Hoi allemaal!
Ik open dit topic omdat de deadline van doemaardichtmaar alweer inzicht komt. Ik zou graag jullie mening willen hebben over wat ik wel of juist absoluut niet moet opsturen. Ik zal hier in dit topic een aantal gedichten posten. (Ik weet het, het zijn er nogal veel. Als je op één gedicht wil reageren maakt dat me ook al heel erg blij.)
Gedicht 1:
Wij zijn de nachtdieren van de ochtend
Dromers tellen dagen schapen,
maar hebben het geblaat niet nodig.
Ik praat, geproet, gewroet
in geheugen en gedachten.
Tot iemand lacht en het beeld valt, zoals
de doorgestaarde ruiten dat zouden doen,
stuk.
Als het donker wordt, wordt het donker
of misschien nog eerder in één keer zwart.
Dromen doven nooit zacht of voorzichtig.
Stil nu, de wereld probeert te slapen.
Dromers, goede nacht.
Gedicht 2:
Waar seizoenen beginnen
bedenk en verzin en schreef ik woorden
die eigenlijk nergens echt bij hoorden, zoals
winterwaterijswikkel of
zeilsportzeemansbikkel.
Om ze vervolgens te vergeten.
Ik heb spijt van het nemen van jouw tijd.
Gedicht 3:
Onze namen zijn als herfst
Wat ik wel weet, dat het koud is.
Dat het nieuws oud is en dat
onze namen nooit echt zullen rijmen.
Ik blaas wagonwolkjes stoom uit.
Mijn theorieën zijn verwaaid en heb ik
verdraaid tot de bladeren bloosden,
boos werden, rood werden en van ellende vielen.
Viel jij maar, maar je knieën knielen niet.
De grond is te koud om op terug te vallen.
Gedicht 4:
Van toen ik nog neuroot was
Het is altijd negatieve selectie.
Je selecteert; fout.
Ik ontweek alles -waar ik naar keek
was de grond en wat hoger was zag ik niet.
Alleen mijn schoenen waren nog waardig.
Je bijt niet van je (nagels) af.
Of toen ik nog een echte zenuwlijder was.
Ik verkaste mijn gedachten in hokjes en lijntjes
En verkraste theorie na theorie.
Als de wereld vergaat of valt,
of ten onder gaat in haar eigen succes,
was het tenminste voor niets.
Gedicht 5:
Liefste Maria,
Veel te veel brieven van mij, je zoon,
elke dag een nieuw goed voornemen.
Waar ben jij, is het ook zo koud daar voor november,
maar te warm met de kachel aan, tocht het ook
op de gang, waar jij bent?
In hoeverre bestaat er één plek voor alle gekken,
één voor de normalen, de slechten en voor mij?
Hoeveel truien draag je ’s nachts?
Is het kil daar, ben je stiller zonder mij,
of zwijg je slechts de tijd voorbij. Ben ik de enige zoon
die niet bij hem gekomen is? Ik had het voorgenomen.
Ik heb het koud en
warm jij je bij die gedachte.
Het blauw van je lippen staat je namelijk niet.
Nog wat korte gedichtjes:
Als mijn kat slaapt,
lijkt hij net
zijn kussentje.
_____
Waterpartij
en de kikkers
vierden feest.
_____
Voorstellen (van twee mensen)
Ik ben niet wie je denkt.
Ik stel me je anders voor.
Groetjes, Ekleor/ Roelke
|