Het was stil na de begrafenis. De hele familie van zowel Ronald als Lise waren gekomen om hun laatste eer te bewijzen.
‘Rotkanker.’, zei Ronald als antwoord op de zoveelste condoleance. ‘Ze was pas vijfenveertig.’
Lise’s moeder keek hem met betraande ogen aan. ‘Waarom moet ik mijn man én dochter overleven?’
Voordat Roland kon antwoorden kwam de begrafenisondernemer binnen. Hij vroeg om stilte en vertelde toen dat de overledene nog iets voor de nabestaanden had. Een scherm was in de aanliggende kamer opgezet. Roland knikte en leidde de families naar de kamer. Toen Lise’s gezicht op het scherm verscheen begon haar moeder gelijk weer te huilen.
‘Hallo iedereen.’, groette de toen nog levende Lise. Haar schedel was kaal van de chemokuren, en haar huid leek gelig. ‘Tenminste, ik hoop dat iedereen er is.’, voegde ze toe. ‘Want ik wil nog even iets kwijt voor ik jullie levens verlaat.’
‘Wist jij hiervan?’, vroeg Lise’s moeder aan Ronald, maar die antwoordde niet. Met een argwanend gezicht keek hij naar zijn vrouw op het scherm.
‘Ik ben als schoppertje ontstaan en geboren. Mama zei dat ik dat mijn hele leven zou blijven doen, maar helaas heb ik niet geschopt tot mijn zeventiende. Daartussen, vanaf mijn vierde jaar denk ik, waren mijn vaders handen. Over mijn lichaam, in mijn lichaam, als hij maar bevredigd werd. Maar ik was een lieve dochter om het toe te laten, en anders zou hij het de wereld wel vertellen. Zijn gebroken neus kwam niet van een dronkaard, maar door mijn voet, omdat hij een collega op mij wilde laten uitleven.’ Lise’s gezicht was vertrokken van woede. ‘Toen hij mijn broek voor de zoveelste keer naar beneden trok heb ik zijn neus kapot getrapt, hopend dat iedereen zou zijn wat een vuilak het was.’
Lise’s moeder piepte. Op het scherm ging Lise met een quasi luchtige toon verder. ‘Niet lang daarna ontmoette ik Roland. Perfecte, lieve Roland, die mij alles soms kon laten vergeten.’
Roland glimlachte schaapachtig. Het geroezemoes in de zaal werd weer minder.
‘Een jaar later, net achttien, vroeg hij mijn hand. Ik zei in mijn naïviteit ja, alles om van mijn vader af te komen. Wat ik niet wist was dat Roland de zoon van vaders collega is.’
‘Wat?’, fluisterde haar moeder onbegrijpend.
‘Mijn vader heeft Roland verteld dat hij alles met me mocht doen wat hij wilde. In ruil voor deze raad liet Roland mijn vader na een jaar rust weer bij mijn lichaam.’
‘O mijn god.’, zei Lise’s tante. Roland’s vader stond op en wilde weglopen, maar een neef van Lise hield hem tegen. Lise’s stem trilde toen ze verder sprak.
‘Omstebeurt ‘genoten’ ze van mijn lichaam. Geslagen werd ik alleen op plekken die niet zichtbaar waren. Het staat mij nu tegen dat ik nooit weg ben gegaan, ook al had ik geen middelen. Maar na het eerste ongeloof komt de staat van murw zijn weer snel terug. Het zou allemaal wel mijn fout zijn. Ik was opgelucht toen mijn vader op mijn dertigste werd doodgereden. Niet dat Roland hierdoor stopte. Als ik geen zin had maakte hij zin, als ik eerst wilde afwassen gooide hij de afwas kapot.’
Roland wilde ook opstaan, maar Lise’s moeder boorde haar nagels in zijn pols. ‘Jij blijft hier.’, siste ze met ogen vol woede en verdriet.
‘Maar toen kwam kanker ertussen. Later bleek dat ik er van mijn zesendertigste mee heb rondgelopen, maar ik mocht nooit naar de dokter. Ik denk dat het een teken was dat de kanker in mijn baarmoeder zat, zo heb ik gelukkig nooit zwanger kunnen worden.’ De tranen gleden over Lise’s wangen.
‘Op mijn veertigste, bij een geheim uitstrijkje, werd kanker geconstateerd. Sinds dat moment hoefde Roland me niet meer, en ik was er blij om. Ik omarmde de kanker als verdediging, en volgens mij ben ik de enige persoon op aarde die geen pijn leed door kanker.’ Lise slikte wat tranen weg en haar moeder verslapte even haar greep.
‘Het spijt me mam.’, vervolgde Lise met een bibberende stem. ‘Maar ik wil zonder deze mentale tumor sterven. Ik geloof niet in God, maar als er toch een hemel en een hel zijn zal ik naar de diepste krochten gaan om bij mijn vader te spoken. Ik moet zo gaan, Roland kan elk moment thuis komen. Ik houd van je mam, ik houd van onze hele familie. Ik houd ook van jou Els, ook al leef je met monsters.’
Roland’s moeder werd lijkbleek. ‘Sorry meisje.’, fluisterde ze als een mantra. ‘Sorry meisje, sorry.’
‘Zie maar wat jullie met Roland en Jan doen.’, zei Lise met een vastere stem. ‘Ik ben nu van ze af.’ Ze glimlachte, zwaaide nog even en toen werd het scherm zwart.
Kreten van verontwaardiging en ongeloof stuiterden tegen de muren van de normaal zo stille kamer. Maar Lise rustte in vrede.
__________________
“I have a friend who is a stripper. You’re much happier than her.”
|