg terug uit de badkamer: ‘Heb je zin om met ons iets te gaan drinken?’ Maar ze wees het af, een smoesje dat ze moe was, veel had meegemaakt – en dat was natuurlijk ook zo, maar het was niet de reden dat ze niet mee wilde. Ze vervloekte zichzelf om haar lafheid, met Hadja’s stralende ogen in haar achterhoofd. Die stralende ogen wezen haar op de waarheid: dat jezelf vervloeken ook een blamage was, een belediging voor de Liefde, en dat de Liefde de bal altijd terug zou kaatsen.

Een jaar lang reisde ze zo door – uitnodigingen aannemend maar vaker afslaand, Hadja steeds minder in haar hoofd, haar eten betalend met soms het geld dat haar ouders voor haar hadden gespaard, soms het geld dat ze verdiende met minderwaardig werk. En in dat jaar leefde Roosmarijn niet alleen eenzaam, maar ook celibatair, zonder de hand van een meisje in haar nek en zonder haar eigen mond op een glad zacht voorhoofd.

(…)
Advertentie
Topic gesloten

Topictools Zoek in deze topic
Zoek in deze topic:

Geavanceerd zoeken

Regels voor berichten
Je mag geen nieuwe topics starten
Je mag niet reageren op berichten
Je mag geen bijlagen versturen
Je mag niet je berichten bewerken

BB code is Aan
Smileys zijn Aan
[IMG]-code is Aan
HTML-code is Uit

Spring naar

Soortgelijke topics
Forum Topic Reacties Laatste bericht
Verhalen & Gedichten [Verhalenwedstrijd] Vuur
flyaway
0 22-05-2012 23:14
Verhalen & Gedichten [Verhalenwedstrijd] De Verlorene Geliefde
flyaway
0 30-05-2009 21:51
Verhalen & Gedichten Verhalenwedstrijd - Van tweede naar eerste viool
Verwijderd
0 06-03-2006 19:35
Verhalen & Gedichten Verhalenwedstrijd: De mannen van steen.
Ieke
0 11-04-2005 18:51
Verhalen & Gedichten Verhalenwedstrijd: Als de liefde voor de maan gaat.
Ieke
0 05-04-2005 17:44
Verhalen & Gedichten Verhalenwedstrijd: Ogen
Ieke
0 31-01-2004 16:01


Alle tijden zijn GMT +1. Het is nu 15:23.