Houd goed uit elkaar:
Él es aburrido = hij (het, b.v. de cursus) is vervelend; als een soort van permanente kwaliteit.
Maar:
Él está aburrido = hij is verveeld -> hij verveelt zich; dat geldt voor het “nu”, maar morgen kan hij zich misschien wel weer prima vermaken.
Ella es alegre = zij is vrolijk (van aard).
Ella está alegre = zij is een vrolijke bui (van tijdelijke aard).
|